Reijnsburchs angier-hoff
(1641)–Anoniem Reijnsburchs angier-hoff– Auteursrechtvrij
[Folio O1v]
| |
TOe-hoorders al,, groot ende smal,, hier wel op let,
d'Wercken in't Sot,, dat is het Lot,, u voor-gheset:
Het Sotjen soet,, ons lacchen doet,, heeft voort-ghebracht,
Gheen Sotheyt u meer Sot, dan dat-men Sotheyt acht.
Komt al in't perck,, neemt hier op merck,, die lust te komen
Om dit te sien,, Noch sal gheschien,, al sonder schromen,
Een Tournoy-spel,, op't Water wel,, in't Sotte-kleedt;
Sonder verdrach,, op Saturdach,, dan herwaert treedt,
Ga naar margenoot+Na-middagh twee,, de Schuyten ree,, hier sullen legghen:
Van Silver schoon,, een Prijs tot loon,, sonder we'er-segghen,
Een Sotje wint,, dit wel versint,, die het doet best.
Dus komt vry voort,, dit siet en hoort,, want 'tis voor 'tlest,
En Sondagh sal,, elck sijn ghetal,, van Prijsen krijghen:
Dus komt wat vroegh,, en tijdts ghenoegh,, en wilt niet swijghen
Te segghen voort,, die 't niet en hoort,, en niet is hier;
Dit is 'tversoeck,, uyt Liefden kloeck,, van 't Roo Angier.
Daniel van Ophooven,
'tKomt uyt den Gheest. |
|