Regenboog. Jaargang 1(1918)– [tijdschrift] Regenboog– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige [pagina 49] [p. 49] Uit: De bloem des doods Wie droefheid in zijn hart gestorven weet, En stille lacht waarom hij vroeger leed, Zal ééns een grootsch paleis zich bouwen Waarvan de koepel, als een omgekeer- de reuzenbloeme-kelk, in 't eind'loos meer Van Licht, de wolken zal zien blauwen. En als de morgend in de zonne danst Dan zal een kind, het blonde haar beglanst, Om elke zuil een roze leiden, En om paleis in avond-zoeten peis Zal zich in 't oostersch bloemen-paradijs Elk zieltje van zijn kleedje scheiden. Gelúkkig híj die zúlk een tuin bezit Waar elke witte roos om dood-zijn bidt En stilte en eenzaamheid zich schuilen; Gelukkig hij wiens zuivre ziel begrijpt De tijd waarin de roze-vruchte rijpt En dood met Leven dan kan ruilen. F. PAUWELS [pagina 53] [p. 53] Vorige