Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2008 (nrs. 123-125)
(2009)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 122]
| |
Graa BoomsmaGa naar eind●
| |
[pagina 123]
| |
Vandaag begint Abdou bij de linkerhand, die naar de woestijn wijst, en werkt dan via zijn arm naar de geplooide schouderpartij toe. Abdel zit rechts op de rug van de leider. Langzaam zakt hij naar beneden. De zon stijgt naar zijn hoogste punt. Hun schoonmaakmiddelen bestaan uit twee emmers, bezems, borstels, dweilen, plastic handschoenen en een bus bleekpoeder. Om de beurt halen ze schoon water uit de vijver midden op het plein. Daar strooien ze een beetje poeder in. Het is windstil en broeierig. Ze zweten. Ze zwijgen. Ze willen elkaar niets vertellen over hun voetballende zonen. Het luisterend oor van de leider is overal. Ze vermoeden dat er een Dienst tegen Dwarse Dromen in de hoofdstad opereert, die her en der mensen van hun bed licht. Abdou en Abdel hebben ook een droom: eens breekt de tijd aan dat ze zijn beelden niet meer hoeven schoon te maken, dan is er genoeg geld om de hele familie te kunnen onderhouden, maar nu zitten ze nog vast aan hem en betekent ophouden de strop, de kogel of het mes. Ze weten wat ze moeten doen, en ze weten wat ze moeten laten. Ze negeren het geronk van derdehands motoren, ze ruiken de benzinewalmen niet meer. Er is geen vuiltje aan de lucht. Ze eten hun middagmaaltje en drinken zoete thee. Vlak voor vijf uur moeten ze bij de voeten van de leider zijn aangekomen. Als alles goed gaat, zijn die voeten nog vóór zes uur brandschoon. Maar elders is er iets verkeerd gegaan. Afgelopen woensdag hebben Ahmad en Alaa' de beslissende uitwedstrijd in hun WK-kwalificatiepoule tegen buurland Cynisië met 3-2 verloren, ondanks dat ze allebei scoorden. Na de nederlaag zijn Ahmad en Alaa' niet naar de hoofdstad teruggekeerd. Het hele elftal is woensdagnacht van de aardbodem verdwenen. De vaders kennen de strafmaat. Wie niet goed schoonmaakt wordt eerst kort Amerikaans geschoren, wie niet wint krijgt om te beginnen zweepslagen op zijn voetzolen. Waar de straf ophoudt weten ze. De wedstrijd was doorslaggevend. Ook voetbal is een strijd op leven en dood. Sport verbroedert, zegt de leider. Abdou schrobt nu de bewerkelijke liespartij schoon, Abdel is afgezakt tot de knieholten. In hun donkere hoofd lichten af en toe angstvisioenen op, beelden die gaandeweg duidelijk worden, die ze nooit kunnen wegboenen, die hun armen dreigen te verlammen. Even voor zessen boenen ze gezamenlijk zijn voeten en is hun vrees vermoeide woede geworden. Waar zijn hun zonen, waar hebben ze die elf jonge mannen gelaten, wat doen ze met de bloem der natie? Het antwoord is bekend, daar hoeft niemand een woord aan vuil te maken. | |
[pagina 124]
| |
In de rust van de wedstrijd, toen zijn nationale elftal met 2-1 achterstond, had de zoon van de leider - die thuis via de televisie de wedstrijd volgde - opgebeld. In de kleedkamer stonden twee luidsprekers waardoor zijn stem versterkt en vervormd doorkwam. De elf jongens, de trainer en de drie reserves zetten hun theeglazen haastig neer, sprongen in de houding en salueerden. De stem van de zoon van de leider somde de tactische speelfouten op, schold de trainer uit voor slappe hoerenzoon, noemde de voetballers slome homo's en eiste een klinkende overwinning voor het vaderland. Maar de schrik was in minstens tweeëntwintig benen geschoten. Na de wedstrijd ging de deur van hun kleedkamer op slot. Op een speciale parkeerplaats in de catacomben van het stadion wachtte de spelersbus. Daarin zaten een paar gewapende reservelijfwachten van de leider.
De voeten van de leider zijn schoon. Hun wekelijkse beeldenronde zit erop. Abdou is doorweekt. Hij schuift de ladder in tot een draagbaar formaat en bindt de bezems eraan vast. Hij wacht op Abdel, die de andere schoonmaakspullen verzamelt. Dan horen ze vaag het geluid van sirenes. Die komen steeds dichterbij, overstemmen het verkeerslawaai op het plein en zwellen aan tot hun trommelvliezen lijken te scheuren. Ze drukken hun handen tegen hun oren en knijpen hun ogen dicht. Maar ze zijn gezien, ze zijn gehoord, ze ruiken de benzine al. |
|