Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 2008 (nrs. 123-125)
(2009)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
Jan BaekeGa naar eind●
| |
Het einde van de caféruzie met bijnamenIk ben dikker geworden, maar kan dat niet verklaren. Of het moet met eten en drinken te maken hebben, maar dat is niet waarschijnlijk. Ik las niet veel de afgelopen maanden en wat ik las was slecht geschreven, was uit woekerende woorden samengesteld, bijeengehouden door verwijzingen naar namen van amusementsprogramma's en ons bekende mensen. Wat nog klonk alsof het iets te zeggen had ging over kleine sterk vermagerde kinderen, in een dor en droog kamp met | |
[pagina 112]
| |
een allesoverheersend zwijgen dat net sterk genoeg is om je voor een half uur te beschermen tegen de dood van jezelf of van je broertjes en zusjes. Ik ben zieker geworden. Ik zag al die littekens en voelde dat er ook bij mij op dezelfde manier was ingehakt. Dat was vals en ook dat wist ik. Uiteindelijk kreeg ik de buikpijn en de bloedingen die bij afzijdigheid horen. En bij de dagen van tabak, toen het café nog brandde en Snijdertje zijn alles overstemmende gegil had opgestookt. Ik heb tegenwoordig meer last van mijn herinneringen. Ze steken vaker en langduriger en vertroebelen het zicht op jonge en nieuwe mensen. Ze maken zich meester van mijn dagelijkse gedachten. Het is er ook zo druk geworden, met al die vrienden, bazen, schuldeisers, geliefden; al die schaamte die in hun bijzijn ontstond en de kern werd van mijn onderdanigheid en falen. Kwam ik iemand tegen die de mijne worden kon, hing er een vriend aan, die niet wijken wilde, kreeg die vriend het hoofd, de stem van Snijdertje.
Er was weer eens iets met zijn vrouw of zijn dochters en alles en iedereen hadden de laffe lust gehad om hem voor gek te zetten. Het ergste was misschien wel dat een hond tegen de pijpen van zijn zondagse pak gepist had, al was het verlies van een goeie Engelse sleutel, net gekocht bij Jantje Snel, en van drie pakken zware shag even schrijnend en onrechtvaardig. Gotvernondeju brieste hij boven zijn bier en iedereen die binnenkwam werd geheel of half medeplichtig verklaard en gevraagd wat hem had bezield die vuige roddels rond te strooien of zo gefloten of geglimlacht te hebben dat de tieten van zijn vrouwvolk ongeremd hadden geantwoord door fier in het zicht te gaan staan. Zo was het Snijdertje. Tot hij, naar verteld, in drift en met een glas of vijf teveel in zijn scherpste schaar gevallen was. Niet zomaar. Er waren woorden geweest met Tonnie de Sexy en Zwart van de lamp. Anderen hadden er omheen gestaan, met argumenten natuurlijk. En bier. Het was zaterdagavond en uit de boxen schalde het geluid van negers. Daar ging het mis, daar ontbraken de namen en het fatsoen om aan jezelf te twijfelen. Negers zeiden ze nog een keer en Tonnie maakte wanhopige gebaren. Zwart van de lamp zette een zaterdagavondkeel op. Snijdertje ging daar nog dubbel en dwars overheen. Het werd pas rustig toen de ziekenbroeders alle drank hadden geruimd en met slappe koffie op de bank zaten en van zwarte muziek spraken. Woorden kwamen en gingen, net als fancy fair. Daar had ik geleerd dat er dikte bestond en het begrip zwar- | |
[pagina 113]
| |
te muziek, maar niet dat naast de mensen ook de tijd en de verlegenheid zouden verdwijnen, dat voor niets een goed woord bestond en dat iedereen dat wist. Ik had het de vrouw van Snijdertje in de oren gezongen, likkend en draaiend. Zoiets past in de aftiteling, maar slechts weinigen weten dat dit kan. Als ik het erin krijg heb ik het alleen gedaan. Dan zwaait er wat. Wie zal er terugzwaaien? | |
Het einde van een onopgemerkt levenHet is altijd weer verrassend te merken hoe succes veeleisend maakt. Die verrassing komt vooral omdat er niet vaak sprake is van succes en omdat die plotselinge behoefte aan eer en voorrechten snel vergeten raakt. Succes lekt snel weg in de constante stroom van nieuwe successen, andere banaliteiten, nieuwe natuurrampen en opschudding waar geld mee gemoeid is. Hiervoor vroeg het leven om doorzettingsvermogen of de moed alles op te geven, maar voor dat laatste was ik te laf. Het leven vroeg onmogelijke dingen, dingen die pijn konden doen, die je schaafwonden opleverden, maar het was een goed leven, een leven waarvoor de mens geschapen is. Ik had niet door hoeveel energie en moeite in die strijd was gaan zitten, tot het moment dat de strijd voorbij was. Ik ging zitten, keek om me heen en voelde me erg neerslachtig. Ik moest natuurlijk wennen aan deze kamer in het 7de, met uitzicht op de tuinen van het parlement. Morgenochtend sta ik op in deze luxe suite en dan waardeer ik de elegantie en de luxe die hier in elk detail uitzonderlijk goed getroffen is. Wanneer ik morgenochtend naar de groene leren bank kijk dan zal ik verliefd op haar worden. Maar 's ochtends leek de groene bank meer afgeragd dan gisteren en ik werd eigenlijk al te dik voor deze suite met vier nullen, die kenners voor me hadden uitgezocht. Er begon van alles af te breken. Een zijleuning liet van de bank los. Brandvlekken van sigaretten zaten op al het meubilair. De ramen stonden wagenwijd open en de winterregen sloeg ongenadig naar binnen. Maar het kamermeisje zette alles recht en de hotelmanager bleef lachen en regelen. Feestjes waren nooit een probleem. Ik leefde op roomservice. | |
[pagina 114]
| |
Het einde van de staande asbak met bijbehorende familieAl die kleine vreemde voorwerpen
de vertrouwde en grote trouwens ook
die ons nu en dan vergezellen
ons vergezeld hebben
en dan vergeten raken
tot we ons herinneren
dat we uit een tijd gevallen zijn
waarin die voorwerpen vanzelfsprekend waren
hertshoorn, croton, mouwophouders
rotan meubilair
een staande asbak
die naast de driezitsbank in de voorkamer stond
en voor eigen gemak
aan mijn ouders cadeau was gedaan
door een oom die tenminste
iets hoogs was bij Shell aan zijn auto te zien.
Hij had iets raars en wij vonden zijn
stem vreemd en toonloos
zeiden dit hardop
lieten merken
verder in de waarheid te durven gaan
dan onze ouders
met hun deels geleend, deels afbetaald verleden.
Er is veel dat om ons heen stond
zoals nu ook om ons heen staat
alles wat licht en warmte geeft
en nutteloze schoonheid verspreidt
en voorafgaat aan de kale plek
die achterblijft als al dat gesuggereerde
vergeven, afgeschaft, gesneuveld
en verdwenen is.
| |
[pagina 115]
| |
Geen van die voorwerpen
heeft ons iets te vertellen natuurlijk.
Ze verwijzen ook niet
naar een waarheid of een zinnebeeld
van dit of dat.
Ze waren hier
en wij stonden er omheen
om wat dan ook
en deden moeite te herkennen
wat ons leven voor de tijd betekende.
Maar de avond ging gewoon voorbij
en in de stationsstraat lopen deze week
verloren zonen met ongelooflijke geschiedenissen.
| |
Het begin van het oplossenWat mij het meest ontroerde kan ik slecht zeggen, hè. Ik was zo geraakt, ik voelde dat het echt was. Zulke dingen voel je. Er is geen twijfel als de wereld helemaal op z'n plaats valt en de zon doorbreekt, net als je denkt. We keken elkaar aan en zeiden hetzelfde. Dat is geen toeval. Dat is het echte.
Eerder had ik nog getwijfeld. Zomaar met onbekende mensen en dan zo'n lange busreis. Maar er waren genoeg verhalen en de verschijningen konden niet worden ontkend. Ook de wetenschap stond met de handen in het haar. Maar je zit toch bijna twee dagen in de bus en je weet niet wat die anderen meebrengen aan lichaamsgeur en geluiden voor het slapen gaan. Hygiëne is iets persoonlijks en daar valt niet mee te sjoemelen. Dat raakt aan je eigen gevoel. Van eigenwaarde. Ik ben genoeg gewend, ik heb een druk gezin en veel moeten corrigeren, maar als student al stond ik op warm stromend water en de tijd iedere dag om te douchen en de tanden te poetsen.
Piet had ik graag laten zien hoe de wereld groter is dan wij ons voor kunnen stellen. Je voelde dat bij aankomst meteen. Natuurlijk, de reis had ons erg vermoeid. Het was meegevallen dat iedereen stil kon zijn en zelfs niet al te lang op de wc had gezeten. Maar de uren tilden aan. Gek genoeg telde dat alles niet meer toen ik oog in oog stond met die rijke geschiedenis en al die mensen. Ik heb geloof ik moeten huilen, maar wat ik altijd voelde voor het | |
[pagina 116]
| |
huilen, voelde ik nu niet, nou ja, het voelde anders. Het was groot en warm en ineens kwam het terug. Toen ik veertien was had ik een moment van groot geluk. Misschien een paar seconden waarop ik mij gelukkig voelde, intens gelukkig voelde en tegelijk ook voelde hoe gelukkig ik was. Het was er weer.
De meiden waren niet meer te houden, zoals te verwachten was. We konden best een lekker likeurtje of iets exotisch in die late avondzon. We hebben gelachen en hadden allemaal wel iets meegemaakt dat zo leek op die stijve harken vooraan in de bus, of die uit Leiden die zonodig moesten laten weten hoe ze alles wisten. Het was natuurlijk even raar maar ook vanzelf, dat beetje keten met die Franse jongens. Je kon niet meteen zien dat het priesters in opleiding waren. Ze hadden moeite afscheid te nemen van hun handen en hun jonge bewonderde lichamen. Ik begreep ze wel. Je bent in zo'n grote wereld en alles staat bol van plezier. Er gebeurt genoeg dat je nauwelijks wilt overslaan, maar je kijkt naar de foto's in je portemonnee en je weet. Er is een hoop herinnering die nog vooruit wil. Al het andere is spijt. En daarvoor hebben we gekozen. Daar gaat deze stad, daar gaan deze mensen over. Weten hoe het is te leven met de definitie van spijt zonder de aanleiding daartoe te missen. |
|