in uitwerkt laat zich als volgt samenvatten: er is een fatale discrepantie ontstaan tussen wat we als mens kunnen maken (in het Duits: herstellen) en wat we ons kunnen voorstellen.
Anders' denken werd beslissend beïnvloed door de twee catastrofes die de wereld naar zijn idee onherstelbaar veranderd hadden (de vernietigingskampen van de Nazi's en de atoombommen op Hiroshima en Nagasaki). Volgens hem heeft de technologische beschaving ons in een situatie gebracht die zulke vèrstrekkende consequenties heeft, dat we ons helemaal niet meer kunnen voorstellen in wat voor werkelijkheid we leven.
Hij spreekt onder andere over de ‘Prometheïsche schaamte’ die ons zou bevangen tegenover de apparaten die we zelf maken: ze functioneren beter en foutlozer dan wijzelf. En als een van de eersten analyseerde hij in dit boek ook de bedrieglijke werking van een (toen nog nieuw) medium als televisie.
In het hoofdstuk Über die Bombe und die Wurzeln unserer Apokalypse-blindheit bespreekt hij de consequenties van de uitvinding van de atoombom als een beslissend keerpunt in de geschiedenis van de mens, en hoe het komt dat we daar zo gelaten op reageren: dat is ons gebrek aan voorstellingsvermogen. De kloof tussen wat we technisch kunnen enerzijds, en wat we ons nog kunnen voorstellen of wat we in staat zijn te voelen anderzijds is zo groot geworden, dat die naar de mening van Anders levensbedreigend is. Hij noemt dat ‘das Prometheische Gefälle’ (het ‘Prometheïsche niveauverschil’ of de ‘Prometheïsche discrepantie’,) omdat wij niet zijn opgewassen tegen de ‘Prometheus in ons’.
In de hier vertaalde paragraaf 13 uit dit hoofdstuk doet hij een klemmende oproep tot wat hij beschouwt als de enige remedie: we zullen de capaciteit van ons voelen en ons voorstellingsvermogen zodanig moeten oprekken, dat we weer opgewassen zijn tegen de (zelfgeschapen) technische realiteit waarin we leven.
Nu, vijftig jaar na dato, kunnen Anders' analyses en zijn oproep misschien een nogal overspannen indruk maken, en tegenover zijn kritiek op onze blindheid voor de apocalyps zou je kunnen stellen dat hijzelf leed aan een ‘apocalypsverblinding’. Maar dat neemt niet weg dat er nog altijd veel waars schuilt in zijn constatering dat we niet of nauwelijks in staat zijn ons een adequaat beeld te vormen van de technologische realiteit, laat staan dat we affectief en moreel raad weten met de consequenties ervan. Behalve aan massavernietigingswapens valt hierbij ook te denken aan ontwikkelingen in de biotechnologie en de medische wetenschap. Daarom heeft zijn oproep tot ‘morele strekoefeningen’ nog weinig aan actualiteit ingeboet.