| |
| |
| |
Bernlef
Tegen het vergeten
Kroniek over vertaalde poëzie 3
Wie artikelen over het symbolisme leest raakt al snel verstrikt in een taalgebruik al even wollig als het onderwerp. Schrijvers over esoterische zaken ontkomen kennelijk niet aan vaagheid. Waar al die schrijvers het over eens zijn is dat in het symbolisme het ‘transcendentale karakter’ tot het wezenskenmerk van deze literaire beweging behoort. De uitbeelding verwijst altijd naar iets dat buiten of boven die uitbeelding uitgaat, of het nu schilderkunst, muziek of poëzie betreft. Nu kun je natuurlijk gemakkelijk aantonen dat dat transcendentale karakter een kenmerk van vrijwel alle kunst is, waarmee de term symbolisme inhoudsloos zou zijn geworden. Wat bedoel ik zelf met transcendentaal karakter? Eenvoudigweg de som in een kunstwerk die meer is dan de delen. Je kunt een kunstwerk proberen tot op het bot te analyseren, als het een goed kunstwerk is geeft het zijn geheim niet prijs. Als ik het hierna over symbolisme heb, bedoel ik de literaire stroming die bij Baudelaire begint en zijn hoogtepunt bereikt in de poëzie van Mallarmé. De wereld voorbestemd om in een Boek uit te monden. Naar dit hooggestemde ideaal kon een gedicht slechts verwijzen. Nog in het begin van de twintigste eeuw is de invloed van het symbolisme overal merkbaar. Zelfs een kunstenaar als Mondriaan ging in al zijn strengheid en zucht naar zuivere verhoudingen en klare lijnen te rade bij esoterische geschriften. Het symbolisme als literaire beweging bracht de poëzie niet alleen in de sfeer van geheime genootschappen waar alleen ingewijden konden genieten van de vaak hermetische teksten, het leidde ook tot een hernieuwde belangstelling voor het Woord. Als ware alchemisten probeerde men via de combinatie van woorden toegang te krijgen tot het Goddelijke. Als beweging heeft het Franse symbolisme niet lang geduurd, maar zijn invloed op de poëzie die erna kwam en die ook wel postsymbolistisch genoemd werd, was vèrstrekkend. Vrijwel alle dichters die aan het begin van de twintigste eeuw debuteerden namen in een of andere vorm stelling tegen het idee van een bovenaardse werkelijkheid.
| |
| |
| |
Giuseppe Ungaretti (1888-1970)
Eindelijk is er nu een ruime bloemlezing verschenen uit de bundels van deze Italiaanse dichter die in Nederland een stuk minder bekend is dan zijn collega Eugenio Montale. In De mooiste van Ungaretti vertaalde Salvatore Cantore vooral gedichten uit Ungaretti's eerste en meest toegankelijke bundel L'Allegria waarin Ungaretti werk verzamelde dat hij in de periode 1914-1919 schreef en die pas in 1931 verscheen.
Ungaretti werd in Alexandrië geboren en bracht zijn jeugd aan de rand van de woestijn door. Dat landschap zou bepalend blijken voor zijn kale poëzie. Sommige gedichten ogen als restanten van een groter gedicht waarvan alleen nog enkele strofen boven het zand uitsteken. Hij studeerde in Egypte en van 1912 tot 1914 aan de Sorbonne in Parijs en kwam zo in contact met toonaangevende kunstenaars als Apollinaire en Picasso. In 1914 keerde hij naar Italië terug en werd kort daarna opgeroepen om als soldaat deel te nemen aan de Eerste Wereldoorlog. Zijn frontervaringen maakten korte metten met zijn laatste resten idealisme. De vertaling van de titel van zijn eerste bundel l'Allegria luidt ‘de vrolijkheid’ en kan alleen maar ironisch bedoeld zijn, al heeft het Italiaanse woord ook de bijbetekenis van ‘lichtvoetigheid’.
Tegen de bloemrijke poëzie van een dichter als d'Annunzio zette Ungaretti elliptische gedichten van een voor de Italiaanse literatuur ongekende soberheid. Dina Aristodemo zegt er in haar inleiding over: ‘Ungaretti vond immers dat de woorden opnieuw in lettergrepen gescandeerd moesten worden om hun oorspronkelijke ongereptheid terug te krijgen; de versregels zijn op die manier niet de traditioneel breed klinkende Italiaanse elflettergrepige verzen, maar vaak heel kort, als waren ze afgebroken.’ Ungaretti zelf gaf in 1963 een praktische verklaring voor de kortheid van zijn gedichten in zijn eerste bundel. ‘De oorlog openbaarde mij mijn taal. Dat wil zeggen, ik moest snel spreken omdat de tijd beperkt was... Ik moest in een paar woorden een buitengewone intensiteit aan betekenis tot uitdrukking brengen.’
Het eerste vertaalde gedicht uit de bundel kan nog als een verwijzing naar de symbolistische idealen worden gelezen:
Eeuwig
Tussen een geplukte bloem en een andere gegeven
In het daarop volgende gedicht put Ungaretti uit een heel ander vaatje
| |
| |
Verveling
Ook deze nacht zal voorbijgaan
aarzelende schaduw van tramdraden
Ik kijk naar de hoofden van de koetsiers
die tussen waken en dromen
Dat gedicht deed me denken aan een vroeg gedicht van Ezra Pound:
In a station of the metro
The apparition of these faces in the crowd;
Petals on a wet, black bough.
Toen Pound dat schreef was hij een aanhanger van het imagisme dat de poëzie wilde terugbrengen tot het tegenover elkaar plaatsen van schijnbaar ver uiteen liggende beelden uit de werkelijkheid en dat zelf weer schatplichtig was aan de Japanse haiku-traditie. Geen persoonlijke ontboezemingen, maar een beeldende poëzie die de maker maskeerde.
Ik weet niet of Ungaretti door het imagisme van Pound en consorten werd beïnvloed, een feit is dat zijn gedichten uit l'Allegria er sterk aan doen denken.
Meinacht
legt de hemel om het hoofd
In sommige gedichten komt hij terug op zijn oorlogservaringen, zoals in het prachtige:
Broeders
Bij welk regiment horen jullie
| |
| |
van de man aanwezig bij zijn
Gaandeweg de bundel verandert de toonzetting van de gedichten, ze krijgen iets smekends, alsof Ungaretti begon te twijfelen aan zijn uitgangspunten; het ‘onzegbare niets’ maakt plaats voor ‘het beloofde land’ een bundel die hij in 1950 zou publiceren en die niet voor niets werd vertaald - geannexeerd is hier misschien een beter woord - door de Duitse dichter Paul Celan. Verlossing door het gedicht proberen terug te schrijven naar zijn kiemcel.
Afscheid
van een uitzinnig ferment
is het uitgehouwen in mijn leven
In 1928 keert Ungaretti terug tot het geloof van zijn jeugd, het katholicisme. Een bestudering van de barok speelt daarin een grote rol. Ungaretti ziet in de versierdrift van de barok een onderliggende angst voor de leegte, die een angst is voor de afwezigheid van God, de goddelijke afwezig-
| |
| |
heid zoals hij die zelf noemt en die hij in zijn jeugd ervaren moet hebben toen hij tussen twee leegtes in woonde: de zee en de woestijn. Het idee van een goddeloos universum waarin de aarde met haar bewoners ronddraait zonder ook maar met iets of iemand contact te kunnen maken moet hem een gruwel zijn geweest. Vanaf dat moment bekeert hij zich gaandeweg opnieuw tot het symbolisme. Zijn gedichten blijven kort en kernachtig, maar hebben duidelijk een steeds metafysischer, naar binnen gekeerd karakter. Als hij in 1948 zijn Mallarmé-vertalingen publiceert is de cirkel rond, Ungaretti is weer symbolist. Ieder gedicht is voortaan een reactie op het goddelijke zwijgen.
Als een terzijde: voordat hij van 1936 tot 1942 professor Italiaanse literatuur was geweest aan de universiteit van Sao Paolo, een ongelukkige periode uit zijn leven omdat zijn zoon Antonietto daar op negenjarige leeftijd overleed, werkte hij enige tijd als journalist buitenland voor een Italiaanse krant, de ‘Gazetta del Popolo’ Als verslaggever bezocht hij zo in 1933 zowel Nederland als België. Het ondervolgende gedicht, gedateerd ‘Amsterdam, maart 1933’ moet welhaast door Durgerdam of Schellingwoude, onder de rook van Amsterdam, zijn geïnspireerd.
Achter
Achter de huisjes is het haventje
Met de schuitjes op het punt om weg te glijden
In langgerekte vaarten van spiegels,
En een zeil, reusachtige vlinder,
Heeft het gras weggemaaid en, achter de huisjes,
Gaan mensen, vervlochten met de wilgen,
In de fuiken openen zich ogen, gaan...
| |
Eugenio Montale (1896 - 1981)
Montales ontwikkeling als dichter verliep in tegengestelde richting. In zijn vroege gedichten is sprake van een transcendentaal karakter maar zonder dat Montale verwijst naar het Niets of het Grote Onbekende. Hij is een levenslustiger dichter dan Ungaretti; voor hem is de hem omringende werkelijkheid, en dan wel speciaal de Ligurische kust, de plek waar het goddelijke zich in concreto manifesteert. Zijn denken gaat meer in de richting van het Amerikaanse transcendentalisme van Emerson en anderen. Goddelijkheid die zich manifesteert in de waarneembare werkelijkheid. In zijn eerste bundel, Ossi di seppia uit 1925, staat het gedicht
| |
| |
De citroenen
Luister naar mij, gelauwerde poëten
bewegen zich alleen maar tussen planten
met vreemde namen: buxussen ligusters of acanthen.
Maar ik, ik hou van wegen uitkomend bij dichtbegroeide
waterlopen waar in halfopgedroogde
modderpoelen soms kleine jongetjes
een schrale paling vangen;
van paadjes die de oeverranden volgen
en door gepluimde rietbosschages afdalen
naar groentetuinen tussen bomen vol citroenen.
Wanneer 't gekwetter van de rappe vogels
verstomt en opgaat in het diepe luchtblauw
beluister je beter het zacht gefluister
van de bevriende takken, daar waar bijna niets beweegt,
die niet van de aarde los kan komen
en in het hart een zoete onrust wekt.
Daar zwijgen als bij toverslag de passies
ver van de strijd die hen beheerste,
dan valt ook ons, armzaligen, ons deel van rijkdom toe,
de milde geur van de citroenen.
In deze stilten, waarin alle dingen
zich overgeven en bereid lijken
hun uiterste geheim te openbaren,
verwacht je soms wel eens
een fout van de Natuur op 't spoor te komen,
het dode punt der wereld, de schakel die niet houdt,
de te ontwarren knoop die ons uiteindelijk
in 't hart zal voeren van een waarheid.
De blik speurt om zich heen,
de geest gaat na verbindt en scheidt
in het parfum dat zich verspreidt
wanneer de dag haast wegdoezelt.
Dit zijn de stilten waarin je iedre
menselijke schim die zich verwijdert
als een verstrooide Godheid ziet.
| |
| |
Maar als de illusie wijkt, brengt ons de tijd
weer terug in steden vol lawaai waar 't hemels blauw
zich maar met mondjesmaat laat zien tussen de daken.
Regen maakt dan de aarde moe, en vol verveling
druppelt de dichte winter op de huizen,
het licht wordt schriel - bitter de ziel.
Maar op een dag zien we eensklaps door een poort
tussen de bomen van een binnenplaats
de gelen der citroenen oplichten;
dan smelt de kilte in ons binnenste
en heel ons hart wordt overstelpt
van de gouden trompetten van het zonnelicht.
Vertaling: Frans van Dooren
Montale was een bloemrijk en virtuoos dichter. De omslag naar een steeds verder voortschrijdende versobering vindt plaats vanaf de bundel Satura die in 1971, na de dood van zijn vrouw, verschijnt. Die publicatie moet tot grote verbazing en voor sommigen tot grote verslagenheid hebben geleid. Net als Franz Liszt in zijn late pianowerken zette Montale alle virtuositeit aan de kant en keerde terug naar een stamelende alledaagse taal.
Uit die latere poëzie heeft Eva Gerlach een keuze gemaakt die onder de titel Eindig is gepubliceerd. De gedichten zijn kort en vaak autobiografisch, een van de bundels heet dan ook Dagboek 1971-'72. De dood van zijn vrouw en toenemende eenzaamheid doortrekt alle gedichten.
Pirla
Voor je je ogen sloot, zei je nog pirla,
zo 'n onvertaalbaar woord uit je bargoens.
Sindsdien draag ik het met me mee, een teken,
Niet weg te schrobben. Natuurlijk lopen er meer
pirla rond op de wereld, hoe kom ik ze tegen?
Je houdt nooit op pirla te zijn. Als ze niet zo
goed op de hoogte waren, had ik dat stigma
wel met mijn nagels uit me losgekrabd.
Hoogtepunt in dat latere werk vind ik de cycli Xenia I en II, uit de bundel Satura, geheel gewijd aan herinneringen aan zijn overleden vrouw. Het is niet mijn bedoeling elke vertaling die in deze kronieken besproken wordt
| |
| |
te bekritiseren (een vertaling kan altijd anders), maar het feit dat ik die cycli zelf heb vertaald en dat er nog een versie bestaat, van Frans Denissen, in de bundel De roos in de kermistent uit 1984, maakt de verleiding te groot om hier niet een van de gedichten in de drie versies voorafgegaan door het origineel weer te geven.
Al Saint James di Parigi dovrò chiedere
una camera ‘singola’. (Non amano
i clienti spaiati). E cosi pure
nella falsa Bisanzio del tuo albergo
veneziano; per poi cercare subito
lo sgabuzzino delle telefoniste,
le tue amiche di sempre; e ripartire,
esaurita la carica meccanica,
il desiderio di riaverti, fosse
pure in un solo gesto o un 'abitudine.
In de Saint James in Parijs zal ik
een ‘eenpersoons’ moeten vragen. (Ze houden
niet van alleenstaande klanten). En zo ook
in het valse Byzantium van jouw Venetiaans
hotel; om dadelijk op zoek te gaan
naar het hokje van de telefonistes,
jouw aloude vriendinnen; en weer te
vertrekken, als het mechaniekje stilvalt,
het verlangen je terug te krijgen, al was het maar
in één gewoonte of gebaar.
(Frans Denissen)
In de Saint James in Parijs zal ik
om een ‘eenpersoons’ moeten vragen. (Ze
houden daar niet van alleenstaande gasten.)
En zo ook in het namaak- Byzantium
van jouw Venetiaans hotel; meteen op zoek
naar het hokje van de telefonistes,
je aloude vriendinnen; en weer te
| |
| |
vertrekken, de verbinding verbroken,
het verlangen je terug te hebben,
(Bernlef)
In het Saint James in Parijs moet ik voortaan vragen
om een eenpersoonskamer. (Ze hebben niet graag
eenpersoonsgasten.) Net zo
bij dat namaak- Byzantium waarvan je zo hield in Venetië
en dan door naar de telefonistes, vanouds je vriendinnen,
tot de verbinding uitvalt. En het begint weer,
het verlangen je terug te hebben, in een gebaar
(Eva Gerlach)
Eva Gerlach is niet altijd gelukkig in het handhaven van de beknoptheid van het origineel. Ze heeft de neiging soms iets teveel te interpreteren waardoor de tekst langer wordt dan nodig. Soms gebruikt ze rare woorden, zoals in dit gedicht ‘eenpersoonsgasten.’ De abrupte overgang aan het slot, waar de verbroken verbinding het verlangen bij de dichter oproept naar het maken van contact met de dode, doet zij teniet met de eigen toevoeging ‘En het begint weer’. Het gedicht wordt er weliswaar begrijpelijker door, maar het door Montale bedoelde schokeffect gaat zo verloren. Toch moet iedere liefhebber van poëzie zich deze bundel niet laten ontgaan. Het zijn subtiele gedichten van een bedrieglijke eenvoud, een eenvoud die met inzet van een heel leven is bevochten en duidelijk maakt waar Montale's plaats is: hier op aarde.
Je zult over me praten met hetzelfde
vuur dat je in brand zet als je terugdenkt aan
je grootvader, die zich niet meer vertoont.
De dood is geen slaap. Het is
een oever waarvan je niet terugkeert,
waar je langzaam op vastloopt en aankomt,
het is tijd, het is onverwacht jouw beurt
om te verdwijnen onder stenen en grond.
| |
| |
| |
Fernando Pessoa (1888-1935)
De Portugees Fernando Pessoa is zonder twijfel de eigenaardigste dichter van de twintigste eeuw. Pessoa was een getourmenteerd mens - lees er Het boek der rusteloosheid maar op na - in wiens borst vele tegenstrijdige gevoelens en poëtica's om de voorrang streden. Pessoa loste die innerlijke tegenstrijdigheden op door zich als dichter in meerdere heteroniemen op te splitsen, heteroniemen die ook onderling van gedachten wisselden. Pessoa is zo geen dichter, maar een universum van dichters: Àlvaro de Campos, Ricardo Reis en Alberto Caeiro. Pessoa was een metafysisch dichter met een hang naar het symbolisme, maar tegelijkertijd had hij een hang naar het tegendeel. Dat tegendeel wordt vertegenwoordigd door de gedichten die hij onder het heteroniem Albert Caeiro schreef en die, vertaald door August Willemsen, zijn verschenen onder de titel De hoeder van kudden. De uitgave van Caeiro's gedichten, in vlekkeloos en soepel Nederlands omgezet door Willemsen, die voor zijn presentatie van alle aspecten van Pessoa's werk zo langzamerhand een standbeeld in Lissabon verdient, is het meest programmatische antwoord op de filosofie van het symbolisme. Enkele citaten:
Men moet niet weten wat bloemen zijn en stenen en rivieren
Om te kunnen spreken over hun gevoelens.
Spreken over de ziel van stenen, van bloemen, van rivieren,
Is spreken over jezelf en je eigen onechte gedachten.
God zij dank dat stenen slechts stenen zijn,
En rivieren niets dan rivieren,
En bloemen alleen maar bloemen.
De dingen zijn de enige verborgen zin der dingen.
Een rij bomen in de verte, bij de helling.
Maar wat is een rij bomen? Er zijn enkel bomen.
Rij en het meervoud bomen zijn geen dingen, het zijn namen.
Ik zag dat er geen natuur is,
Dat er bergen zijn, valleien, vlakten,
| |
| |
Dat er bomen zijn, bloemen en grassen,
Dat er rivieren zijn en stenen.
Maar dat er geen geheel is waartoe dit behoort,
Dat een ware en werkelijke samenhang
Een ziekte van ons denken is.
Voorbij de onmiddellijke werkelijkheid is niets.
O, laat ons niets vergelijken: laat ons zien.
Vergeten wij analogieën, metaforen en gelijkenissen.
Maar zo plompverloren als Caeiro dit poëtisch materialisme poneert, met een hardnekkigheid die soms tot monotonie neigt, deze anti-metafysica kon Pessoa onmogelijk met heel zijn hart onderschrijven.
In de bundel lees je ook:
Hoe moeilijk is het jezelf te zijn en slechts het zichtbare te zien!
Jij, mysticus, jij ziet in alle dingen een betekenis.
Voor jou heeft alles een verhulde zin.
Er is een verborgen ding in elk ding dat je ziet.
Wat je ziet, dat zie je steeds om iets anders te zien.
God hoorde hem brommen. Pessoa was te intelligent om zich zo radicaal van de poëtische traditie af te wenden als hij, in de gedaante van Caeiro, bepleitte. Maar in de samenhang van al die heteroniemen en het werk dat Pessoa onder eigen naam publiceerde is zijn oeuvre een prachtige neerslag van de poëtische worsteling met het post-symbolisme en van de pogingen om aan die onontkoombare traditie te ontsnappen. Want zonder de mogelijkheid iets anders te zien in wat er te zien valt zou de poëzie snel uitgepraat zijn.
Giuseppe Ungaretti: De mooiste van Ungaretti. Tweetalig. Vertaling: Salvatore Cantore. Lannoo/Atlas, 2002 |
Eugenio Montale: Eindig. Tweetalig. Vertaling: Eva Gerlach. De Arbeiderspers, 2002 |
Alberto Caeiro (Fernando Pessoa): De hoeder van kudden. Tweetalig. Vertaling: August Willemsen. De Arbeiderspers, 2003 |
|
|