portret, hoe de
machthebber zichzelf ziet én hoe hij gezien wil worden. Daartoe zet hij zichzelf
in scène: zijn land als zijn toneel, zijn onderdanen als zijn figuranten, en
uiteraard is hij zelf de hoofdrolspeler, tevens auteur, regisseur, souffleur; en
als het kan zit hij ook nog op de eerste rij. Hij toont zichzelf als de
belichaming van volk en staat; hij weet beter dan welke onderdaan ook wat het
beste voor zijn land is. Dictatoren zijn vaak rijk, maar ook rijk aan goede
bedoelingen.
Aan ideeën van anderen heeft de dictator het land, juist als hij een verlicht
despoot is, vandaar dat hij doorgaans de intellectueel of de schrijver als
erfvijand heeft. In de twee hier vertaalde grote fragmenten uit dictator-romans,
Ik, de Allerhoogste van Augusto Roa Bastos en Banket in Blitwa van Miroslav Krleža, allebei de romans zijn nooit
vertaald, vormt het duel tussen politicus en schrijver zelfs de kern van de
boeken. In beide romans maakt de dictator zijn naam waar: hij dicteert.
Een deel van dit nummer is gereserveerd voor een reeks monologen van een
tiranniek wezen. In haar uitnodiging aan een aantal schrijvers formuleerde de
redactie het aldus: het mag een tiran in alle soorten of maten zijn - een
miniatuur, satire of groteske (wetend dat de dictator voor een realistisch
portret te groot is, is de miniatuur of satire, de verkleining of uitvergroting,
wellicht het enige middel om de dictator ten tonele te voeren). Een tiran, een
dictator in het groot of in het klein, van tsaar tot huistiran, van beul tot
voetbaltrainer, van keizer tot dirigent, van kampcommandant tot beheerder van
een kinderboerderij, van Catharina tot hoofdverpleegster, van Juffrouw Kachel
tot Wilhelmina, van personeelschef tot Pol Pot - vul verder maar in. Iemand kan
bvb een redevoering schrijven voor Sylvia Thót wanneer zij een nieuwe
bezuinigingsronde of collectief ontslag moet verkopen...
Uit het bericht van onze correspondent blijkt dat de dictator een taai stuk
ongerief is, een noodzakelijk kwaad - zoals men zijn rol nog wel eens wil
goedpraten. Maar waar een absolute vorst troont is er ook een hof en zijn er
onderdanen. Over hen vertelt de wetenschap het volgende: Haringen hebben geen
leider, ieder richt zich bliksemsnel naar zijn buurman. Wanneer een haring iets
te eten ziet vergeet hij op slag alle anderen en schiet doelgericht op zijn buit
af. Deze vastberadenheid doet de anderen volgen. Maar de abrupte koerswisseling
hoeft niet altijd een reëel doel te hebben. Wetenschappers verwijderden bij een
haring het socialisatiecentrum uit zijn hersenen en zetten de hersenbeschadigde
terug in de school. Hij zwom willekeurig alle kanten uit, maar zó vastberaden
dat de andere vissen onder de indruk waren en hem overal volgden, hoe idioot
zijn zigzagbewegingen ook waren. Zo promoveerde de geamputeerde tot een door de
schepping helemaal niet voorziene permanente aanvoerder.