Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1998 (nrs. 81-84)
(1998)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermdDe girafDe giraf heeft een lange
nek
De giraf is groot eens
zo groot als zijn lijf.
stamt af van de muis en
verveelt zich net zo in
de grond.
De giraf is bruingevlekt
op de grote nek en het lijf.
| |
[pagina 196]
| |
De taal
a + b blinken in een klaverzee.
Bloemen aan de rand van het veld.
De taal. -
de taal is ten prooi aan het dier.
en loeit in de a van de klank.
de c sist maar wat rond en
is ook korte tijd zijn
geweer.
| |
De dameDe dame eet niet.
En daarom gaat zij wandelen.
Een dame maakt harde grappen.
Een dame ziet eruit als een lieveheers
beestje.
Een dame glipt voorbij als een fazant.
Een dame loopt alleen rond.
Een dame praat veel.
| |
De mondNiet ieder mens heeft een mond
menige mond is gediskwalificeerd
of geopereerd. Zoals bij mij
de arts zegt ieder mens heeft
een mond. de mond is er
vooral om te eten. De mond
bestaat uit de bovenlip en de
onderlip, het schuitje en de
tapper. De tanden in de bovenkaak
en ook in de onderkaak. De halve
neus hoort ook tot de mond. Net als
beide oorlellen en de wijsvin-
ger als je hem in je mond gestoken
hebt.
| |
[pagina 197]
| |
Het leven van de stenenHet leven van de stenen in de klok.
behartigen de tijd in de klok.
of brengen de tijd in de klok op gang.
en de klok loopt. De
wijzers wijzen
de juiste tijd aan.
De wijzers de klokken van de tijd
wijzen de juiste tijd aan.
De stenen wijzen in
vliegende vaart van de klok,
wij vliegen mee! Het leven
van de stenen in de klok.
| |
GezichtenGezichten zijn er overal
op de markt, op de
voorste rijen in de bioscoop.
ook in het circus. Gezichten zijn
er vooral op het gemaskerd bal.
| |
Het algemeen welbehagenIk weet niet waarvoor ik weet niet
waartoe en ik weet niets! Ik weet
niet waartoe, ik weet niet waarvoor ik weet
van niets. -
Ernst Herbeck;!
19.9.1989
Neem me niet kwalijk. Ernst Herbeck;!
| |
[pagina 198]
| |
De poëzieDe poëzie is een mondelinge vorm van vorming van de geschiedenis in vertraagde opname. De poëzie is dichtkunst. De meester heeft ons op school geleerd dat poëzie tot de dichtkunst behoort. De poëzie is ook een afkeer van de werkelijkheid die zwaarder is dan deze. De poëzie is een overdracht van de overheid naar de scholier. De scholier leert de poëzie en dat is de geschiedenis in het boek. De poëzie leert men aan de hand van het dier dat zich in het bos bevindt. Beroemde geschiedenisschrijvers zijn de gazellen.
| |
Ik schrijf over vissen in het aquariumEr zijn droge en
natte vissen: Droge
vissen zijn de grote
vissen; zoals de haajen.
Droge vissen leven
in de Rode Zee en
aan de kust van Spanje.
Vissen die in het aquarium
leven; Zijn meestal
uitgehongerde vissen zoals
de haaien.
| |
De strijd en de zegeDe strijd is ten einde hij
is gewonnen. Grote eer
en veel gefeliciteer. Dan
komt de na de strijd
komende rust -
Bedankt voor
het mede-
leven!
28 3-1991 ----- Ernst Herbeck
Uit: Ernst Herbeck, Im Herbst da reiht der Feenwind. Gesammelte Texte 1960-1991, 1992.
Vertaling: Jacq Vogelaar |
|