gemaakt. Terwijl bij Kleist, ‘wanneer de kennis als het ware het oneindige heeft doorgemaakt, de schoonheid weer verschijnt’, is de wereld na het nationaalsocialisme en het stalinisme nooit meer zover gekomen. Ik had naar deze onschuld op zoek kunnen gaan, maar ik zou er niets aan gehad hebben. Want ik werd na de tweede Wereldoorlog verwekt door een naar huis teruggekeerde SS-soldaat En ik werd geboren in het stalinisme. Deze vader en de tijd - allebei feiten die het weer-verschijnen van de schoonheid voorgoed onmogelijk maken.
Wat had het vanaf die dag toen het paard een kind had gedood voor zin dat men in dit dorp nog steeds bleef zeggen: Elk schepsel in deze wereld is goed zoals het is. Over dit paard kon, juist als het er op aan kwam, niemand zoiets zeggen. En waartoe diende het bijgeloof dat vanaf deze dag nog steeds zei: Uit een nieuw huis moet iemand d'ruit. Het gaf op de vraag, waarom het kind stierf, een antwoord dat het paard erbuiten liet en het nieuwe huis in het geding bracht. Zo werd deze dood iets noodzakelijks.
Het recht van het paard om een schepsel te zijn en het antwoord van het bijgeloof moesten toentertijd van de hand gewezen worden. Beide blijven slechts geldig binnen het leven, daar is het zwaar maar altijd nog stukken lichter dan de dood.
In de zin: ‘Elk schepsel in deze wereld is goed zoals het is’, in deze zin komt het woord ‘schepsel’ voort uit respect. Maar de woorden ‘schepsel’ en ‘creatuur’ werden nog heel anders gebruikt: ‘dat schepsel’ en ‘dat creatuur’, wanneer dat over een persoon gezegd werd, gold dat zowel in de Duitse dorpstaal als in de Roemeense landstaal als een grof scheldwoord.
Zelfs planten bestonden niet meer omwille van zichzelf. De hagen van thuja's of dennen groeiden rond de huizen van de macht. Ze bleven ook daar altijd groen. Ze beschermden iets dat voor de meeste mensen in het land niet te verdragen was. Ze waren uit de gelederen van de planten overgelopen naar de staat. En zij niet alleen, ook de rode anjers, ook de rode rozen. Ze boden kleuren, vormen en geuren en sierden de optredens van de macht. De machthebbers hadden weliswaar planten misbruikt, maar alleen omdat die eigenschappen bezaten die misbruikt konden worden. Heersers hebben daar een speciale neus voor. Wat zij in beslag namen, kon voor mij niet meer in aanmerking komen. En wat zij bestreden, werd mij dierbaar. In wezen bleef mij geen keuze om de mensen of dingen die ik mag werkelijk zelf uit te kiezen. Ik kon steeds alleen maar teruggrijpen op iets dat de heersenden nog niet in bezit hadden genomen. Dat was een uitgangspunt, het enige zelfs.
Wanneer Ceauscescu voor zijn talloze werkbezoeken naar het land geviogen of gereden werd, werden boeren aan het werk gezet om moeizaam de bloeiende korenbloemen uit de graanvelden te verwijderen. De heer-