verzamelde ook dromen van anderen. Er bleken er uiteindelijk maar twee te passen in het verhaal.
Mijn dochtertje had als ze koortsig was een droom over een clown, die steeds nieuwe hoedjes van zijn hoofd rukt. Onder elke hoed staat een andere hoed. Na de hoedjes komen dasjes, daarna jassen, daarna schoenen, daarna sokken.
Mijn man droomde als kind herhaaldelijk dat hij het heelal moest opvullen met appels. Deze dromen intrigeerden me.
In 1983 schreef ik op verzoek een verhaal voor kleine kinderen met de titel: Kleine Anne, waaruit het volgende citaat:
(...) Ze mag op de bank liggen met haar kussen en haar deken. En 's avonds zet pappa haar bedje in de grote slaapkamer.
Tegen mamma zegt hij: ‘Als ze nu weer gaat huilen in het holst van de nacht, zijn we meteen bij haar.’
‘Wat is het holst van de nacht?’ vraagt kleine Anne. ‘Is dat net als een konijnehol bij opa in de tuin?’
(...) Ze kijkt in het donker. Waar is nu het holst van de nacht?
Het donker is overal even donker. Ze trekt de deken over haar hoofd om het niet te zien. En dan vindt ze het holst van de nacht.
(...) Als ze er genoeg van krijgt is ze aan het eind van de wolkengang. Daar ligt een gouden bootje op een blauwe zee. Het is de maan en hij wuift naar haar.
‘Waarheen, waar naar toe?’ vraagt de maan. Hij hijst zijn eigen zeil.
‘Overal naar toe,’ zegt kleine Anne.
‘Dat is het beste,’ vindt de maan. Hij blaast in het zeil. Ze zijn op weg over de blauwe zee.
‘Allemaal uitstappen,’ roept de maan.
‘Maar dit is alleen maar de zolder,’ zegt kleine Anne.
‘Dat zal ik niet weten,’ moppert de maan. ‘Wie kijkt hier vaker naar binnen, jij of ik?’
(...) Ze vlucht naar de Muizenkast. Die heet zo omdat er wel eens muizen doorheen rennen. Het is een kast zo groot als een kamertje. Pappa maakt er zijn foto's.
(...) Kleine Anne heeft erge dorst, maar de kraan in de kast is te hoog voor haar. Op de grond staan wel een heleboel volle flessen. Daar mag ze niet aankomen.
‘Wat in die flessen zit, bijt,’ heeft pappa gezegd.
Dat kun je wel zien ook. De flessen hebben scherpe tanden. Ze grommen en klappen hun kiezen op elkaar. Tek tek!
(...) Ze rent verder de kast in. Voorbij de bergen muziekpapier, voorbij de oude schoenenheuvel. Er komt geen eind aan de kast.
Ze struikelt over de trouwschoenen van mamma. Van wit satijn zijn ze.