| |
| |
| |
Craig Raine
Geschiedenis
De amateurfilm
Jan Eijkelboom
1915: The Queen's Own Oxfordshire Hussars
Een tuigkamer in de loopgraven,
Op zijn briefformulier schrijft hij:
Serg. 197394 Henry Raine.
Wat je schreef over onze kleine Alice
kwam nogal aan als een ‘klap’.
Zo maar opeens. Diphtheoria.
Het zet je aan het denken.
Probeer er niet over te tobben.
Ik heb een helm voor de jongens,
ze een pikkelhaube noemen,
't is een sjako. Ze zien het wel.
De helft van het regiment
van AT naar een Korps Wielrijders,
jarig zijn geweest. Ik mis je. H.
Hij draait de sjako om in zijn grote handen,
stevig als een leren automobiel.
Spatborden voor en achter,
| |
| |
merkteken op de radiateur, reservewielen
die de kinband dubbel houden
Ruimte zat in de achterbak
waar die uitpuilt om de ronding
van het hoofd te omvatten.
Een cadeautje van censuur.
Het mooie ervan zelf gecensureerd
door het grijs van de overtrek.
liggen bij elkaar in een hoek
en ruiken als een meute jachthonden,
en een Hotchkiss-mitrailleur
tuurt naar buiten door de gleuf,
rustend op z'n ellebogen.
Schoenendozen, etensblikjes, teugels,
leren laarzen voor verkorte Lee-Enfields,
singelbanden, piketpaaltjes, Webley-patronen
stomp als potloodeindjes,
veldflessen doof van het vilt:
verloren gaan in de vertaling,
zoals de veldslag een passer
op de palm van zijn hand,
een fiets met massieve banden.
Ik mis je betekent dat hij soms
opgewonden raakt door de achterste
| |
| |
plooi van een Britse wollen rok:
ze noemen het de Chinese spleet
of de pruim van de Weduwe.
Zijden lingerie overleeft
die stijf wordt, zich roert
en zich kromt van het bloed.
Terwijl hij klaarkomt met dichte ogen
Instructie voor Recruten:
als ze het doet, hééft ze het,
schakel dus, als je het vrouwtje mist,
de zelfontspanner maar in.
Weerzin. Hij stopt de geur
En nu moet er worden gewerkt.
De gasmaskers van de paarden
zijn gebrekkig geïmproviseerd:
voederzakken krakend van hooi
moeten worden natgemaakt.
maar meer ook niet. Het mosterdgas
en heeft op hoeven een effect
Met twee misvormde canvasemmers
gaat hij op weg naar de waterwagen
twee loopgraven verderop,
| |
| |
als er een bombardement begint:
Jack Johnsons van ouwe Bill
en een koor van kleiner spul.
Onder alles door hoort hij
de stem van zijn dochter:
Pap, ik kan lezen in mijn hoofd.
Ik beweeg mijn ogen bij de woorden.
Dat is alles wat er gebeurt.
acht zijn geworden. Alice.
een kijkje in niemandsland.
zijn hoed op. De khaki-doden
met Phenate-Hexane-maskers
zijn gefixeerd, als paardevliegen
en uitpuilende perspex ogen.
tijgt hij naar de tuigkamer,
windt zijn linkerputtee weer om
en verft de paarden khaki
voor de vroege ochtendpatrouille.
Een mummie van balsemend blanko.
| |
| |
| |
1917: Volkhonka, Moskou
Een stel kloppende spechten
verontrust de mistige straten,
geluiden van wodka op ijs
zeggen dat er weer iets gaande is.
in zijn oude ijzeren schrammen
en passagiers stappen uit,
de bestuurder vallen uit zijn kabine.
Een donkergroene sprinkhaan,
koud in het vochtige daglicht
op het eind van Volkhonka.
Duizend kusjes op je lippen.
Boris legt zijn pen neer,
verveeld door deze nepbrief,
Overvallen in de drogisterij
in de Lesnoy-straat, zijn de meisjes
naar de flat van Fedya gehold,
hijgend, lachend, huilerig,
in gevecht met hun rokken
en een steek in de zij op de trap.
‘Lida. Zhonya. Kom binnen, kom binnen.
Ga zitten. Ik stel jullie voor:
Irina Dimitrievna, ook een vluchteling.’
| |
| |
Zij glimlacht en heft zwijgend
haar koffiekopje, neemt dan een slokje
en vouwt haar benen onder zich op,
waarbij ze een paar Hermès-schoenen afwerpt.
De linker valt op z'n kant.
‘Zo goed van Fjodor Karlovitsj
om ons op te nemen. Zo genereus.’
Zij houden hun mantels aan
en knikken verlegen instemmend.
Fedya zet zijn monocle in,
en gaat hun ouders bellen.
‘Hier Fedya. U vermoedde het al. Goed.
Zodra het veilig is. Natuurlijk.
God mag 't weten. Hooguit twee of drie dagen.’
Samen proberen ze te kijken
naar het omzichtige schaak beneden,
vanuit ramen op de vierde etage.
en dan wordt er een man neergeschoten
die, in 't verkort rennend, dekking zocht,
zijn bolhoed vastklampend
als iemand die getroffen wordt
door een onverwachte windvlaag.
Zijn pistool gaat één keer af en klettert
over de uitwaaierende boulevard,
gevolgd door zijn hoed, aarzelend,
teut, wankelend, onzuiver.
De wind speelt met zijn haar.
Al gauw zijn er zestien doden,
pittend in hun eigen droge bloed
| |
| |
en elke straathoek is gekerfd
en ingekeept als een deurpost
gebruikt om lengtes af te meten.
Meteen valt de elektriciteit uit,
op nu en dan een seconde na
wanneer de gloeidraden oplichten
Na drie dagen is er voedseltekort
maar Fedya's benzine koopt kasja
en een puntzakje zout van de buren.
In een week raakt het water op
in het lege kogelvrije bad
en leest Toergénjev: Rook,
dan Een maand op het land.
Ze is geïrriteerd om sigaretten,
die ze wijt aan de vreselijke tocht
Op een keer krijgt ze de slappe lach
als ze Griboyedov in de kachel verbrandt,
alle vijf de delen, vrolijk en wel.
‘Je vindt het niet erg, Fjodor Karlovitsj.’
Hij staat, met een tekort aan slaap,
zijn gezicht op de een of andere manier onzeker,
wazig van het ongeschoren zijn.
Als het bombarderen begint
verhuizen ze naar het centrale trappenhuis
| |
| |
een woud van kaarsstompjes,
primussen, beddegoed, pannen,
en Zhonya ontzet bij het horen
als paniek in het pleisterwerk.
Zij heeft dan nog liever het bombardement.
De stilte brengt het geluid
van geweergrendels smakkend als honden
en iemand die sleutels uitprobeert
kalm vloekend tegen zichzelf.
Lydia is te moe om zich zorgen te maken.
Dit is haar dikke speeksel.
die het plafond doet neerstorten
en het bovenlicht vernielt.
vouwt Fedya's grijze spook
En Zhonya begrijpt het eindelijk.
De revolutie grijpt plaats in haar hoofd.
Irina Dmitrievna, ook een vluchteling,
Fjodor Karlevitsj, zo genereus,
gezien als was hij halfnaakt op een bed.
Marineblauwe sokken, denkt ze.
Het gekartelde boordsel van een Hermès-schoen.
Ze heeft iemand zien sterven.
Gebouwen zijn subtiel veranderd,
gepokt als sneeuw onder een boom.
| |
| |
Zelfs de taaie bromvlieg,
Om de fondantvulling te laten zien.
| |
| |
| |
1919: Terug van het front
Alice's Avonturen in Wonderland.
De gouden rug vraagt aandacht
Haar hand wordt er naar toe getrokken.
uitgedrukt als een breuk.
Haar lippen mikken een lange adem
en laten een streep stof achter
wemelend en toch stationair.
Het blijft hangen als magnesium-rook.
En dan is erhet kleintje, verlegen
en plotseling onder haar rok,
Voorzichtig, Queenie legt
voorzichtig het boek neer,
alsof ze een kind kon zien,
bij een raam op de vijfde etage
en niet durft te schreeuwen.
Henry. Zwijgend, glimlachend, knap,
Ze is bijna niet in staat te knikken.
Haar ogen staan open onderwater.
Ze zwaait het kind omhoog
en strekt haar andere hand uit,
| |
| |
zijn koperen knopen ontmoeten,
het prikkelige van khaki,
de vorm van zijn gezicht.
draagt een stukje toiletpapier.
Hij bladert door het verhaal,
stopt bij een bladzij met potloodkrassen.
Hij toont haar het nestje van krabbels.
en al haar trekken breken
in de rimpeling van verdriet.
Na schooltijd kletteren Eliot
en Norman de keukentrap af
van Jimmy die slaapt op de sofa
en de volwassenen verzonken
in het naar elkaar kijken.
‘Wel, kijk es wie hier is.
Je lijkt wel onder hypnose, jullie twee.
Vertel me niet dat ik gegroeid ben.’
‘Hallo zoon.’ Eliot onderwerpt zich
aan zijn vaders omhelzing.
Voor Norman is er niets veranderd:
‘Pap, is het onbeschoft of niet
om de limonadefles af te vegen
Samen gaan ze naar de velden.
is opgehouden zichzelf te zijn,
versteend als de gezichtsloze keizers
Maar het cricketveld is bleek
| |
| |
van verzorging en aandacht,
overleven als het ijsdek aan de pool,
en op deze navel van de wereld
één achtergebleven ijzeren roller.
‘Thuis,’ fluistert hij tegen Queenie
en kijkt hoe zijn jongste slingert
op stevige statige ledematen.
Hij besteedt de avond aan
het openen van kasten en laden,
vindt de ivoren servetringen,
een set van zes, als rokerstanden,
het bladderend chroom van een theezeefje,
een blikje Huttonizing Fluid,
het Psalm- en gezangenboek
is gelijk een dikke raat honing,
toch kan hij niet ophouden,
ontdekt een stapel zakdoeken
een stel zilveren manchetknopen,
met Made in England in relief
op de curve van de hendel,
een houten deksel als een paddestoel.
Hij speelt met de messeleggers,
de dashond, de panter, de vos,
laat hun lood in zijn handen wegen,
en sluit het buigzame zink,
| |
| |
met punaises aan de planken bevestigd,
glimlacht om de geur van Gravina.
blauwe regen, lupine, roodgloeiende poken,
voor morgenochtend vroeg.
Vanavond hurkt hij om te proeven
en vindt de regimentsfoto.
Zij kijkt terwijl hij de gezichten
Een rooster van Oostindische inkt
waaruit maar tien tot twintig soldaten
naar buiten turen met een vermoeide glimlach.
‘Genoeg,’ zegt ze, ‘genoeg.
't Is laat. Tijd om naar bed te gaan.
Je hebt er een troep van gemaakt.’
Ze moet lachen om de woordspeling
en doet de gordijnen open, links
en rechts, klaar voor de morgen.
heeft hij te lang gewacht
Om het vochtige aan te raken
dat hij de hele dag heeft gewild.
Verlangen maakt hem onhandig
als zomaar iemand in de kamer
en hij is niet in staat haar tegen te houden
als ze naar de badkamer gaat.
Hij ruikt aan zijn oksels
kerriesoep, mannelijk, grof.
Zij komt terug in een nachtpon,
| |
| |
haar gezicht koud en schoon,
vingers die haar vlecht afmaken
‘Ik heb water voor je in de kan gelaten,’
zegt ze. Haar opgevouwen kleren
wijzen hem af van de badkamerstoel.
De gedorste tarwe van de luffaspons,
drie gekleurde washandjes
voor gezicht, voet en bips.
In het donker schraapt hij zijn keel
als een grendel die wordt overgehaald
en raakt hij haar rug aan. ‘Queenie?’
‘Ik waarschuw je, mijn handen zijn koud,’
zegt ze, terwijl ze zich naar hem toedraait.
En dat zijn ze. En dat zijn ze.
omdat het zo radeloos slaat,
als iets dat levend begraven is.
Ze kan de waarheid niet vertellen
de voorkeur geeft aan dit voorwendsel:
‘Heb je het met iemand anders gedaan?
Een van die vieze vrouwen?’
‘Is dat alles,’ lacht hij.
‘Tuurlijk niet.’ Hij wil haar zachtheid
en hij kan niet ophouden nu. Of nu.
Wakker liggend, luistert ze,
is blij zijn gesnurk te horen
als een vlieg in de kamer.
‘Je bent een man met een goed hart,’
zegt ze en schuift hem gemakkelijk over
naar zijn kant, plotseling zelf op haar gemak.
|
|