zich, hij is immers doende met kracht snaren uit elkaar te trekken en er schroeven tussen te klemmen, en dat hoort niet. Wanneer wij hem echter nader observeren en zien hoe hij bezig is zich met de uiterste zorgvuldigheid van deze ‘onbehoorlijke’ taak te kwijten, dan pas blijkt zijn toegewijdheid aan de zaak en ontwaren we zijn constructieve instelling. (Sowieso zijn alle handelingen in de wereld van de kunst qua intentie constructief ingesteld; zelfs het grondig destrueren van concertvleugels door de Fluxus-beweging in de jaren zestig was op de keper beschouwd gestoeld op constructieve, want cultuur-ecologische overwegingen.)
Beide tegengestelde karakterelementen weerspiegelen zich in de ‘houding’ van de preparateur. Om het allemaal nog ingewikkelder te maken is er ook nog sprake van een derde houding, namelijk die van ‘uitvoerend musicus’. Deze concerterende houding is gebaseerd op traditie, oefening, selectie en bovenal op meesterschap. Een pianist die zich wil wijden aan het uitvoeren van klavierstukken voor prepared piano, dient in staat te zijn beheerst van de ene naar de andere houding om te switchen. Hij moet bereid zijn, zijn verworven meesterschap in te ruilen voor de houding van iemand die met obscure onderdeeltjes in de weer is, en dat is geen geringe opgave. Bovendien is er meer aan de hand.
Terwijl hij in zijn hoedanigheid van praktiserend musicus gewoon is de muziek ‘te brengen’, dient hij als preparateur diezelfde muziek enige tijd bij zich te houden. Goed beschouwd voert hij als preparateur op dat moment niets uit (of we zouden het kermen van de snaren op het moment dat ze uiteengetrokken worden om er iets tussen te kunnen wurmen voor een ‘uitvoering’ moeten aanzien). Van dit niets-uitvoeren heeft overigens niemand weet; dat doet de preparerende pianist in afzondering. Bovendien neemt deze bezigheid zo zijn eigen tijd: een soort horlogetijd, - in ieder geval geen concerttijd. Een tijd die nog het beste te vergelijken valt met de tijd die met het stemmen van een piano heengaat; ook daarvan heeft niemand weet. (Prepareren is zo bekeken een bijzondere vorm van pianostemmen; het loopt steevast op radikaal ontstemde piano's uit.) Het zal duidelijk zijn dat wanneer de concertpianist dit switchen in houding, maar ook in tijd, plaats en hoedanigheid lukt, hij zich in alle opzichten de ‘aangewezen figuur’ toont om composities voor prepared piano uit te voeren. Hij mag zich dan terecht ook daarin een meester noemen.
Het veranderen van houding is niet alleen een kwestie van mentale instelling, maar ook van fysiek vertoon. Die houdingen ziet men. In wezen is de preparatieve houding een pianist die voor publiek optreedt vreemd.