Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1992 (nrs. 57-60)(1992)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 7] [p. 7] [1992/59] H.H. ter Balkt Drie Laaglandse hymnen Herman Berserik, Badhotel Het gloeilint vouwt zich als een snelweg zonder middenstreep in de olielamp geheel van blauw en paars glas, en het wieltje dat misschien kosmos heet, is donkerblauw gespiegeld in 't glas onder de gekanteelde brander van koper. Het badhotel is er ook: één toren met bleekgroene houten omloop en één met een rood schoorsteentje erop, ui- vormig is één torentop en de lange smalle raampjes, witomlijst geven niets prijs; in de groene veranda vertoont zich noch bader noch gast. Eén toren weggewist door grijs, toch nog mistig zichtbaar boven de venster- bank, diepzwart en golvend. Is dat de zee? [pagina 8] [p. 8] Co Westerik, Zwemmer Zijn rechterarm naar voren zwemt de zwemmer. Tussen hakmessen is het hard zeilen; zwemmer is verlost en eindelijk vrij, ver van de vuur- toren op de horizon en de samenspanners daar dichtbij in het okeren hotel; vlag of vaandel klappert of hangt stil. Eén arm, watergroen, heft de zwemmer, het is zijn vechter, en zijn hoofd lijkt op een rots in de aardgroene zee pal onder een steengrijze wolk, alsof hoofden de hemel, zee en aarde gadeslaan. Langgerekt de loods of het hotel, en onder zijn hoge rug heffen onder water planten hun veronesegroene trechters. Dunne lagen! Zo zag je vroeger wel door 't heldere ijs op 't beekje okeren blad. [pagina 9] [p. 9] De vreemde verlosser Uit spinrag steeg eens de vreemde verlosser op, in Thorn, Oirschot of Almen, wie weet uit welk vont opgevlogen, van welk beeld; schaafde langs de epitafen en dakruiters, kapte ruwe schijfjes van de triomfbalken, vertrok toen uit de dorps- kerken naar elders, ontvreemdde loodglazuur van haardstenen, hief 't blauw van tegelplateaux en wiekte op de stadions en tongen der mensen af, roofde bloesemgeur, rolde uit de smaakpapillen de fijnste staafjes, plantte snelheid in 't net- vlies, stortte zich op de dromen en werd de ijl- bode van de afgunst en de hoon. Vanwaar gekomen, waarheen gaand, verlosser die ons treitert met spot, droefheid, wijnruit van de wanhoop; alsem. Vorige Volgende