rondjes rijdend de rechtervoet op de bagagedrager zetten en dan het linkerbeen fraai gestrekt naar achteren houden.
De jongens zagen niet mijn heldhaftigheid maar mijn onderbroek. Als je gewoon op de grond stond, zorgde de onderrok ervoor dat het silhouet van je bovenbenen bij tegenlicht niet zichtbaar was. Voor 's nachts kreeg ik, toen het mode werd, een
babydoll, waarvan het juist wel de bedoeling was dat je er doorheen keek, maar toen keek nog niemand echt.
Om me heen zag ik volwassen vrouwen die nog steeds last hadden van vlaggende onderjurken, en die door het leven gingen op zwikschoenen. Alleen een ongetrouwde tante die geen echte tante was droeg platte schoenen. Het mocht dus wel, platte schoenen, zolang je ongetrouwd was.
Een paar jaar later kwamen de jarretels om de heupen, dat omstandig ophijssysteem voor nylons en maandverband. Nylons bleven gemiddeld een paar uur heel. Doorlopen met een ladder in je kous was ordinair. Geen nylons dragen was kinderachtig. Ze gaven in mijn klas de ideale damesmaten door. Mijn nylons zaten te wijd. We verhuisden naar het buitenland, nog geen halve dag rijden verderop. Ze zeiden er juffrouw tegen me en noemden me bij mijn achternaam. Meisjes mochten er nog steeds niet in lange broek naar school; die mochten ze pas aantrekken op vrijdagavond. Ik las beroemde boeken over jonge mannen en voorlichtingsboekjes waarvan enkele nog een soort theoretische clitoridectomie toepasten, maar dat woord kende ik toen nog niet, hoewel ik veel nieuwe woorden en uitdrukkingen leerde, zoals: turnpantoffels', plooi u in tweeën; ge moogt gaan, maar ge moogt niet lopen. Onderjurk of -rok droeg ik niet meer en daarmee hield voor mij het vlaggen op. We vlagden trouwens ook niet meer met de Hollandse driekleur want dat doe je niet bij een ander. Wel kwamen er Nederlandse leerlingen op Koninginnedag naar de buitenlandse school met een oranje strikje op de borst gespeld, waartegen ik protesteerde met een Ludieke Aktie, want dat was moderner dan koningsgezindheid.