Al heel vroeg lieten voor mij de namen en de dingen elkaar los. Meestal gebeurde dat niet. Meestal ervoer ik die kloof niet, hanteerde de woorden als iedereen, alsof zij vanzelfsprekend op de dingen sloegen. Nu ervaar ik dat licht duizelende gevoel alleen nog maar als ik schrijf, in de verstrooide aandacht wanneer iets zich aan mij voltrekt, iets dat zich zowel binnen in mij als buiten mij om lijkt af te spelen.
De voorwerpen die mij in mijn jeugd omringden zijn voor het grootste deel verdwenen (of moet ik zeggen vertrokken?). Een schilderij van de Oude Gracht in Utrecht is trouw met mijn ouders meegereisd en hangt nu ergens in Twente. Aan het buro waar het in Amsterdam boven hing zit ik dit nu te schrijven. Ze zijn in verstrooidheid geraakt, de kleinere zoals voorraadbussen, bestek, lampekappen en vloerkleden zijn verdwenen zonder een spoor achter te laten, niet meer rest van hen dan de woorden die eens op hen sloegen en die zich nu aan hun vervangers hebben gehecht.
Het woord ‘bed’ herbergt alle bedden. Het voelt zich in ieder meubelpaleis thuis, heeft alle snelle gedaanteveranderingen van de dagelijkse omgeving moeiteloos overleefd. Maar het woord ‘koffiemolen’ is al een stuk gebondener. In de hoofden van oudere mensen en antiquairs komt het nog met vanzelfsprekendheid naar boven, wekt een beeld vol geluid en geur. Maar laat het woord koffiemolen los in een disco en het zal zich verloren voelen, geen toegang weten te vinden in de hersens van het jonge dansende publiek. (Een koffiemolen? Misschien werd koffie vroeger in grote molens gemalen, net zoals het graan).
Er zijn nog oudere woorden. Kan het woord ‘koffiemolen’ zich na lang zoeken bij antiquairs nog op zijn legitimiteit en afkomst beroepen, er zijn ook woorden die het voorwerp waarop zij als een deksel pasten zijn kwijtgeraakt. Niemand kan er zich meer een voorstelling van maken.
Dat is niet opeens gekomen, maar in een langzaam en gradueel proces. Eerst verloor het voorwerp de grond onder de voeten. Het werd afgeschaft en vervangen door een nieuwe vinding met een ander uiterlijk. Een tijdlang wist het zijn spookachtig bestaan nog te rekken door zich vast te klampen aan het woord dat het eens betekend had en dat nog hier en daar viel in gesprekken waarin het over het verleden ging. Tot al die herinneringen waarin het voorkwam in steeds ouder wordende hoofden doofden. Eerst verloor het voorwerp zijn beeld om daarna ook zijn laatste rest identiteit, zijn welomschreven woordbetekenis kwijt te raken. Een tijdlang overleefde het voorwerploos geworden woord nog in woordenboeken met de toevoeging ‘archaïsch’ om tenslotte in een nieuwe druk definitief te verdwijnen.