te, overvolle fourniturenwinkel. Hij leek bij die omgeving te horen en het lukte me niet hem in overeenstemming te brengen met het verlangen waarmee ik naar dit moment, deze intrede had uitgezien, een verlangen dat alles wat mijn lichaam was en aanvulde naar de diepste intimiteit trok. Die werd geschonden door deze brede, knellende, witte elastieken band waaraan, gehaakt in lusjes, vier stugge jarretels hingen.
De reden waarom ze los zaten en niet, zoals tegenwoordig, aan de gordel waren vastgenaaid, moet met de gedwongen soberheid van de tijd te maken hebben gehad. De ene jarretel rafelde eerder dan de andere, de jarretel-knopjes en -haakjes gingen snel stuk en het elastiek werd dun en rekloos door het wassen. De mogelijkheid iedere jarretel apart te vervangen, betekende een langer leven voor het kostbaarste deel rond taille en buik.
De keerzijde was een mateloze onbetrouwbaarheid. Op ieder moment en op elke plaats kon een van de vier spanners losschieten. Dan hing plotseling de met zorg gespannen nylonkous in dikke rimpels half naar beneden. Aan de achterkant gaf dat een merkwaardig gespleten gevoel, alsof een deel van het been zich ineens afscheidde. Aan de voorkant betekende het falen ten aanschouwen van iedereen. Toch had dit ongerief naast een oneervolle ook een hilarische kant, misschien omdat je het bij andere vrouwen eveneens zag gebeuren. Het was eigenlijk meer een zaak van incasseringsvermogen. De echte schaamte zat elders, dichter op het lichaam, dichter bij het besef van de altijd aanwezige blik, de blik van hen die nooit jarretels dragen, of het moet zijn om ze als verwijfd te bespotten. Wat konden mannen eigenlijk weten van de constructie onder onze rokken? Natuurlijk wisten ze dat wij een jarretel aan de voorkant, en een jarretel aan de achterkant van ieder been droegen. Dat was maar al te duidelijk als een van ons een te strakke kokerrok droeg. Dan zag je door de stof heen de rubberen knoopjes, waar de kous overheen werd gelegd en op werd vastgezet door een ijzeren beugeltje. Maar wisten ze van de streep op de huid die het strakke elastiek trok, een rode streep die zich in een donker kuiltje kon verdiepen op de plek waar het horizontale ijzeren klemmetje zat waarmee de spanning werd geregeld? Wisten ze van de bleekheid, kouwelijkheid, zachtheid, kwetsbaarheid, pijnlijkheid onder en vooral vlakboven het knisperende, ongenaakbaar gladde nylon? Die huid met haar onthullende detailleringen moest coüte que coüte verborgen blijven.
Het klemmetje vervulde daarbij een welhaast esthetische rol. De lengte van de jarretel werd ermee afgestemd op de lengte van de kous, die, nieuw, altijd weer voor verrassingen zorgde. Lang was ideaal. Dan kon, om de juiste spanning te bereiken, de jarretel door middel van het klemmetje ingekort worden tot maar een klein deel van het bovenbeen onbedekt bleef.