staat in een houten kist, netjes afgedekt met een deksel.
Op een portaal staan de emmers, waar twee gezinnen op moeten schijten, klaar om opgehaald te worden door de beerwagen van de gemeentereiniging. Dagelijks worden ze geleegd in deze zogeheten ‘Boldootwagens’.
Achter veel huizen kunnen de bewoners ‘afgaan’ op de latrine die in verbinding staat met de beerput. De ezelwagentjes van Beerthuis rijden het binnenplaatsje op en de putjesschepper lepelt de opgespaarde menselijke uitwerpselen eruit.
In de 18e en 19e eeuw stroomt er door de Amsterdamse Jordaan een baaierd van geuren, een golfslag van de walm van menselijke uitwasemingen in de morsige straten, en de verrottingsstank blijft hangen rondom de secreten of poepdozen. De ranzige lucht zwevend boven de ‘lappen-ofte-voddenmarkt’ en de ‘oude hoedenmarkt’ vermengt zich met de onwelriekendheid van de smeersmelterij. De zoete lucht van ijzer van de plaatzagerij voegt zich bij de penetrante leerlooierslucht, bij die van de zeepzieders en van de vilders.
De bloemen-, planten-, en bomennamen van straten en grachten zijn bedacht vanuit een andere geest dan de komende en verdwijnende namen die verbonden zijn aan een slachterij zoals de Stinkende Elantssloot, of de Parfumeerdersgraft zinspelend op de stank van de looikuipen en van de gangen achter en naast de vele bedrijfjes zoals: Smidsgang, Suikerhuizengang, Loodgietersgang, Speldemakersgang en Moddermansgang. In deze gang hangt de ‘zware stank der wateren’ die deze moddermannen of baggeraars met zich meedragen. Deze baggerlucht komt in de buurt van het scherpe gistende geurbrouwsel van de poep en pies die uit de retirade van ‘Kakke Mie’ de Prinsengracht instroomt. Bij het touwtjespringen zingen de hoogschuifsters, de trotse Jordaanmeisjes: ‘Onder de brug van Kakke Mie, kun je kakken voor een spie. Als je daar niet gauw betaalt, wor-je door de stront gehaald.’
De verse, natte beer is zuur en heet, het explosieve methaangas dat vrijkomt bij het verrottingsproces is uiterst vatbaar voor verbranding en kan worden afgetapt. Wanneer de stront is ingedroogd kan er een vuur gestookt worden van het residu, want deze pure, vaste stof is brandbaar als baggerturf.
Het woord ‘beer’, de drek of modder; een dikke, weke stof die borrelt en fermenteert als bier, herbergt in zich zowel het woord ‘bhereu’, het kokende water waarmee gebrouwen wordt als ‘bhrenu’ - het knisperen van het laaiende en loeiende ‘branden’.
Toevalligerwijs halen de ‘water en vuur vrouwtjes’ hun water van de