een tussenstand van het totale drankgebruik op te vragen. Het ging erom zoveel mogelijk drank om te zetten maar tegelijkertijd de cliëntèle zo mobiel te houden dat zij straks om half een het etablissement op eigen kracht zou kunnen verlaten. Om een uur moest het restaurant volgens de politieverordening van de stad leeg zijn.
Het stemvolume van de gasten was intussen zo gestegen dat het nog slechts als een dichte ruis mijn oren bereikte. Overal zwaaiden armen en handen. Men was nu overgegaan tot het bestellen van hele flessen. Met volle bladen laveerde ik door de menigte. Alleen wat oudere mensen zaten hier en daar verlaten aan tafels vol lege flessen en glazen.
Tegen half twaalf, toen vrijwel iedereen zich op de dansvloer of in de tuin bevond, begonnen wij op aanwijzing van Atteblief de flessen wijn waarin minder dan de helft van de inhoud over was op te ruimen.
Aan de kassa's beneden maakten de eerste obers de rekening op. Voor de ingang van het restaurant verschenen taxi's. De uittocht was begonnen. Maar het ergste moest nog komen.
We hadden een paar jonge collega's, voor wie dit de eerste midzomermaaltijd was, gewaarschuwd, maar iedere keer werden ook wij weer door de plotseling intredende chaos verrast.
De dronken dansers op de vloer voor het podium waarop het orkestje zetelde drongen dicht opeen, steun zoekend bij elkaars schouders, heupen en billen. Paren die naar de rand van de vloer werden gedrongen, verdwenen plotseling met een luide klap uit het gezichtsveld. Twee mannen testten tegenover elkaar gezeten elkaars armkracht. De verliezende arm kwam met een klap op tafel terecht, het tafelkleed met alle glazen en flessen met zich meesleurend. Een vrouw met rood krullend haar trok de schuimrubbervullingen uit haar décolleté en gooide de halve bollen daarna, als waren het hoefijzers, achteloos over haar schouder het restaurant in. Overal waren mannen, aangemoedigd door hun tafelgenotes, bezig elkaars jasjes te passen. Iemand riep luid om zijn moeder.
Toen de bandleider het laatste nummer van de avond aankondigde steeg er een verontwaardigd fluitconcert op. Alle obers keken naar Atteblief die zich op een verhoging naast de ingang van het restaurant had geposteerd. Op het moment dat het orkestje het volkslied inzette hief Atteblief zijn rechterhand en rende iedere ober naar een van de kastjes die overal verspreid in de ruimte stonden en waarin extra bestek, zout- en pepervaatjes werden bewaard. Daar lagen ook stapels van de speciaal voor deze avond gedrukte menukaarten.