Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1980 (nrs. 13-16)
(1980)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
2Zeker, brille bezit hij
brille, een bilspleet en
twee dichtgenaaide oren
Op lollige toon bespeelt
hij zijn vedel de doofpot
Zijn huisdieren verwilderen
om hem heen, ver van zijn bed
worden de messen al gewet
Maar hij blijft bekletsen
zijn dijen, de eikel.
| |
3Het geloof der vaderen
met zijn vaders dood
dacht hij het te begraven
Nu hijzelf die leeftijd nadert
heeft hij het opgegraven en
volgens de laatste snufjes bijgewerkt
Maar dwars door zijn moderne facade
kijk ik recht in zijn kruis.
| |
[pagina 71]
| |
4Glad en puntig, zo werd hij
ons omschreven, welnu dat klopt
sinds ik hem bezig zag op de
vrouw van zijn vriend (die al zijn
speeches voor hem schreef) glad, puntig,
spits en raak!
| |
5Bevend veegt hij de scherven
van zijn voorgangers bijeen
lijmt de theekop en schenkt in
Trots toont hij zijn werk
nergens een lek: geen enkele
vlek op het gepolitoerde buffet.
| |
6Bescheiden woonde hij
onder de korenmaat
spelend met een schijnwerper
Hij deed heel gewoon
was zo al gek genoeg
onder de korenmaat
Speelde verbazing
toen men hem vroeg
wat hij daar eigenlijk deed
Ik ben geen licht, zei hij
altijd alleen mezelf
altijd onder de korenmaat.
| |
7Kijk eens hoe blij hij
voelt zich als een kip
in het ei van zijn kop
Rond, dom, welgedaan
voorzitter van zichzelf
trots als een haan
Kraait hij in de morgenstond
kijk, moet je kijken, hé
ik heb goud in mijn mond.
| |
[pagina 72]
| |
8Hij bouwde zijn lusthof
op de bodem van een put
altijd gebukt of op zijn hurken
niets werd over hem gedrukt
Zijn leven ongezien de doofpot in
met niets om die te breken
staar ik naar zijn steen en weet
je hebt niet goed genoeg gekeken.
|
|