Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1980 (nrs. 13-16)(1980)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] • Rutger Kopland • Gesprek I De geluiden van goederentreinen, de oude verhalen van de nacht, dat ze je komen halen, dat ze je mee zullen nemen, maar wat blijft is niet meer dan het ruisen dat er altijd wel is, of het grijs van een windstille zee in de avond, misschien is daaronder nog wel een heel langzaam ademen, maar het is niet te zien, een slaap zo diep, zo voorgoed, zo lang als je leeft, zoiets, zegt ze. En ik die deze gesprekken nooit heb gewild, nooit een antwoord heb gehad, omdat ook ik geen naam weet voor wat ik niet hoor en niet zie, maar nu lig tegen haar lichaam, ik denk aan haar als aan een kind dat geen kind meer is, aan de oude geluiden van de nacht, de kleur van de oude zomers aan zee. [pagina 32] [p. 32] II Of dat ze niets zegt, alleen maar zwijgt. Het is waar, verder en verder weg verdwijnen de zachte goederentreinen de nacht in, ze kwamen me halen, ik ging niet, ik blijf luisteren tot ik niets meer hoor. Dat ze doodstil is, het is of ze slaapt. Zie ik haar liggen, en inderdaad leeft in haar lichaam het geheim van de deining in een windstille zee. Ik blijf kijken tot ik niets meer zie. Er is, zeg ik, en denk, het is er niet. De woorden waarmee ik zeg: er is een tijd geweest en die is nu voorbij, er is een plek en ook deze is verlaten, ze zijn troost, maar waarom. Niet om wat is geweest, maar om later: ik hoor, maar de stilte daarna, ik zie, maar wat niet meer is, ik denk, maar waaraan. Vorige Volgende