Een spel van tekens
De grondgedachte in mijn schilderij is de ‘teken-vorm’, waarmee ik bedoel: een van een bepaald individueel model afgeleide ‘abstracte’ vorm, als teken in het oog springend, als vormsoort, los van wisselende afmetingen, kleurschakeringen, andere stilistische kwaliteiten enz. De teken-vorm is samengesteld uit twee of meer elementaire vormen (lijn, punt, kromme lijn enz.), meestal verschillend van uitwerking. Meestal ook bezit hij een overheersende kleur. De aldus verkregen vorm kan herkend worden wanneer hij herhaald, gevarieerd, versierd wordt. Hij duidt een balans van gedeeltelijke betekenissen aan, samensmeltend tot een nieuwe, naamloze en toch prikkelende betekenis. Door de balans naar een partiële betekenis van het teken te laten doorslaan zal de vorm opvallender worden, maar minder subtiel.
Wat gebeurt er wanneer ik ondubbelzinnig figuratieve vormen inbreng? Ik kan dit doorslaan van de balans in een richting tegengaan door een teken-vorm of een andere figuratieve vorm op, bijvoorbeeld, een gezicht aan te brengen, en het door middel van het erop aangebrachte element zo opnieuw interpreteren, er zo voor zorgend dat het zowel in zijn eigen als in de opgelegde richting wijst. Op dezelfde arbitraire manier zal in een spel een bal wanneer hij in een gat valt een waarde van 1000 opleveren terwijl hij wanneer hij voorbij het gat rolt een waarde gelijk aan 0 oplevert. Er is niets aan de bal en het gat dat hen noodzakelijk met elkaar verbindt, noch iets dat een bepaald verband waardevol maakt.
Het met elkaar verbinden van aan elkaar ongelijke elementen vormt op die manier spelregels en het kunstwerk zal zo de structuur van een spel hebben.
Dit leidt onder meer tot het vooronderstellen van een aktieve, deelnemende toeschouwer die - of hij nu gekonfronteerd wordt met een statisch of variabel kunstwerk - verbindingen zal ontdekken die het hem mogelijk maken het werk te ‘spelen’, terwijl de elementen die hij niet met elkaar in verband brengt én zijn individuele aard in het algemeen het toeval uitmaken, de onzekerheid die, in het geval van een ‘botsing’ met de ‘regels’, de sensatie van een spel scheppen.
- Een spelstruktuur die noch de eenzijdigheid van het realisme, noch het formalisme van abstrakte kunst, noch de symbolische verbondenheid in surrealistische schilderijen, noch de uitgekiende on-verbondenheid van ‘neodadaistische’ kunstwerken bezit.
- Een diskontinu beeld, min of meer helder ingedeeld in ruimte- en tijd stadia (zoals in comics), een beeld dat zo ver mogelijk afstaat van een gesloten, figuur-achtige en gecentraliseerde kompositie.
- Evenmin schilderijen die gebonden zijn aan de een of andere stilisti-