• Over de medewerkers
Waker Benjamin (1892-1940). Studeerde in Freiburg, München, Berlijn en Bern filosofie en leefde na zijn promotie als zelfstandig auteur en vertaler in Berlijn. Hij emigreerde in 1933 naar Frankrijk en werd medewerker van het Institut für Sozialforschung. Belangrijkste publikaties: Ursprung des deutschen Trauerspiels (1928), Einbahnstrasse (1928), Berliner Kindheid (1950, ned. vert. 1974), Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduktion (1936, ned. vert. 1970), Charles Baudelaire, Ein Lyriker im Zeitalter des Hochkapitalismus (1955, ned. vert. 1979).
J. Bernlef (1937), zie Raster 12.
Johan van der Keuken (1938). Maakte o.m. de volgende films: Blind kind (1964), Beppie (1965), Herman Slobbe (1966), Een film voor Lucebert (1967), De Snelheid (1970), Beauty (1970), Drieluik Noord Zuid (Dagboek, 1972; Het Witte Kasteel, 1973; De Nieuwe IJstijd, 1974), Vakantie van de Filmer (1974), De Paleslijnen (1975), Voorjaar (1976), De platte jungle (1978).
Alexander Kluge (1932 Halberstadt). Is advocaat, filmer en leider van het Institut für Filmgestal- tung aan de Hochschule für Gestaltung in Ulm. Zie voor zijn werk de inleiding van Anthony Mertens in dit nummer.
Anthony Mertens (1946). Wetenschappelijk medewerker voor Moderne Letterkunde in Amsterdam (G.U.). Literair medewerker van De Groene Amsterdammer.
Jean-Claude Montel, zie de inleiding van JanH. Mysjkin in dit nummer.
Jan H. Mysjkin. Publiceerde eerder poëzie, essay en vertalingen in Mandala en Raster.
Cyrille Offermans (1945). Leraar Nederlands. Literair medewerker van De Groene Amsterdammer. Vertaalde werk van en schreef over Theodor W. Adorno.
Nathaniel Tarn (Parijs 1928), jeugd in Frankrijk, België en Engeland als zoon van frans-engelse ouders. Doceerde aan de London School of Economics, emigreerde in 1970 naar de Verenigde Staten waar hij antropologie en (later) vergelijkende literatuur ging doceren aan de universiteiten van Princeton en Rutgers. Promoveerde aan de universiteit van Chicago, deed uitgebreid veldwerk in Midden-Amerika (i.h.b. Guatemala) en verbleef lange tijd in Zuidoost-Azië. Won de First Guinness Prize for Poetry in Groot-Brittannië (1963), stichtte de Cape Editions en Cape Goliard in 1967 nadat hij enkele jaren daarvoor zijn eerste bundel poëzie had gepubliceerd (Old Savage\ Young City, 1964). Behalve vertalingen van Neruda, Segalen en enkele cubaanse dichters publiceerde Tarn o.m. Beautiful Contradictions (1969), A Nowhere for Vallejo (1971), Lyrics for the Bride of God (1975), House of Leaves (1976) en (samen met Janet Rodney) Atitlan / Alashka (Brillig Works, Boulder, 1979). Gedichten uit de bundels van 1971 en '75 zijn in vroegere jaargangen van Raster (tussen 1969 en 1973) verschenen.