Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1980 (nrs. 13-16)
(1980)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
• Nathaniel Tarn
| |
[pagina 140]
| |
Droom van een rebbeIk herinner me geen inbreuk, geen schending,
geen gescharrel naar een uitweg, geen tegenspraak.
Alleen mijn knieën in het stof gedrukt en ik ineen-
gekrompen alsof winderigheid mij plaagde. Laarzen
omsingelden mij als jonge bomen.
Alsof een vosseklem de staart van mijn hart
had afgekneld riep ik luid,
riep Kóvno, riep Bialystok,
mijn heimelijke Litouwens -
fletse ogen met koolzwart haar -
riep luid de stambomen van Eden
tot Jerusalem terug. Maar was
de werkwoorden kwijt, kende geen krachtig Hebreeuws.
Alsof mijn aars opeens was dichtgeklapt.
Zwarte voorhangen aan spichtige takken
hielden mij op de been, gaven mij moed.
Zing als in Babylon drongen zij aan, grijp die harp.
Ik steeg een octaaf, jankte
de zwarte litanie die mij nu te binnen schoot,
door de klank, het gejammer
nu, door de trillende stemspleet
en dikke tong te binnen schoot.
En wiegde op de lange baarden
boven de veren
terwijl ik jammerde, harde bakkebaarden
tegen mijn wang en tranen
die mij doopten: Zoon van God fluisterden zij,
Redder van Israël. En ik stroom mee met de nacht,
al mijn hartkleppen opengesprongen,
de hele nacht betast ik deze glyfen,
slapeloos omdat ik ze te pakken heb.
Old Savage/ Young City (1964) | |
[pagina 141]
| |
The beautiful contradictions VIII (1969)Het overkwam me eens dat ik onopzettelijk maar gefascineerd
overvallen door een afwijking van het verzamelaarsinstinct
aansprakelijk was voor de vernietiging van een geschiedenisfragment
waarbij een vingernagel een nietig deeltje van een fresco schramde
op z'n minst zo'n vijftienhonderd jaar oud
het deeltje viel zoals ik had kunnen verwachten in poeder uiteen
Er waren zes monniken die toen uit de bergen waren gekomen
zoals monniken misschien al vijftienhonderd jaar uit de bergen kwamen
ze wachtten af tot de toeristen de grotten verlieten
en gingen dan naar binnen om voor iedere Boeddha te buigen
met grote vroomheid maar onverschillig voor hun esthetische waarde
Er bevonden zich daar vele Boeddha's klein en groot
hoewel minder dan er mensen of grassprieten zijn niet te redden
zandkorrels watersporen lichtdeeltjes niet te redden
en in een nietbestaand Nirvāna opgenomen door een nietbestaande Bodhisattva
dwz als je de grote wapenrusting van de Prajñāpāramitā begrijpt
Daarna liepen de zes terugkerende monniken om de toeristenbussen heen
inden de opbrengst kochten breed lachend een schotel vis
die zij breed lachend opaten zoals ze een zevende monnik hadden kunnen eten
ik geloof niet dat ik ooit in mijn leven door wie ook zo ontroerd werd
of mij zo dicht bij de oorsprong van de deernis wist
of bij de huid van lijdzaamheid die ik onverhoeds geschramd had
De vernietiging van geschiedenis door de eigen geschiedenis niet op te tekenen
door te weigeren getuige van zijn tijd te zijn is een misdaad jegens de aarde
hieraan ben ik enigszins schuldig door de geschiedenis van de Sangha tekort te doen
en te weigeren de lotgevallen van éen groep te beschrijven wegens bezigheden
hoewel die groep een nogal onbeduidende cultuur betrof
een buitenwijk van Azië afstotelijk bovendien en nog pretentieus ook
geen tak van het grote Oosten dat ik mij droomde mijn kinderbruid
toch onvervreemdbaar deel van het veld van verdienste waarin we onze daden zaaien
Ergens in de golvende mantel tussen Sarnath en Kyōto
temidden van de ontelbare stukjes in dat tijd-lessende lapjeskleed
is de kleinste striem een bewijs de kleinste scheur niet hersteld
Het wordt verergerd door de wetenschap dat veel van de Sangha dood is of stervend
de Sangha van de vier windstreken bloeit slechts in musea
het mystieke Oosten dat je liefhebt is op sterven na dood
nieuwe mensen op nieuwe mensen gestapeld en overhaastig
| |
[pagina 142]
| |
uitverkoren door geschiedenis die niet op afkomst let
van Wladiwostok tot Sinkiang vestigen zich de kolonisten
langs de hele grens van plus minus veertigduizend kilometer
de provincies de districten de hemelse gebieden die de Russen namen
destijds even imperialistisch als de ergsten van de soort
worden omstreden kaarten op tafel vaandels geheven stammen aan de thee
nu met de enedan met de andere partij
De melodieën worden gemaakt de leuzen op muziek gezet
om ons te leren haten wat we lief hadden gekregen
pijnlijk langzaam omdat het aan de andere kant van de wereld is
en liefde zwaar te dragen valt als zij zo ver moet gaan
zoals je weet wanneer je huilt om Aberfan wat minder om Vietnam
Waartoe dienden de Waley's Pound's Perse's en Segalen's
de Chavanne's Granet's Stein's en Grousset's
die hun leven gaven aan de studie van de middenaarde
of Fenollosa die enkelen onder u bewonderen als criticus
zo er enkelen zijn schrijvers daarenboven van wie ik weet
dat ze graag tot twee uur snachts al drinkend ruziën dat het Oosten het nooit
haalde bij Sint Thomas Aquinas of Dante of andere even achtenswaardige lieden
dat er in zo'n geval geen sprake is van een gelijkwaardig Oosten
om maar te zwijgen van al de Chinezen Japanners Indiërs et al
die getracht hebben hun volk over Aquinas Dante jou te vertellen
als het allemaal weer beginnen moet grootscheepser met het verscheuren van een verdrag
en trouwens waarom moest ik in ballingschap blijven
jaren in het Westen jaren in het Oosten
als ons weer omslachtig de gewoonten van de haat onderwezen moeten worden
als alles wat zich uiteindelijk vermengt ons plasma zal zijn
Er is geen waardiger onderwerp voor poëzie in onze tijd
dan de vrees dat de rassen zouden opstaan en elkaar verscheuren
onze moeder de aarde het hoofd zou verliezen haar melk opdrogen
| |
[pagina 143]
| |
De behoefte aan schrijversEen vrouwelijke kant aan God is ons niet bekend zeiden ze
het is tegen de draad in en heeft weinig te maken met de traditie
die onze vaders met wonderolie door ons keelgat joegen
maar ik was vreselijk verliefd op haar en kon haar stront wel eten
had ze 't ooit gevraagd, maar toen vroeg ze 't nooit.
Het gebeurde in andere landen en ze stierf vaak in haar bloei.
Ze werd geacht mijn deeltje van de ziel in de wacht te slepen
kwam die laatste keer langs om het me met geweld te ontfutselen
omdat ik er voor geen prijs van wilde scheiden
en ze droeg de juiste schrijvers voor, praatte over Grete en Bea:
hoe zelfs de beste artiesten er tenslotte vrede mee hadden -
en wie was ik om bezwaar te maken tegen het heil van Israël /
Ik bedoel: we hadden dat soort trots?
II
- Van nu af aan blijf ik alleen
zal geen andere ziel in de wacht slepen tot ik de jouwe heb
die fase van mijn leven is voorbij en je mag mijn kuisheid ook
want daar was je immers in de eerste plaats op uit
alles is zo eenvoudig
ofschoon je een talent voor complicaties bezit, dat wel
(maar ik had hetzelfde enige tijd daarvoor gewild
en wilde het nu misschien niet meer.)
III
Ik zou me klein voelen zei ik zonder dat deeltje schriel en verpieterd
pover pover pover pover pover
iets twee-dimensionaals en onmachtig iemand op te winden
en verloren zonder dat mijn levenslicht volledig was gedoofd
zonder de kracht iets nieuws te beginnen of iets ouds te beëindigen
(verwijzing: de Orfische mythen)
en ook en belangrijker, ik zou nooit meer kunnen schrijven -
| |
[pagina 144]
| |
maar ze zei hoe dit een andere wereld zou worden
zonder behoefte aan schrijvers
omdat alles vanaf nu volmaakt zou zijn
we zouden voortdurend in haar ogen kijken
zoals zij in die van haar man
Jezus zei ik wat saai maar dat had ik niet moeten zeggen
ze zeurde door over een huis dat ze voor me zou bouwen
begin- en eindpunt van mijn reizen
ze fluisterde aan een stuk door
maak ons niet dood maak ons niet dood maak ons niet dood
Ik neem aan dat ze doelde op de heilige deeltjes die haar en mij verenigden
Ik voelde me schuldig want ik had haar doen geloven dat het ons zou lukken
en nu ging ze zonder mijn deeltje terug
en zou niets met haar leven
weten te doen behalve die kinderen op te voeden
die ze niet wilde en nooit had liefgehad
dus hoe kon je om wraak roepen en ja zeggen
je was ja buiten de verlossing gevallen
ze zei het staat er voor wanneer je maar wilt
je bent nog altijd alles.
Uit de afdeling ‘The Kitchen’ van Lyricsfor the Bride of God (197 5) | |
[pagina 145]
| |
Het Artemisium (11 / 1)Vierenveertig jaar en het is onbeslist: vierenveertig jaar
en nogmaals
in de houding van de wachter gevangen.
Jij bent naar Mexico,
naar het Meer van de Maan, waar de Zon-Arend neerstreek,
ik ging naar Boston - het begin der Staten en ben terug
midden in het vers gevangen, en voorzie niet
precies wanneer wij moeten schrijven, vrouw van rook en zuur,
geworpen voorbij spraak, contact, onbeantwoorde brieven:
en ik zwerf weer onder de bomen
om een glimp van je te zien in 't voorbijgaan,
draf van honden in de middag, het gestolde geblaf,
open kaken waaruit lange jachtkreten, maar gestold,
en Oude Ben verbleekt tussen boomstammen...
Gedragen naar wat eens het kwarteleiland was en licht werd,
geboren één dag voor je broer Apollo, Artemis,
hielp je je moeder uit het licht naar Delos,
stuwde je de Zon door bloedbanen naar buiten, hield je hem
naar de hemel, zijn gouden windsels drogend in de wind,
- die jou zwijgend op zijn altaar in Delos zou bezitten,
en je op Orion ver in zee liet schieten -
keerde je terug in de schoot om een dag later geboren te worden
en op je vaders knie te zitten tussen oude-mannen-van-het-woud:
yn iquac nenemj cenca yxaoca
met gouden bellen aan je enkels,
yxamaca, xaxamaca, tzitzilica, tzitzitzilica,
in je rok van water gewikkeld, op weg om te sterven...
Ik wil zestig even oude Okeaniden, zei je tegen je vader,
en twintig riviernimfen om voor honden en uitrusting te zorgen.
Ik wil eeuwige maagdelijkheid bezitten en evenveel namen als Apollo,
een pijl en boog zoals de zijne: harmonie van de boog.
Ik wil het lichtdragersambt met de brandende toortsen,
alle meisjes met het doodsgetal van de maan: negen.
Ik wil een roodgezoomde tuniek van saffraan tot mijn knieën,
en daar ik nergens anders dan in bossen denk te leven:
alle bergtoppen ter wereld en slechts éen stad -
maar je vader lachte en gaf je meer dan dat:
zeggend: neem dertig steden, en wegen, en havens,
| |
[pagina 146]
| |
en dat je bad soms het voorspel van de liefde mag zijn
en dat hij die je kust van zijn doodsslaap zal genieten...
Gesnapt aan de woudzoom, rand van een lichtplas,
ogen gekluisterd aan schoonheid, haarlokken langs je dijen,
tussen de zuilen van je benen, deze tempel in jouw naam gebouwd:
vermoedelijk had ik naar de heerlijkheid van de Natuur gestaard,
ogen gekluisterd aan borsten door boog en pijl geschramd,
tepels als koraal in water,
ogen die de honden roepen als je mij ziet -
ogen die groot worden als van een hert zingen jouw lof vanuit goden
terwijl jouw honden naar de mijne en de mijne naar mijn keel springen:
en ik sterf met je namen op mijn lippen, O jij met de blanke armen -
Artemis van de pijlenregen,
Aphrodite van de trillende oogleden,
In de waaier van de wind der Onsterfelijken!
zeggend: neem dertig steden, en wegen, en havens...
Lyrics for the Bride of God (1975) | |
[pagina 147]
| |
Het Artemisium (11 / 3)De wind talmde in Aulis, de wind talmde...
Nebeuein. Voor reekalf spelen. Larissa, Demetrias.
Arkteuein. Voor beer spelen in kleren van saffraan. Brauron, in Attica.
Ruzein: ‘een knarsend geluid met de kaken maken.’
Artemis Laphria, Patrae: Iphigeneia in haar hertenwagen.
Phocea: mensenoffer zegt men, naar het model Orestes.
Halae: borst van slachtoffer bezaaid met zwaarden en pijlen.
Maar sommigen zeggen dat dit te Brauron in Attica plaatsvond.
Sparta: Artemis Orthia, rechtop tussen wilgen gevonden,
de jongens bezweken, doordrenkt van eigen bloed en sperma.
Ephesus: de veelborstige die zich in Manhattan naar mij uitstrekte.
Kaasoffers van Sparta, veelgatig,
en de vele handen streelden mij in Manhattan.
Ik kijk naar je in bad. Je zegt: neuk me alsjeblieft.
De hele dag heb ik gewacht tot je in mij zou komen.
Ik kijk naar je in bad. Je scheurt de liederen uit mijn keel.
De hele dag kijkje me aan en zeg je: neuk me van achteren.
Ik kijk naar je in bad. Melk en bloed stromen langs je dijen,
in riviernimfhanden: je rijpend geslacht.
Gezeten op je gouden zitvlak tussen wilgen bloed je
koper tussen de poten der herten.
Ik zeg: Artemis, mijn zuster met de gouden voeten en vleugels,
breek vannacht met de gebruiken en smeek me met je schoot
die naar alchemie en stenen ruikt. En je schijt bloed.
Ik kijk naar je in bad. En je zegt: je moet me niet neuken broeder,
ik ben het zat, deze schijn. Ik ben Maagd, zoals Athene en Hestia.
Ik keek lang en aandachtig naar de Natuur, haar lichaam naakt en bereid.
Rijpende Natuur, met gouden haar tussen haar dijen,
en omdat ik kijk hoe ze zich opmaakt mij weer aan haar borst te koesteren,
doet ze of ze mij niet hebben wil tot op haar laatste dag.
Ik ben de Zon die tot gisteren bedroefd de Maan achtervolgde. Het is nu.
Ik ben de Maan die bedroefd de Zon achtervolgde. En het is nu.
O Artemisium waar mijn moeder mij tussen kwartels baarde
en het wilde zwijn de funderingen vertrapte, en de beer door een kerker
van stammen naar de wilde bronnen tussen je knieën kwam:
ze riepen de godin van de geboorte pas op de negende dag,
ze trok door het bloed om mijn hoofd te ontdekken
| |
[pagina 148]
| |
waarna de Zon uit brak, drogend tussen zijn windsels,
en zich spreidde op de wind onder de ogen van zijn zuster!
Op open plekken in het bos rijzen de tempelzuilen,
het is niet zichtbaar of ze van stammen zijn of marmer,
melkkleurig of bloedkleurig,
van kwartelbeenderen of beton.
Daarboven is een open plek waar mijn zoon een vuur voortjaagt
en de bossen verschroeien als hij voorbijkomt en de aarde verkleurt
maar weer lopen de bladeren en bomen in een nieuwe Lente uit
en de Lente wordt de Zomer van mijn vierenveertigste jaar.
Ik, Apollo van de Lauweren, bestijg zingend uit de goden
het altaar van de tempel met mijn zuster tussen mijn dijen
en ik jakker als een hond naar haar resten
en bespring haar met een tong zo vol spraak dat het hart bekent:
Wraakgierige. Zeer wraakgierige.
en de wind ademt boven Aulis...
Lyries for the Bride of God (1975) | |
[pagina 149]
| |
Aantekeningen bij de gedichten van Nathaniel TarnDroom van een rebbe, r. 24: veren is hier gebruikt in de betekenis van ‘jongwas’, ‘jonge bomen’.
The beautiful contradictions VIII, eerste strofe: de grotten in de tekst zijn de Ajanta-grotten ten noorden van Bombay, die af en toe door tibetaanse monniken worden bezocht. Tweede strofe: de Mahayana-boeddhistiese opvatting van de Volmaaktheid van de Wijsheid (Prajñaparamita) houdt volgens Tarn in, dat de ‘Verlichten’ in staat zijn te begrijpen dat de Bodhisattva's (die de eenwording met Boeddha uitstellen totdat zij anderen gered hebben) eigenlijk niet bestaan maar tegelijkertijd individuen redden terwijl er geen personen gered kunnen worden behalve in het ‘rijk der verschijningen’. De wapenrusting is er een van geestelijke en defensieve aard: wie over het volmaakte inzicht beschikt, wordt hierdoor beschermd tegen het kwaad en het lijden. Derde strofe: de Sangha is de Orde van Boeddhistiese Monniken. Met Sangha kan zowel de hele Orde (Sangha van de Vier Windstreken) bedoeld zijn als een plaatselijke subgroep. Door giften aan monniken te doen zaait men goede daden die tot het oogsten van verdiensten leiden. De mantel of pij van een monnik zou idealiter moeten bestaan uit stukjes en lapjes. Vijfde strofe: Aberfan, mijnwerkersplaats in Wales die in de zestiger jaren gedeeltelijk werd bedolven onder een sintelmassa, waarbij talrijke schoolkinderen het leven lieten. De middenaarde, het (verre) Oosten. De behoefte aan schrijvers: Grete en Bea zijn de Margarete van Faust en de Beatrice van Dante. Het Artemisium 11/ 1 en 3: Oude Ben, de beer uit een verhaal van Faulkner die zowel in kleur als in de herinnering verbleekt. Tevens vervangend beeld voor Aktaioon. Kwarteleiland, het eilandje Ortygia bij Delos waar Leto de hardvochtige Artemis, tweelingzuster van Apollo, baarde. De kwartel is de sacrale vogel die met Artemis verbonden is. Voor een bredere achtergrondschildering moge de lezer verwezen worden naar Robert Graves' tweedelige uitgave The Greek Myths die door Tarn beschouwd wordt als behorende tot het ‘mentale klimaat’ van de dichter tijdens het schrijven van Lyrics for the Bride of God (Lyrics, p. 148). De noodlottige ontmoetingen van Artemis en haar slachtoffers, in het bizonder de figuur van Aktaioon (wiens drama in Pound's vierde Canto eveneens een centrale rol vervult) zullen hierdoor in een helder daglicht komen te staan. Gegevens van het eerste gedicht worden in het tweede vermengd met incidenten in het persoonlijke leven van de dichter (Manhattan) en tevens met de lotgevallen van Iphigeneia in Aulis. Aulis is de plaats waar de Trojaanse helden-in-spe door onophoudelijke stormen gedwongen aan wal moeten blijven. De maagd Iphigeneia moet geofferd worden om een einde te maken aan deze tegenspoed, wat volgens sommige versies verijdeld wordt doordat een hert haar plaats inneemt. (Cf. Ovidius' Metamorfosen, XII). |
|