| |
| |
| |
Lidy van Marissing
Fragmentatie
I
het evenwicht te kunnen voelen, mooi moest dat zijn, èèèh, met benen, met voeten, rechtop, staan op de aarde, het hoofd in lucht, wind, en dan bewegen, de voeten vooruit, lopen, zwaaien, èèèh, gottegot, wat was dat lang geleden, de groene tijd
/ het gezicht in gras, de handen vooruit, trekt het zich aan pollen verder, met de benen trappelend om vaart te maken, met de buik wippend om kracht te zetten, de hond achterna, het natte snuiven en de vacht, het bonken van zijn poten trillend in de grond, het gezicht in gras, de handen wilder vooruit, trekt het zich verder, hijgend, met korte geluidjes van drift /
mooi moest dat zijn, wiegend lopen en even stilstaan om opnieuw het begin van de beweging te voelen, (ze sluit haar ogen) àààh, de armen losjes, de handen ergens in het licht, zomaar te gaan -
(en haar hoofd schokt, doet ze haar ogen open, breekt de gedachte af. Voorzichtig voelt ze tussen de plooien van haar buik; zichzelf sussend strijkt ze over de korsten. Ze smakt met haar droge mond en jammert om)
/ het laat zich loodrecht tot de zwarte bodem zakken, tot het piepen in de oren overgaat in lange fluittonen, noodsignalen bij gebrek aan lucht, dan slaat het tegelijk de armen en benen uit, keert de beweging om, zwemt omhoog naar het groene oppervlak, met een barstend hoofd, zuigende oren, komt het boven water, hapt naar lucht /
alles beeft, alles beeft in me, ze laten me doodgaan,
(Ze wil zich optrekken, twee handen aan een spijl, rolt opzij, blijft huilerig liggen)
/ dan duwen ze het opnieuw onder water, en nog eens, telkens als
| |
| |
het met uitgebeten ogen, proestend en spugend, weer bovenkomt, de stemmen hoort slaan, de handen, de handen, opnieuw onder water, alles spoelt, suist, zodat het denkt te stikken, al gestikt te zijn, dan boven te drijven, een kurk, een klomp, en op de rug blijft het voorzichtig voelen - het licht zonder de handen blijft het drijven en denkt het niet gestikt te zijn, niet gezonken /
(ligt stil te kijken naar de scheurtjes in de muur, de bolle letters: Geertruida, het vuile krijt, de gaten. Ze huilt niet meer als Joosje met het glas komt; laat zich rechtop zetten en drinkt. Joosje veegt haar hals en wangen af: ‘Sssssss’, en legt neuriënd schone kranten in het bed.)
joosje is zacht, ze is licht, lichtblauw, ze laat me niet doodgaan, ze jaagt de dokter weg, joosje geeft water en maakt muziek, lichtblauwe watermuziek, ssssssss, waterjoosje, waterjoosje,
/ het ligt rond en ademt mee, opgerold deint het en luistert, hoe het overal klopt, ademt, deint, hoe het klopt en ademt en deint, overal, en het ligt rond en deint mee /
(nog half slapend begint ze tegen de schemer te praten, een beetje hees. Joosje staart haar aan.)
/ het rolt om en om, slaat woest met de vuisten op de grond, springt overeind, gaat wijdbeens staan en probeert opnieuw, de mond open, de tong in bedwang, te spreken, eindelijk, luidkeels: aaaaaaa /
(praat ze traag verder, terwijl Joosje in de stoel slaapt en door haar half-open mond fluit zoals)
alles beeft, alles... tsss
(Ze voelt hoe haar buik zwelt en leegloopt, het vocht bijt in het vel van haar benen.)
gottegot, ik ben zo oud in het donker, joosje, ze laten me doodgaan, ze knijpen me uit,
| |
| |
| |
II
als geertruida dood, als geertruida dood, als geertruida dood, als geertruida dood - wat moet ik?
(staat met haar buik tegen de tafel geleund en wrijft met een hand over haar ogen, herhaalt het gebaar steeds vlugger, tot vier keer toe; juist bij het begin van de vijfde keer voelt ze een vlieg op haar andere hand, de linker die op de tafel steunt: in een ogenblik van razendsnelle drift slaat ze de vlieg plat en veegt hem met één felle beweging weg. Dan wast ze haar handen, weer in gedachten, afwezig.)
als geertruida dood, dood, dood, dood -ik?
(Ze gaat met het glas water de kamer in, alsof ze slaapwandelt, buigt zich over de gebarsten pop in het ledikant en)
ssssssss
(haalt ze geschrokken de rode kranten onder Geertruida vandaan. Dan zingt ze binnensmonds een kinderliedje, krampachtig, om de angstbeelden te bezweren die)
de doden, ze hangen op zolder, met hun koppen omlaag, hun ogen zijn wit, hun tongen zijn stukjes oud vlees, en dan de oorlog, ze hangen overal, ook in de bomen van het park, 's nachts hoor je een geratel van, en dan de oorlog, nee -
(zit ze weggezakt in de stoel naar Geertruida te kijken. Ze probeert haar ogen open te)
dan de oorlog, de doden, nee -
| |
| |
ik mag niet in slaap vallen, geertruida is erg ziek, ik mag de dokter niet roepen, en de rode kranten dan? en het geratel? het zwart is zo diep achter haar witte hoofd, ze drijft weg, een vlek in het zwart, het lijkt wel water, een witte vlek in zwart water, in het, nee geertruida, niet bang zijn, het is oorlog, maar ik ben het, joosje, ik, nee
/ - de agenten gingen boven op hem zitten - omstanders riepen: ze hebben die jongen doodgeslagen - de menigte werd uiteen gejaagd met behulp van motoren, paarden en honden - ze hebben die jongen doodgeslagen - gehelmde politiemannen reden recht op de mensen in - een agent trok dreigend zijn revolver - ze hebben die jongen doodgeslagen -/
| |
| |
| |
III
en het wit te zien worden boven de rivier, de nevel te zien, de dag, en de geluiden onder de berken te tellen, vier kleine geluiden in de ochtend, of vijf, en geen beweging te maken, alleen te staan, te kijken, of dicht bij het water te zitten, mooi moest dat zijn, het water in de kom van twee handen en misschien wel te drinken, èèèh, het door de vingers te zien gaan als vloeiend glas,
(zit rechtop, voelt zich beter, wiegt een beetje met het bovenlijf. Ze brengt haar handen dicht bij haar gezicht en bekijkt ze aandachtig)
deze ouwe vingers zijn zo oud, ik kan ze breken, tien takjes, en al die barsten in het vel, de schilfers, de huid is versleten, dit is een gele nagel, afgebrokkeld, en dit ook, en als ik een vuist wil vouwen kraakt het, het lukt niet helemaal, ik zie de geplooide binnenkant, de droge schubben, de bruine vlekken en spikkels, het weer zit erin, gottegot, ze kunnen niks meer, deze ouwe
/ het gaat de wand tastend langs, de handen plat tegen de muur schuift het rond, draait in een donkere kring, draait steeds weer in een donkerbruine kring, draait dol.
het roffelt met twee vuisten tegen de wand, het slaat tot zand met plofjes op de bodem valt.
het ziet de lichtcirkel recht boven zich, het zoekt houvast, hijst zich omhoog, met ingehouden adem, klimt - de punt breekt af, het valt terug, ligt achterover starend naar het licht, beweegt zich niet.
opnieuw draait het dol, krast de nagels stuk tegen de wand, schuurt de huid kapot, zuigt bloed /
hier op de muur vlak onder de t van geertruida zitten ze, joosje, kijk hoe gemeen, de spin heeft de vlieg heel snel ingesponnen, vastgezet in haar draden, je ziet hoe ze trillend een web legt om het achterlijf van de vlieg, en dan om de pootjes die verstrikt raken, en dan om de
| |
| |
vleugels die aan de draden kleven, kijk nou toch joosje, de vlieg spartelt tegen, scheurt een vleugel, de spin trekt met korte rukjes, haalt de buit naar zich toe, de vlieg beweegt de pootjes nog, verschrompelt nu, is geen vlieg meer maar een bolletje, een zwarte prop in het web, èèèh, wat is dat? de spin klautert er bovenop en klemt de prooi onder haar buik, hoe gemeen,
(Joosje ziet de stip op de muur, onder de krijtletters, ze hoort Geertruida gespannen fluisteren. Ze pakt de lege glazen, trekt de kranten recht. In haar hoofd klopt het.)
/ het slaat de armen om de rand van de kuil, grijpt het gras, spartelt, schuift verder tot alleen de benen nog in de put hangen, hijgend ligt het en voelt met de ogen dicht hoe de wind zachte regen meevoert /
als ik op mijn rechterkant lig kan ik door de spijlen het raam zien en de stoel en de vloer ook nog net, op mijn linkerkant lig ik liever niet, de muur is vervelend met altijd dezelfde scheurtjes en die naxe letters: geertruida, en altijd het deuntje in de verte: geertruida, geertruida, wat zijn je kersen rood, bah, maar zo lig ik goed, de kranten zijn nog droog en glad, als ik nu niet draai en woel komen er geen proppen en snippers in het bed zegt joosje,,, zo lig ik goed, ik kan het raam zien en de stoel en de vloer ook nog net, buiten is het licht, met wolken, is het middag? dat ben ik vergeten, het ziet er zo herfstachtig uit, dat kan ook de namiddag zijn, zo grijs is het, met wolken die,, dit soort licht maakt treurig, het is geen echt licht, net of er een ruzie zal komen of een ongeluk, waarom? èèèh, moeilijk, ik denk omdat het loert, het is een dreigend licht, misschien wel,, en de stoel en de vloer ook nog net, maar als ik lang naar beneden kijk gaat het trillen, nu ook, de vloer golft een beetje, er zit iets in mijn hoofd, al die radertjes daar, er hapert iets, joosje kijkt kwaad en vindt het onzin, toch,, door draden en schakels pompt het bloed natuurlijk, ik denk dat er iets hapert, daarom trilt het als ik kijk, de stoel trilt ook, tot ik mijn hoofd schud, dan staat alles weer stil, als ik mijn ogen dichtdoe hoor ik de drukte van binnen, het suist, af en toe kraakt er iets of reutelt even, vooral als ik slik,,, ik ben wel bang als het stopt, soms wel drie tellen lang, of vier, net of ik,, nu is het weer paars achter mijn ogen, als ik ze dichter knijp sneeuwt het vonkjes,,, wel bang als het stopt,,, als ik draai en woel komen er proppen en snippers in het bed, de muur is vervelend,,, het licht is grijzer met wolken,,, de stoel trilt,,, geertruida, geertruida, wat zijn je kerens rood,,, wel bang als het stopt,
| |
| |
,, joosje vindt het onz,, radertjes,,, is het middag of oorlog?,, zo grijs,,, paars,,, het loert,,, wel b,, vloer golft,,, dezelfde scheurtjes,,, proppen en snipp,, als het -
| |
| |
| |
IV
/ - 's morgens door de politie uit de winkel gehaald en m de gevangenis opgesloten - hier waren nog twintig anderen die allen aan handen en voeten gebonden waren - spoedig daarna op dezelfde dag werden ze op een vrachtauto geladen die wegreed in de richting van bembe - kort nadat zij de brug gepasseerd waren die de grens vormt met bembe, reed de vrachtauto achteruit het bos in - de laadklep ging omlaag en de mannen werden naar buiten gedreven - daarna werden ze één voor één door iemand met een revolver in hun achterhoofd geschoten - tot hen behoorde ook c. die onmiddellijk het bewustzijn verloor - toen hij bijkwam, was een vrouw zijn gezicht aan het wassen - ze waren ver van de plaats van exekutie verwijderd - de schoten waren gehoord door antonio k. en zijn vrouw die in de buurt waren - toen de vracht- auto weer wegreed, gingen ze kijken wat er gebeurd was - ze zagen de lijken liggen en onderzochten ze één voor één om zich ervan te overtuigen dat niemand meer in leven was - zo vonden ze c. - ze droegen hem weg naar him schuilplaats - door de kogel was zijn kaak van zijn mond tot zijn oor weggeslagen - zijn kaak van zijn mond tot zijn oor weggeslagen - j
(Bij iedere halte voelt ze de buiken duwen. Ze stoot tegen tassen. Billen schuiven langs. Het stinkt)
het stinkt naar mensen, sigaren, natte regenjassen, zweet, ik moest geertruida wel alleen laten, ik moest wel, au, ze stompen je opzij, zou er een plaatsje zijn voorin? is dit het centrum, nee - geertruida alleen, ik moest wel - au, die buiken, ze drukken je plat, ze duwen je tot je stikt, ze - hè nee, rustig, ik heb de stang nu vast, blijf staan in de bochten, nog schone kranten gegeven, gezegd niet te woelen, proppen en snippers - stationsplein? stationsplein? hier is het toch niet, wat zegt u? hihi, nee dat is mijn tas niet, dankuwel meneer, ja de volgende halte -
(stapt uit. Ze schrikt van de auto's en steekt aarzelend over. Voor
| |
| |
het gebouw blijft ze staan. Ze kijkt even omhoog langs de gevel, telt de verdiepingen. Dan pakt ze een kaart uit haar tas en)
de grijze stoep op, de glazen deuren door, langs de portier, ja meneer, kamer 544 weer, de grijze gangen in, tot het eind, linksaf bij het witte bordje, niet wachten op de lift, gewoon doorlopen, tot het eind, de grijze tegels over, bij het zwarte bordje rechtsaf, de trap op, de gang in, tot het eind, de tegels over, mijn eigen slepende stappen horen, niemand meer zien, de hoek om, de trap op, de gang in, halverwege rechtsaf, bij de plaat met de kollektebus weer rechts, de gang in, de tegels over, loopt daar iemand? alleen te horen, niets te zien, de laatste trap op, nog een gang door, deur 539, 540, 541, 542, 543, ja-
(Ze steekt haar kaart door het loket, ziet een man bewegen achter het glas. Ze knikt. De man stempelt de kaart af en telt geld neer. Ze pakt de kaart en het geld uit het bakje, knikt opnieuw.)
weer de gelakte deuren langs, 543, 542, 541, 540, 539, de gang door, de trap af, de tegels over, de hoek om, nu links bij de plaat met de kollektebus, halverwege weer links, de gang in, de trap af, de hoek om, niemand te zien, alleen mijn eigen geslof te horen, tot het eind van de gang, de trap af, het zwarte bordje, de tegels, de lift - het lichtje brandt -, het witte bordje, de gang, de portier, dag meneer, dankuwel meneer, de glazen deuren, de stoep - en nu moet ik eerst de kaart en het geld in de tas stoppen, als ik iets verlies, en dan terug naar geertruida, ik moest haar wel alleen
(kijkt ze schuin, naar boven, de rijen ramen langs en schuift het trottoir over, in de richting van de bushalte. Er staan vijf mensen te wachten. Het begint te regenen.)
vijf zwarte figuren in de regen, ik ben nummer zes, ze kijken of ik wel achteraan ga staan, nee, ze kijken niet, ze draaien zich traag om, een beetje stijf, net poppetjes, ze dreigen - alsof ik vóór zou dringen, ze kijken in mijn richting, maar ze zien me niet, ze staren rakelings langs me heen, met glazen ogen, ik ben poppetje zes - zwijgend wachten in de zachte regen, drie vrouwen en twee mannen en ik, hoe lang? nummer 1 zet een stap - twee tegels tegelijk naar voren -, 2 volgt, 3 neemt twee tegels, is dat de bus dan? 4 aarzelt, kijkt, kucht, nee hoor - 4 schuift toch twee tegels op, 5 volgt-ik laat een opening in de rij, een gat van tegels, 5 kijkt glazig om, ik sluit niet aan, ik loop naar voren als de bus komt, eerder niet, eerder niet,
| |
| |
eerder niet - hoe lang? ik kan een rondje lopen, gewoon een rondje om mijn tas op de tegels, ik kan een beetje zingen - ze keren zich weer houterig naar me om, waarschuwend,
| |
| |
‘joosje? het loert, ’
‘sssss, ik ben terug, deur 544, de gangen door, de bus, vijf houten poppetjes,’
‘ik ben wel bang als het stopt, soms drie tellen lang, of vier, ’
‘bembe, waar ligt bembe? bang, ja ’
‘alles is snot ’
‘?’
‘de proppen en snippers tussen mijn benen, is het middag of oorlog? ’
‘toen door het centrum, de stad, iedereen kruipt en graaft, ze duwen je, slaan met geluiden, ’
‘als ik mijn ogen dichtdoe hoor ik de drukte van binnen, het suist ’
‘poppetjes op stoepen, op pleinen, in huizen, korrels op een hoop geveegd, daarboven een stofwolk, ik dacht
‘geritsel van zand? gottegot, wat is dat lang geleden ’ ‘we slijten ’
‘de muur is vervelend, dezelfde scheurtjes, ik wil in de stoel, joosje?’
‘als het weer licht wordt, ’
| |
| |
| |
V
droomde ik dat mensen tegen elkaar geschoven stonden op een eindeloze roltrap - kinderen tussen de knieën geklemd - een onafgebroken rij mannen en vrouwen, wassen beelden van wie alleen de ogen en vingers nerveus bewogen - een lopende band schuin omhoog kruipend van een onzichtbaar punt (een kuil? een bunker?) naar een onzichtbaar punt (een zolder? een toren?) - niemand had bagage bij zich /
daarna was ik alleen in een donkere ruimte - een zwarte figuur (een man? een vrouw?) gooide mij achterover - ik wilde opstaan en vluchten maar - een zwarte figuur gooide mij achterover - ik wilde opstaan en vluchten - gooide mij achterover - wilde opstaan en - achterover - opstaan en - achterover - opstaan en - achterover /
huilend tegen een warm lichaam (een man? een vrouw?) - daarna lachend - had ik een vochtige mond, we lagen ergens in een veld(?), met tintelende borsten /
(hoort ze Geertruida praten, zacht maar nadrukkelijk. Ze moet water brengen of)
we slijten, we brokkelen langzaam af - als geertruida dood? - we draaien rond en - wat moet ik haar zeggen, de rode kranten, ze ziet het zelf, alleen nog water, vijf glazen per dag, wat zou een dokter? ze wil niet, wat denkt ze dan zelf? wat weet ze?
/ - de fysieke dood deelt met bovengenoemde gevallen het gebrek aan perspektief - bij de fysieke dood valt het licht uit, verdwijnt de integratie - het merkwaardige is dat er eigenlijk op dat moment niets aan de mens dood is, alleen de samenhang is weg - dat biedt de huidige mogelijkheden tot uitstel, het probleem niet van de schijndood maar van het schijnleven - /
| |
| |
wat denkt ze dan zelf? wat weet ze? waarom praten we niet over dewaarom verzwijgen we - ze mompelt over radertjes, radertjes? en de natte proppen, de korsten, haar gebarsten - waarom zeggen we niets over het einde, we zijn ook het begin vergeten, het begin? ze praat tegen zichzelf, over vliegjes, een spin, heeft ze nooit de - heeft ze nooit de doden gezien? ze hangen op zolder, met hun koppen omlaag, hun ogen zijn wit - nee, luister, laten we rustig praten, laten we - geertruida, ben je bang? voel je hoe je lijf heel koud zal worden, heel zwaar, ik denk van gips, nee zwaarder, zoiets moet het zijn, en dan de verbrokke- ling, het uiteenvallen, gruis - ja? zal het zo gaan, ik - of spoelen ze je weg, de dokter, de dokter heeft er niets mee te maken zeg je, dat vind ik ook, hij zou je inpakken in witte lappen en vastbinden op een plank, hij zou je meenemen, je zou nooit meer terugkomen, nooit - ik?
(Ze brengt een vol glas naar binnen, legt schone kranten bij het bed. Dan pakt ze het krijt, klimt op de stoel en trekt een streep onder de letters: Geertruida.)
| |
| |
| |
VI
droomde ik dat alles ingepakt zat, mijn hoofd, buik, armen en benen, ik kon nauwelijks ademen, kreeg een vieze lucht naar binnen, een stank van - na een tijd werd ik bang, ik zou stikken, ik zat dichtgeplakt, zelfs mijn ogen waren ingemetseld, maar ik hoorde stemmen (joosje?), ik wiebelde wat, ze(?) klopten en duwden tegen de wand om mij heen, ze klopten steeds harder, het kraakte -
er vielen gaten in de schors, ik kon met éen oog naar buiten kijken, daarna met twee, ik kon mijn lippen bewegen, mijn mond wijd openen, naar lucht happen, er vielen brokken op de grond, ze scheurden mij tevoorschijn, ze (?) -
ik zag dat het harde krantenproppen waren, het rook naar stijfsel, ook bij mijn benen was de korst weggebroken, ik dacht dat ik me kon bewegen - toen zag ik het bruine verband waarin mijn voeten, benen, buik, mijn hele lijf gewikkeld zat, ze begonnen onderaan, slierten gaas kwamen van mijn benen, eindeloze slingers, ze zeiden niets maar draaiden zonder ophouden de lappen los, eindeloze lappen rond mijn buik, armen en hals -
ik keek niet meer maar huilde met mijn ogen dicht, wat zou er overblijven? had ik nog een lijf onder het grauwe verband? toen opende de een (?) mijn mond en begon te trekken, ik voelde iets omhoog schuiven door mijn keel, gottegot, een eindeloze sliert kwam naar buiten - toen trok de ander (?) tussen mijn benen het verband uit mijn buik, zonder ophouden, lange slingers, slierten bruin gaas uit mijn buik /
daarna waren ze (?) weg, ik lag op de grond tussen de lappen, het stonk maar nu anders dan tevoren, het stonk naar putwater - ik kon
| |
| |
niets meer bewegen, ik trilde, mijn lijf was een kleverig vocht, een witte kwal, ik -
snot /
(ligt ze zwetend op haar buik, voelt de natte kranten om zich heen. Ze draait zich om. Snippers plakken tegen de huid van haar borsten. Ze veegt ze weg, nog zeurend over de droom, en ziet hoe Joosje op de stoel klimt, op de muur krast.)
precies waar de spin de vlieg uitzoog, precies onder de letters,
|
|