Raster. Jaargang 4
(1970-1971)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
[pagina 9]
| |
Afstand. Wat doet afstand;
hoe werkt afstand. Kan hij
b.v. een mens afwikkelen
en daarna weer opwinden?
En of het om het principe gaat,
als het om een principe gaat.
| |
[pagina 10]
| |
Uit welke richting komt het?
Dezelfde richting. Kloppen
de andere gegevens ook?
Voor zover is na te gaan.
Wat denk je nu te doen?
(Wat of je nu gaat doen).
| |
[pagina 11]
| |
Iets (varenachtig?) daalt.
Nr. 1: ruikt al naar niets.
2: heet al haast niets. Goed,
laatste spelletje. 1000 poot,
die zich van A naar B spoedt,
overschrijdt lichtsnelheid. (Leuk?
| |
[pagina 12]
| |
Het einde? Nee. Vrijwel
het einde? Nee. Wat zit
er dan nog allemaal in
dat nee: - ook zout?
Hoor je me: ook zout?
Ja. Ook zout? Zout.
| |
[pagina 13]
| |
Of moeten we hier blijven;
moet ik hier willen blijven -.
Wanneer de bovenlip is opgetrokken,
krijgen de tanden het koud.
Wanneer beide lippen weg zijn,
hebben je tanden het nog kouder.
| |
[pagina 14]
| |
smorgens 3, savonds 4;
akkoord?). Afscheid van een
reeks vormen; wat er precies
in je dichtslibt, weet je niet.
(Ronde schedel, hoekige tenen).
Je zòn schijnt niet lang genoeg meer.
| |
[pagina 15]
| |
Oude regen/nieuwe regen.
Prendre la balle au bond
or miss it. Bont, uit de oksel
van een vos; een klok stelen,
en je oren dicht houden.
Het ei tegen de steen smijten.
| |
[pagina 16]
| |
(Hoor je me nog?).
Zeg mij langzaam na: hoor
je me nog? Woorden, door zulke
poeders gehaald: worden zij al
van glas? (Wat een afstand).
Mij langzaam nazeggen: hoor j -
|
|