| |
| |
| |
Jules Dister | De dochter van Malfi
Wever woonde aan de rand van de stad met uitzicht op de velden. Als hij na een dag hard werken terugkeerde naar huis moest hij door schaars verlichte straten, waar dronken mannen in streepbroeken om de gunst smeekten van verlepte vrouwen, waar blinde grijsaards tastend langs de muren schoven en kinderen en honden rondkropen. 's Nachts klopten geesten aan zijn deuren, beklommen muizen zonder staart zijn bed, slopen katten over de daken.
Toen de avond viel deed hij de luiken voor de ramen en sloot alle kasten en deuren af en verdween de stad in. Per tram reed hij over de dalende en stijgende straten tot midden in het centrum. Hij had twee paar sokken aangetrokken en een sjaal voor zijn mond gebonden, want het was akelig koud buiten en het vroor en regende tegelijkertijd. Over de dalende en stijgende straten liep hij, af en toe in zijn handen blazend, een grote glanzende ring aan zijn vinger. Politiemannen in burger stonden onopvallend in portieken en vroegen voorbijgangers steeds opnieuw om vuurtjes voor hun sigaret. Ze volgden Wever een eindje, maar hij had hen in de gaten en drong zich snel door de menigte heen, zigzagde over een kruispunt en slaagde erin onzichtbaar te worden in de donkere buurten van de kleine binnenstad. Daar klonken de stemmen van ministers, parlementariërs en gemeenteraadsleden uit luidsprekers, die aan de hoeken van de straten hingen. Wever gleed over het gladde wegdek en hield zich met moeite staande. Bij Vali ging hij naar binnen en de eerste uren kwam hij niet meer naar buiten.
Als je de deur van Vali's kafé opendeed kwam de muziek je als een golf tegemoet. Als je Vali's kafé binnenstapte werd je bijna weer naar buiten geblazen door de bassen en gitaren en de tientallen echoënde stemmen. In Vali's kafé viel niet te konverseren of te redeneren, want in Vali's kafé heerste de muziek. En de mensen die er waren bewogen vrij rond over een uitgestrekte dansvloer en stonden
| |
| |
geen ogenblik stil, maar gebaarden met armen en benen en flapperden met hun oren en wiebelden heen en weer. Je moest je even aanpassen. Je moest er even induiken en diep adem halen. En dan voelde je je goed bij Vali.
Wever voelde zich goed bij Vali. Hij stond op zijn favoriete plaatsje aan de bar, vanwaar hij het beste uitzicht had op het wenden en keren en heupwiegen van Vali zelf, die hij in stilte aanbad, en niet voor niets. Voor niets schonk ze zijn glas geregeld vol tot aan de rand.
En terwijl hij zich zo ontspande en de last vergat, die hem elke morgen weer op de schouders gelegd werd, zwaaide de deur open en stoof een dichte drom vrouwen naar binnen, vrouwen in hun volle vederpracht, in duizend en één kleuren, vrouwen zoals je ze maar zelden ziet. Wever rekte zijn hals uit en ging op zijn tenen staan om zijn ogen uit te kijken op die langbenige, vreemd uitgedoste wezens die daar hun intrede deden, die daar de vloer bezetten, die daar de show stalen. Ze hielden hem de hele verdere avond hoog op zijn tenen en hij keek toe hoe ze de meest onverwachte lichaamsdelen lieten golven of kronkelen en hoe ze hun lange nekken sierlijk bogen, zonder dat ze hem overigens ook maar een blik waardig keurden. Het werd hem groen en geel voor ogen, al starend en starend naar de verwarring op de dansvloer, waar deze langharige donkerogige schonen door elkaar heen stapten, op hun ooievaarspoten, met hun pauweveren, met hun als maskers beschilderde gezichten. En hij vermoedde al dat ze niet van deze wereld waren, namen dragend als Titty en Tiffin, Suckin, Pidgen, Liard, Hoppo en Stadlin, Hellwin en Prickle.
- Zijn ze te goeder of te kwader trouw, vroeg hij zich angstig af.
Toen hij de vloer overstak om te gaan pissen, bevond hij zich opeens midden tussen hen in, aan alle kanten omgeven door pluimen en veren en geuren, hij rook hun lichamen, hun geparfumeerde oksels, hun tandpastamerk en hun transpiratie.
- Zeg, misschien mag ik even passeren, mompelde hij. Maar de vrouwen sloten hem enger en enger in, vormden een kring om hem heen en deden een rondedans, waarin hij alleen maar kon meedraaien, proberend hun gezichten met zijn ogen te volgen, maar al snel duizelig wordend en mee- en mee- en meedraaiend. Boven de muziek uit hoorde hij hun lachen en gillen en zingen. Wever zat in de kring en kon er niet meer uit.
Black Spiritts, and white: Red Spiritts, and Gray,
| |
| |
Mingle, Mingle, Mingle, you that mingle may.
- Wilt ge er zorg voor dragen dat de keuken er altijd piekfijn en blinkend en stralend uitziet?
Dat zei de dochter van Malfi, toen hij bij haar in dienst kwam, vlak nadat ze getrouwd was. En Wever werd de kok in haar keuken.
Ze was erg fijn en klein, de dochter van Malfi, en erg teer en smal en breekbaar. Het leek of ze aan draden vastzat die haar armen en benen met schokjes in beweging zetten en haar of en toe een stukje boven de grond uittilden en haar voort lieten zweven. Ondanks haar rijkdom mocht Wever haar wel, ploeterend en zwetend in haar gloeiendhete keuken, in haar geschuurde potten en pannen roerend, zich in zijn vingers snijdend met haar zilveren voorsnijmes. Zijzelf was altijd uiterst voorkomend en aardig en zelfs liefderijk tegenover hem. En meer dan ooit was ze in zijn keuken te vinden, nu haar man al weken op sterven lag en het verrekte vóór haar de pijp uit te gaan zoals hij telkens weer benadrukte, om haar met de kans te gunnen zich na zijn dood direkt aan de een of andere geile aap te verslingeren. De hele dag hoorde hij de stervende schreeuwen en tegen haar uitvaren en hysteries worden en uit zijn bed vallen, waarna hij geroepen werd om hem er weer in te tillen.
- En wat kan ik beginnen als ik eenmaal dood ben, beklaagde hij zich bij Wever, als ik in mijn graf lig en ik zie hoe ze zich door de eerste de beste orang oetang laat versieren en verneuken, ik zal me bont en blauw stoten bij het draaien en keren in mijn kist!
Hij was oud en seniel en rijk en niets waard, haar man, en het zou hem weinig kunnen schelen of hij dood ging of in leven bleef, als het niet steeds vaker voorkwam dat hij overuren moest maken om de bijna-dode nog snel een laatste hap spinazie of een laatste kop kippensoep naar binnen te laten slokken. Het was elf uur s'avonds en Wever zat aan het sterfbed en voerde de man van de dochter van Malfi uit een porseleinen kom het geestkrachtige voedsel, dat zijn verblijf op deze wereld nog een uur of wat moest rekken. Hij spuwde de helft weer terug en de andere helft liep uit zijn mond langs zijn kin omlaag en droop op de spierwitte lakens. Hij staarde hem aan, de stervende, met zijn gloeiende rode ogen in zijn afgetakelde smoel staarde hij Wever aan en hij bewoog zijn lippen, maar Wever kon hem niet meer verstaan en trok hem zijn slaapmuts over de oren en verdween naar zijn keuken. Daar zat hij moederziel alleen onder en
| |
| |
tussen zijn potten en pannen, die volgens voorschrift alle blonken als de hel. Boven zijn hoofd begeleidden priesters de steeds zwakker wordende ademhaling van de op sterven na dode met litanieën en gebeden, ze sprenkelden wijwater en hoorden biecht en lieten met een enkel handgebaar zijn doodzondes verdwijnen als sneeuw voor de zon. En na hun vertrek stommelden nieuwe zwartrokken de trap op, van andere kerkgenootschappen en andere geloven en andere overtuigingen, want hij wilde zekerheid hebben dat hij tenminste in het hiernamaals goed terecht zou komen, de stervende man van de springlevende dochter van Malfi.
In zijn witte keuken zat Wever en hij hoorde hoe het huis steunde en rochelde en kraakte in zijn voegen. Achter de ramen meende hij fladderende gestaltes te ontwaren en lichtjes van glim- of gloeiwormen. Voor hij het wist stond ze voor hem, de dochter van Malfi, gehuld in haar bontmantel, helemaal weggedoken in die reusachtige harige bontjas waarop ze vroeger voor het haardvuur lag, en ze huiverde en leunde tegen de keukentafel. Samen wachtten ze op het beslissende moment. Klokslag twaalf uur was het zover en gaf hij de geest.
Het was nog geen twee weken later dat hij in haar rouwkamer geroepen werd, waar ze op haar bed zat, de ramen geblindeerd en zwarte sluiers overal.
- Ik zal u moeten ontslaan, zei ze. Hoewel ge uw werk uitstekend doet, heb ik u niet meer nodig nu mijn beminde man, zoals u bekend is, het tijdelijke voor het eeuwige heeft verwisseld en daarbij zijn geld heeft meegenomen in het graf. Ik zal moeten bezuinigen en voor mezelf moeten koken in het vervolg, zei ze, tenzij...
Ze maakte haar zin niet af, maar stond op en begon doelloos door de kamer te dwalen en tegen de muren en portretten te praten. En weer merkte Wever haar sierlijke manier van bewegen op, haar lopen als over glas, alsof ze niet met beide benen op de grond stond. Haar wijde zijden gewaad fladderde tegen haar benen.
- Is er niemand in de buurt, zei ze, schichtig in het rond kijkend. Maar de gordijnen waren gesloten en ze waren alleen in huis. Sinds de dode door de voordeur naar buiten gedragen was waren ze alleen in huis en bracht Wever haar elke morgen haar ontbijt op bed in diezelfde donkere kamer met zijn tapijten en lopers en de geur van ongeluchte vrouwenslaapkamers en ongeluchte vrouwenbedden en ongeluchte vrouwen.
| |
| |
- Dat is waar ook, zei ze, ge wilt natuurlijk uw loon naar verdienste hebben.
En ze draaide zich om en kwam naar hem toe en bleef vlak voor hem staan en Wever wist niet hoe hij het had. Langzaam stak ze haar hand omhoog en liet een grote glanzende ring van haar vinger glijden en hief hem omhoog en hield hem in de hoogte. Hij keek ernaar en keek ernaar tot hij alleen nog die kleine glanzende cirkel zag en hij stak aarzelend zijn hand uit. Maar ze knikte nee en zijn hand bleef in de lucht hangen en ze wees op de ring die daar blonk en schitterde en hem uitdaagde. Dan stak hij één vinger naar voren en richtte hem op de ring en naderde, naderde de ring in de hand van de dochter van Malfi, die nu trilde en beefde, tot Wever zijn vinger door de ring stootte en hem vast aan zijn vinger schoof, muurvast aan zijn vinger schoof.
- Ja, zei de dochter van Malfi, ja.
Hij voelde hoe de kleine masjiene in zijn borstkas sneller begon te zuigen en te kloppen en te pompen en zijn bloed begon te koken en zijn aderen zwollen op en Wever rende door de stad, zonder op de zwarte katten te letten die hem voor de voeten liepen, zonder de zwarte kraaien te zien die uit de portieken loerden. Roekeloos liep hij onder ladders door en telde tot dertien. Wat kan mij nog gebeuren, leek hij te denken en hijgend dook hij onder in Vali's golven van geluid. Aan de bar dronk hij het ene glas na het andere, tot hij ietwat wankel op zijn benen stond en het bloed hem naar het hoofd steeg. Vali kwam aangesneld en sloeg een arm om hem heen en fluisterde in zijn nek. Zijn kop werd vuurrood en leek op te zwellen en hij likte met zijn tong langs zijn lippen. Wever had koorts en was heet en ziek van liefde en muziek stroomde uit zijn oren. In deze toestand verbaasde het hem nauwelijks, toen zich een wirwar van meisjes om hem heen verdrong, kleine heksjes met spitse tieten en gepenseelde gezichten en paarse en oranje en rose kousen, dertien in getal. Ze lieten hem geen ogenblik met rust en hingen om zijn hals en trokken aan zijn haren en wonden hem ten zeerste op. Aan alle kanten omringden ze hem en keken naar hem op en stonden op zijn tenen. Ze wiegden hem heen en weer in hun midden en draaiden hem rond en rond, de heksjes, en het zweet stroomde over zijn gezicht en zijn hemd plakte vast aan zijn rug die nat was, en zijn broek plakte vast aan zijn benen. Hij werd als het ware gekookt en omgeroerd.
Later op zijn kamer veegde hij een spin van de muur en haalde zijn
| |
| |
ekspander tevoorschijn en zette zijn borstkas uit. Hij rekte zich uit, een twee, en verslapte, een, twee, en haalde diep adem, een, twee, en ademde uit, een, twee, en rekte zich uit, een, twee en verslapte, een, twee.
Dicht tegen elkaar aan lagen ze in het midden van het uitgestrekte bed. In het donker leek het of er overal in het huis gefluisterd en zacht gelachen werd en of deuren open en dicht gingen en licht aanen uitging en klokken tikten en rinkelden. Nu eens lagen ze samen helemaal links en dan weer samen helemaal rechts in het bed. En nu eens lagen ze dicht bij elkaar helemaal boven en dan weer dicht bij elkaar helemaal beneden in het bed. Of ze lagen gewoon op elkaar, de dochter van Malfi onder Wever of Wever onder de dochter van Malfi, of de dochter van Malfi snorrend en spinnend en met gespreide benen en Wever daartussen. Toen lag Wever ineens helemaal links en de dochter van Malfi helemaal rechts. Was er een verwijdering tussen hen ontstaan?
Toen Wever wakker werd was het nacht en zag hij geen hand voor ogen. Hij rolde om en om tussen de gesteven lakens door het hele bed, maar vond haar niet. Voor het haardvuur lag ze, ineengekronkeld op de bontmantel waarop ze vroeger spiernaakt de komst van haar man afwachtte, die nu nooit meer zou komen en die het waarschijnlijk niet meer kon schelen, naakt of niet naakt. Wever huiverde en zat daar in een geleende pyama in een bed dat niet van hem was, kijkend naar een vrouw die niet van hem was en hij voelde zich belazerd. De armen om de knieën geslagen dook hij in elkaar en staarde intens het duister in. Daar sloegen de golven tegen de rotsen en dwaalde Grace Slick door de duinen en vergingen vele schepen die nacht. En vele brieven in flessen werden overboord geworpen die nacht. Op de stranden sprongen en dansten duitse toeristen om hoog oplaaiende vuren. En de rivieren zwollen op en kleine beekjes werden stroompjes en stroompjes werden riviertjes en riviertjes werden rivieren. Terwijl Wever daar op zijn rots wachtte op het ochtendgloren dacht hij aan niets anders.
Deep in a dump alone Jack Ford was gat,
With folded arms and melancholy hat.
Zwaaiend met zijn mes joeg hij achter het pluimvee aan dat kakelend in het rond stoof en een wolk van dons en veren deed opwaaien.
| |
| |
Hij koos een vette, waggelende kip uit die niet meer zo snel uit de voeten kon en liet zich er bovenop vallen en greep hem bij zijn strot. Toen hij het spartelende beest sekuur de nek omdraaide en het doodsgegil verstomde, ontdekte hij plotseling de dochter van Malfi achter zijn rug, die naar de hals van de kip staarde waar het bloed uitgutste en die met haar handen door haar haren kamde en kamde. Wever keek haar vragend aan en durfde haar niet aan te raken met zijn bloedhanden.
- Ik wil een kind, zei de dochter van Malfi en Wever gooide de kip over zijn schouder en toog aan het werk.
Zorgvuldig sloot hij ramen en deuren van zijn keuken en stopte de kieren en spleten dicht met stopverf en stelde zich op voor het fornuis. Even wreef hij zich in de handen, dan draaide hij de gasvlam hoog en vanonder potten en pannen en vergieten trok hij een immense ketel tevoorschijn die hij tot de rand vulde met water en op het vuur zette. De kip hakte hij in kleine stukjes die hij in de ketel gooide en hij sneed groente en kruiden fijn en kiepte ze in de ketel en hij sloeg eieren kapot en liet ze leeglopen in de ketel. Met zijn grote pollelepel roerde hij in het brouwsel, waaruit al gauw vreemde dampen opstegen en stoom- en rookwolken. Hij rende heen en weer in de witte stoom, zijn koksmuts achter op zijn hoofd, zwaaiend met zijn lepel, het vuur hoger of lager draaiend, proevend en roerend en zwetend. Na enige tijd was hij nauwelijks nog te onderscheiden, een wazige figuur met een rood glimmend hoofd tussen de stoomwolken die de keuken vulden tot in alle hoeken en gaten. De ruiten besloegen en druppels water dropen van het plafond en de ketel begon te borrelen en te sissen. En hij zag hoe zich in de stoomflarden gestaltes vormden die meteen weer uiteenwaaierden en plaats maakten voor nieuwe vluchtige wezens die één sekonde boven de ketel bleven hangen.
Wever draaide het vuur uit en opende de ramen wagenwijd en veegde het zweet van zijn voorhoofd. Het borrelende brouwsel liet hij op het fornuis staan om af te koelen.
En het werd zomer en als Wever na zijn daktaak naar huis liep kwam hij door bedompte straten, waar mannen in geruite hemden op de stoeprand zaten en jonge meisjes rusteloos op en neer paradeerden en vrouwen in vuurrode peignoirs uit de ramen hingen, om van de kinderen en honden nog maar niet te spreken.
De dochter van Malfi werd dikker en dikker, haar ogen werden klei- | |
| |
ner en haar armen werden korter en haar benen plomper. Vlekken kreeg ze in haar gezicht en hele dagen stond ze voor haar spiegel en kamde haar haren. Als ze door de tuin wandelde snorden grote groene vliegen om haar hoofd. Haar buik zwol op als een ballon.
Wever zag het. En zijn hart brak.
|
|