‘onder’ ook ‘te midden van’ betekent (we verspreidden ons onder de mensen; onder elkaar zijn; onder de menigte bevonden zich etc.) vooral wanneer, zoals bij Marsman, het volgende substantief iets collectiefs aanduidt. De dichter drukt heel juist uit wat hij wil uitdrukken, lijkt me: te midden van al die heerlijkheid (tijdens de eenwording, verzinking) werden we (toch)... Spruit die betekenis-blindheid voort uit O.'s geïrriteerdheid bij het lezen van Marsmans poëzie? Dat zou bedenkelijk zijn.
Met de ‘onder’ havige kwestie kunnen we gevoeglijk overgaan op de syntaxis, omdat tenslotte ieder woord zijn betekenis krijgt door het zinsverband. Meer dan alleen maar syntactisch scheefgetrokken vind ik O.s opmerking ‘dat de ziel in het zachte golven van Annie's buik verging en uitstroomde’ (p. 68), omdat ‘uitstroomde’ in het gedicht wordt verbunden met ‘in 't donker, wijnrood golvend dal’ (niet met vers 8 dus), terwijl het woord ‘in’ (vers 8) heel goed ‘tijdens’ kan betekenen.
Dat verheffen van semantiek en syntaxis van het gangbare Nederlands tot alleenzaligmakende norm is mij te kaal. Het doet me denken aan de leraar Nederlands die met zijn rode schrijfstift opstellen nakijkt. De Pennewippen zijn noodzakelijk omdat ze kinderen gangbaar Nederlands moeten zien bij te brengen, maar laten de Droogstoppels zich onthouden van hun ‘het is guur en vier uur’ kritiek, dan houden ze meer tijd over voor hun koffie. (Oversteegen neme van mij aan dat ik hem niet tot de Batavuscategorie reken, maar zijn kritische aanpak leidt hem in die richting.) Als spreek- en schrijftaal ter communicatie dienen, moeten ze zo duidelijk en logisch mogelijk zijn, maar poëzie is (voor mij zoals voor velen) associatie en drukt nog iets uit van de demonie die ondergaan wordt omdat er niets tegen te doen valt, iets van het onder woorden brengen van het gerochel van de Pythia. Laat het dan maar een roes zijn waarvoor de rationalist huiverig is. Het gaat daarbij om het bos, niet om de (analytische) bomen, al heeft het zijn nut die bomen te teilen. Blijft het echter daarbij, dan zijn we slechts aan het inventariseren, meer niet. Poëzie is voor mij nog altijd de uiting van bepaalde gevoelens waarin de intensiteit van die gevoelens mede een belangrijk criterium bij de beoordeling is. En dat criterium laat O. volledig buken beschouwing. Aan de hand