Raster. Jaargang 1
(1967-1968)– [tijdschrift] Raster– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 260]
| |
[pagina 261]
| |
Het wak in kaart gebracht.
De kaart gelichtdrukt.
De trechter gevonden.
De trechter gezien.
Kaart opgerold. Kaart
in trechter gedaan.
2 teksten
uit de trechter:
‘Het wak zij mij tot spijze’.
‘Het wak zij u tot leidsman’.
| |
[pagina 262]
| |
IINu eens: glas (luid);
dan weer: glas (gedempt).
Verder: een handje zaden van gras-
2; enkele vage sporen van gas-1.
Tegen zonsondergang: een jongleur/
goochelaar; vastgespijkerd, luid
schreeuwend -. Meer niet, meneer
de voorzitter, mr. chairman
| |
[pagina 263]
| |
Sprinkhanen; wilde honing;
springvossen. Zon met wieken
in haar sterrenbos - een golf, kind
van een golf. (Mag ik bij je komen,
tarentijns kopje van me?). Meanders;
white slip; donkerslag -. Zij kijkt
uit op een nulbaan: glimlachend, wis-
kunstig: einde van een bergrijk. Ik
ga weg; zij is weg. (Meer scherven nooit.
| |
[pagina 264]
| |
Heads: you loose/tails:
I win -: le meilleur des mondes
possibles. (Leider nur auf der
Flucht erschossen). Terwijl ons
hijgend hert der rook ontkwam.
- stop -. Rook jij wat?
(Nix neue sonne schaffen;
nix verstehen.
| |
[pagina 265]
| |
Ook een classic: leegte (in
scheervlucht). Een flitsende zomer-
chrysant - een zeer langzame orgie,
tot de tekst is uitgeademd,
ingeademd./Dit touw stelt weinig
voor: toch hangt mijn steen er aan,
en valt niet, gedekt door zijn
ontsnappingsklausule. (Maar daar
heb je de mieren al, dorst lijdend,
talrijk: net mensen.
| |
[pagina 266]
| |
IIINacht: glaswol (merk:
dash) vecht tegen ijzers
(merk: scheepjeswol). Synchroon
verlopend: ijzel; lichte dooi;
kwartsvlokken -. Nulhypotese
(zolang de dolfijn langzij komt,
verwondingen tijdig afvoert;
de engel zich er buiten houdt):
| |
[pagina 267]
| |
Boomvol; vastgestampt:
dacht ik het niet? weg kodes,
weg kategorieën -: afwaswater
vloeit/Doornroosje kookt
over: misleide sluipwesp
nr. zoveel mag uitkeren =
terug naar de tekentafel =
geen kodes, geen kategorieën?
| |
[pagina 268]
| |
Daglicht -. Een nest
ruimtekoelies in hun
kolibrinest. (Kwikzilver
mag naderen, zegt men dan).
Zoveel ruimte voor een
kiezel? Stolsels; wachters -.
Waar de tijd blijft? Adem;
blitzingen; een elektron,
voor mijn part spinnend -.
| |
[pagina 269]
| |
Boren; knagen.
Eerst boren. Boort
een leesplank aan; een nog
vrij verse. (Smaakt de appel?
is het water helder genoeg?).
Dan knagen. Knaagt een cluster
centra aan; een zeer wijd
vertakt. (De onsterfelijke
appel? roept om wormen;
het aluminium eitje? - dat
piept). Golfslag; verschuivingen;
circus met licht- en taaleffekten.
(Stapvoets door de appels;
breukwaarts door het ei).
|
|