De broeder sluit de gordijnen voor het raam dat uitkomt op de gang. Hij draait de sleutel om in het slot en gaat zitten in de stoel met het bruinleren kussen.
‘Zo, we hebben iets te bespreken als mannen onder elkaar,’ zegt de broeder.
Hij is gevangen. De muren schuiven dichter naar elkaar. De ramen zijn gesloten. Hij moet naast de stoel komen staan op de verhoging en de klas in kijken. Er ligt een groen vloeiblad op de tafel. Hij tracht stukken van zinnen te lezen die in spiegelschrift zijn afgedrukt. De broeder heeft een kleine mond met droge dikke lippen, hij draagt een bril met gouden randjes.
‘Vertel eens waar je met de jongens over praat. Ik weet alles, dus je kunt het tegen mij wel zeggen.’
Hij staat naast de stoel en staart naar het marmer. Een pressepapier beet zo'n steen, hij heeft het vaak moeten schrijven.
‘Ik weet alles precies, ik heb alles gehoord, dus zeg het maar, jullie praten over...’ vervolgt de broeder, alsof het een invuloefening betreft. Hij spreekt vriendelijk, flemend bijna, met een lichte aanhoudende dreiging in zijn stem. Hij kent deze vriendelijkheid die op het oog zo gewoon, zo hartelijk is. En ze is ook hartelijk, intiem zelfs; alleen de jongens weten dat ze soms de toon bevat die aan een felle ranseling voorafgaat.
‘Over vieze dingen,’ antwoordt hij aarzelend. Misschien is het dat, wat de broeder graag hoort.
‘En wat zijn die vieze dingen, zeg ze eens tegen mij, niemand hoort ons.’
‘Toe,’ dringt hij aan en hij drukt zijn hand zachtjes tegen zijn been, ‘wat je tegen anderen zegt kan je zeker aan mij vertellen, het blijft onder ons.’
Zijn hand streelt nu rusteloos zijn dijbeen, bijna onmerkbaar schuift de broeder de pijp van zijn korte broek omhoog. Zijn handen voelen klam aan, maar hij begrijpt niet wat de broeder van hem wil.
‘En wat doe je met je vriendjes, hebben jullie elkaar wel eens... onkuis betast?’ vraagt hij, terwijl zijn adamsappel been en weer schiet.
Paniek komt in hem op, de duim van de broeder raakt zijn onderbroekje aan.
‘Je weet toch dat je naar het tuchthuis gaat, als de politie het hoort?’
De stenen slang heeft een afgebroken giftong. De groen geglazuurde rug van de