Randstad 8-10
(1965)– [tijdschrift] Randstad– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 156]
| |
Ralph Ginzburg
| |
[pagina 157]
| |
wacht bij de deur een teken en zei, terwijl hij me pal in mijn gezicht keek: ‘Ik wil dat het je goed duidelijk is, dat ik je een smeerlap en een luis vind.’ De schildwacht riep naar de ‘barakken’ op de tweede verdieping, waar Rockwell en zijn S.A. wonen en er kwamen twaalf stoere knapen naar beneden, gekleed in khaki uniformen, parachutisten-laarzen en met rood-witzwarte armbanden met hakenkruisen om. Mijn vrouw en ik gingen voor het bureau van de Führer zitten en de S.A. kwam om ons heen staan. Rockwell beval zijn adjudant - die een opvallend knap gezicht en gracieuze maniertjes had - een bandrecorder aan te zetten. Toen vroeg hij me een getypt document te tekenen, waarin stond dat ik zijn woorden niet zou verdraaien en dat ik hem 10.000 dollar zou betalen als ik dat wèl deed. Ik tekende. (In het document stond ook dat ik verplicht was in het begin van mijn artikel duidelijk te vermelden dat Rockwell mij ‘verachtte’, als zijnde ‘verdorven’, ‘gemeen’ en ‘immoreel’.) Terwijl Rockwell's adjudant de bandrecorder aanzette, keek ik de kamer rond. De muren waren gitzwart geschilderd en de enige lichtbron was een electrische lichtbundel die neerstraalde op Rockwell's meedogenloze gelaatstrekken en ze een dramatisch effekt gaf. De kamer had geen ramen. De muur achter de Führer was bedekt door een enorme hakenkruisvlag en portretten van Hitler en George Washington. Links stond een brandweer-rood geschilderd spreekgestoelte, omrand met hakenkruisen. Rechts stond een altaar, bestaande uit een slecht geschilderd olieverfportret van Rockwell en drie brandende kaarsen in rode glazen. Naast het altaar stond een tafel met een hoge stapel gegomde hakenkruis-aanplakbiljetten en foto's van Rockwell en wijlen senator Joseph McCarthy, benevens pamfletten waarop stond: ‘Nikkers! Jullie kunnen óók een jood zijn!’ ‘Maarten Luther NikkerGa naar voetnoot* - zwarte marionet voor rode joden’ en ‘Het dagboek van Anne Fink’. De enige uitgang van de kamer was achter ons en die was nu geblokkeerd door Rockwell's trawanten. Op dat moment, toen mijn ogen door de kamer dwaalden, ontdekte ik dat verscheidene leden van Rockwell's S.A. gewapend waren met .45 en Lüger revolvers en dat ze patronen in hun koppelriemen droegen. Terwijl ik mijn blik naar Rockwell wendde, zag ik een lange knuppel die dwars bovenop zijn prullemand lag, binnen handbereik. Ik herinnerde me plotseling een rapport van de Lige tegen Smaad gelezen te hebben, waarin de woorden van een Washingtonse psychiater, die Rockwell onderzocht had, werden geciteerd, dat Rockwell onder zekere omstandigheden ‘zeer gevaarlijk’ kon worden. Ofschoon ik het, geloof ik, niet liet merken, begon ik bang te worden, als een jood die het hoofdkwartier van de SS in nazi-Duitsland wordt binnen gesleept. Ik was ook woedend en geërgerd over journalisten die Rockwell hadden beschreven als een ‘hansworst’, ‘komediant’, ‘klein Hitlertje’ en ‘rondtrekkende potsenmaker’, terwijl het nu duidelijk was dat hij zijn nazisme vreeswekkend ernstig opvatte. ‘We zullen met het interview beginnen,’ zei Rockwell, toen zijn adjudant te kennen gaf dat de bandrecorder liep. | |
[pagina 158]
| |
Ik bladerde in een pakje registerkaarten. Daarop had ik de vragen genoteerd die ik de vorige avond had voorbereid en het werd duidelijk dat ik vele daarvan, die scherp hekelend waren, niet zou kunnen stellen. De bedreiging met geweld was te groot. (Onder mijn bijterige vragen waren o.a.: ‘Is het u bekend dat psychologen van mening zijn dat nazi's sterke homosexuele neigingen hebben?’ en ‘Bent u van mening dat de Amerikaanse nazi-partij psychopaten van de zelfkant der maatschappij aantrekt?’) Ik koos vragen die Rockwell vermoedelijk minder zouden provoceren en kleedde mijn interview als volgt in:
vraag:
Mijn eerste vraag, meneer Rockwell, is, waarom u al deze S.A.-mensen hier nodig heeft?
antwoord:
Zij storen mij niet. Ik ben niet van plan iets tegen jou persoonlijk te zeggen. (Hij wendde zich tot zijn S.A.) Deze man is verachtelijk! Op de band wil ik verklaren dat hij redacteur is van het tijdschrift Eros. Hij drukte tekeningen af van iets dat leek op een joodse vrouw, naakt, die een neger omhelst. (‘Ik weet toevallig dat hij verachtelijk is,’ zei een der S.A.-mannen zijn baas na.) Kijk, dat is nou de reden waarom ik hier een heleboel getuigen wilde hebben terwijl ik tegen hem spreek.
v:
Zoals u vermoedelijk weet, geven politieke opinie-onderzoekingen aanwijzingen, dat Barry Goldwater een goede kans maakt om als Republikeins kandidaat voor het presidentschap te worden gekozen. Denkt u dat Goldwater een goede president zou zijn?
a:
Nou, ik denk dat Goldwater als president gevaarlijker is dan Chroestsjow. Als Chroestsjow president was, zou iedereen weten dat we een communistische president hebben. Iedereen zou op zijn hoede zijn, bereid om te strijden. Maar als Goldwater het wordt, gaan al de zogenaamde conservatieven op hun lauweren rusten en zeggen ‘Goddank. Nu hebben we een van onze mensen in het Witte Huis.’ En ondertussen zou een communist het hoofd van de regering zijn. Dat is hetzelfde als wanneer een brandstichter commandant van de brandweer is... een clandestiene brandstichter. Goldwater zal ons verraden.
v:
Hoe?
a:
Volgens mij zal hij ons verraden met betrekking tot de rassenkwestie. Goldwater is pro-neger en pro-joods. Hij is een jood. (Noot van de redactie: In feite behoort Goldwater tot de Episcopaalse kerk, maar zijn vader was jood). En als de mensen zien hoe Goldwater het negerprobleem behandelt - op dezelfde manier als Kennedy en als Truman deed, en als Ike deed, en als Roosevelt deed - dan zullen ze ervan kotsen. Dat is de enige reden waarom ik je dit interview toestond, hoe verachtelijk je ook bent. Ik wil openlijk verklaren, zo openlijk als ik kan, dat ik Goldwater, die smeerlap, met alle middelen wil vernietigen.
v:
Dus u denkt dat Goldwater het hem dit keer wel levert?
a:
O, nee. Ik praat over 1968. Dit keer zal Johnson winnen, maar Goldwater zal in 1968 winnen. De joden hebben ditmaal Goldwater als stroman gebruikt om te laten zien dat het volk het conservatisme verwerpt.
v:
Maar hoe verklaart u dan Goldwater's huidige populariteit?
a:
Die populariteit is oplichterij, opgebouwd door joodse miljonairs. Ze zijn begonnen met Goldwater op te peppen door hem door Walter Reuther | |
[pagina 159]
| |
zwart te laten maken. En nou steunen alle reactionairen die niet van een welvaarts-politiek houden en die hun centen willen vasthouden, Goldwater, omdat ze denken dat hij hun centen zal beschermen. Dat is voor Goldwaterlui het belangrijkste: centen.
v:
Denkt u dat Reuther in feite een valstrik is voor Goldwater?
a:
Ja.
v:
Meneer Rockwell, u weet ongetwijfeld dat veel mensen automatisch het tegendeel geloven van wat u zegt...
a:
(onderbrekend) Dat zijn er heel wat - en Robert Welch van de John Birch Society is d'r één van.
v:
Goed. Wat ik u nu wilde vragen is, of u niet denkt dat de mensen veronderstellen dat u, door u openlijk te verklaren als tegenstander van Goldwater, heimelijk probeert stemmen voor hem te winnen - net als Reuther?
a:
Ja, sommige mensen zullen mij ervan beschuldigen dat ik voor de joden en de communisten en Barry Morris Goldwater werk - en daarom ben ik hier zo voorzichtig met jou, daarom wil ik er zeker van zijn dat er getuigen zijn - dat m'n werkelijke mening bekend wordt. Ik haat Goldwater! (slaat met zijn vuist op het bureau). Vóór een van zijn bijeenkomsten in New York hebben een paar van onze posters hem helemaal ondersteboven gemaakt met onze anti-semitische pamfletten. In Madison Square Garden ging hij tekeer en zei: ‘Ik heb nog nooit gehoord van een jood die niet vaderlandslievend was!’ En een paar van mijn jongens schreeuwden: ‘En de Rosenbergs dan?’ En daar is-ie nòg niet overheen.
v:
Zoudt u iets willen zeggen over de verklaring van Harry Golden, die zei: ‘Ik heb altijd geweten dat de eerste joodse president lid van de Episcopaalse kerk zou zijn’?
a:
Nou, ik geloof dat iedere jood in het land een warm plekje in zijn hart heeft voor Goldwater. Hij denkt: àls dan de andere kant het winnen moet, laat het dan een van onze eigen lui zijn. Slim gezien. Het devies van de joden is: ‘Als je ze niet kan kloppen, moet je ze helpen.’ En dat doen ze door gangmakers van Goldwater te zijn.
v:
Wat denkt u van andere Republikeinse kandidaten? Heeft Rockefeller zich door joods geld laten omkopen?
a:
Ohhh! Hij zwemt erin. Rockefeller heeft Javits achter zich en dat hele zoodje.
v:
Denkt u dat Rockefeller's scheiding hem zijn benoeming zal kosten?
a:
Door tijdschriften als jouw Eros is ons volk zo verdorven en verpest, dat het volgens mij helemaal geen verschil zal maken. Niemand geeft meer een zier om moraal. Het is vandaag de dag gek om moreel en rechtschapen te zijn.
v:
Meneer Rockwell, zoals u waarschijnlijk weet, heeft senator Jacob Javtis, die een jood is, een artikel geschreven in Esquire. Daarin beschrijft hij hoe enorm veel beter Amerika's betrekkingen tot het buitenland zouden worden als wij een neger tot president zouden kiezen...
a:
Ho, ho, ho, ho. Nou, goddank... Ga verder... Ha, ha, ha, ha...
v:
...en naar verluidt heeft de uitgeverij Simon & Schuster, waarvan de directie joods is, de joodse schrijver Irving Wallace opdracht gegeven tot het schrijven van een roman over de eerste neger-president van Amerika - | |
[pagina 160]
| |
a:
Wel, wel. Ik hoop dat ze het doen. Ik hoop dat ze een jood met een grote haakneus op de omslag zetten, zodat iedereen kan zien wie dat idee van een neger-president propageert.
v:
Beschouwt u dit als onderdeel van een samenzwering?
a:
En òf het een samenzwering is. De joden hebben nog nooit de macht gehad over een volk van het zuivere, nordische, arische ras. Zij zijn altijd het volk op de tweede plaats. De enige gelegenheid dat ze de baas kunnen worden is: de baas achter de troon te worden. Daarom willen ze een neger op de troon - dan kunnen ze hem vertellen wat hij moet doen.
v:
In deze paar minuten heeft u heel wat bekende mensen er van langs gegeven -
a:
Dat hebben ze nodig! Het zijn lafaards. Ze moesten allemaal òpstaan en voor het blanke ras vechten. Maar niet één van hen doet het.
v:
Mag ik mijn vraag afmaken?
a:
Vooruit maar.
v:
Is er één bekend man die volgens u de presidentszetel waardig is?
a:
Ja, generaal Douglas MacArthur. Dat is volgens mij een eerste klas man. Als generaal Douglas MacArthur leider zou zijn van een grote, massale politieke beweging zou ik de Amerikaanse nazi-partij ontbinden om hem te helpen.
v:
Heeft u de generaal ooit ontmoet?
a:
Nee, maar ik heb hem één keer een brief geschreven, een behoorlijkscherpe brief en daar schreef ik in: ‘U moest u schamen. U zult tamelijk gauw doodgaan. U hebt niet lang te leven en u bent de enige man die de rechtervleugel kan verenigen en ons blanke volk, en die ons tot de overwinning kan leiden. En als u het niet doet, bent u een lafaard en een schurk.’ En toen schreef hij me een teleurstellende brief terug. Daar stond in dat hij niet in staat was een politieke beweging te leiden omdat hij al z'n tijd nodig had voor het Remington Rand concern, waarvan hij president was, en dat was z'n enige bron van inkomsten en hij had geen tijd om een beweging te leiden.
v:
Beschouwt u dit als een lafheid van de generaal?
a:
Ik denk dat het berusting is. Ik geloof niet dat de generaal een lafaard is. Ik geloof dat hij alleen maar oud en verslagen is. Ik geloof dat hij doodgewoon óp is.
v:
Is er dan, afgescheiden van generaal MacArthur, niemand wiens kandidatuur voor het presidentschap u zonder voorbehoud zoudt steunen?
a:
Er is maar één andere levende Amerikaan die geschikt is om president van de Verenigde Staten te worden.
v:
Wie is dat?
a:
Ik.
v:
Waarom denkt u dat u daarvoor de capaciteiten heeft?
a:
Omdat ik geen politicus ben. Ik ben niet bang de gevangenis in te gaan. We hebben een hele troep zuidelijke gouverneurs gehad die zeiden dat ze liever de gevangenis in zouden gaan dan negers in de scholen toe te laten. D'r zijn nou negers op alle scholen en niet één zuidelijke gouverneur zit in de gevangenis. En als ik de gevangenis in moet, weten de mensen dat ik er al eerder in gezeten heb voor dat waar ik in geloof en dat ik er wéér in zal gaan.
v:
Verwacht u te worden gekozen? | |
[pagina 161]
| |
a:
Ja, in 1972, nadat Goldwater het volk eenzelfde portie verwaterd communisme heeft gegeven als ze nu krijgen. Dan zal er voor het volk geen andere toevlucht meer zijn behalve de Amerikaanse Nazi-Partij. In 1972 spelen we 't klaar - na één portie Goldwater. Goldwater is mijn toegangsbewijs tot het Witte Huis.
v:
Stelt u zich eerst kandidaat voor een andere functie?
a:
In 1966 zal ik gekozen worden als gouverneur van Virginia. Dan zal ik de macht hebben om televisie-tijd te kopen. En als George Lincoln Rockwell voor de TV spreekt, staande voor een hakenkruis, zal ik door iedereen in de Verenigde Staten en in de hele wereld gehoord worden. Ik zal het grootste gehoor hebben in de geschiedenis van de mensheid. Toen Rockwell deze woorden uitsprak, brak een dikke jonge vrouw, wier armen en benen bedekt waren met striemen, door het S.A.-cordon, liep naar de Führer, die helemaal perplex was en zei: ‘Ik wil openlijk verklaren dat ik bewondering en eerbied voor u heb, meneer Rockwell.’ ‘Nou, dat waardeer ik zeer, mevrouw,’ antwoordde Rockwell, terwijl hij een beetje bloosde. ‘Ik wil openlijk verklaren dat ik u een groot man vind... ik houd van u!’ Toen spreidde de vrouw haar armen uit om de Führer te omhelzen. ‘Wacht even. Een ogenblikje asjeblieft,’ sputterde Rockwell tegen. ‘Ik word geïnterviewd. Ik wil niet dat iemand anders daartussen komt. Als u hier blijft, weest u dan asjeblieft stil. Meneer Ginzburg is een gast en hoort dus beleefd behandeld te worden, al is hij ook nog zo verachtelijk.’ De vrouw duwde Rockwell's adjudant een aantal dollarbiljetten in de hand en trippelde in extatische trance de kamer uit. ‘Ze kwam alleen maar even op bezoek; ik ken haar niet eens,’ verloochende Rockwell haar. ‘Laten we verder gaan.’
Ik vroeg Rockwell toen zijn politieke leven te beschrijven en hij zei dat hij tien jaar lang lid en medewerker was geweest van o.a. de volgende organisaties en tijdschriften (van links naar rechts): de National Review van William F. Buckley (Rockwell beweerde dat hij die had helpen oprichten), de Partij voor de Rechten van de Staten, de Amerikaanse Federatie van Conservatieve Organisaties, de American Mercury, het tijdschrift van Russell Maguire, het Nationaal Comité tot Bevrijding van Amerika van Joodse Overheersing, de Verenigde Partij der Blanken en tenslotte de Amerikaanse Nazi Partij, die Rockwell in november 1958 oprichtte. Rockwell zei dat hij ongeveer vijftig maal per jaar in het openbaar sprak - voor studenten, bij stakingen en op bijeenkomsten. Soms, zei hij, leidden zijn redevoeringen tot relletjes. Wat de financiën betreft, zei Rockwell dat zijn partij gesteund werd door kleine bijdragen en door de opbrengst van nazi-literatuur. Het jaarlijkse budget van de Amerikaanse Nazi Partij, zei hij, bedroeg 20.000 dollar. Ik vroeg Rockwell de doeleinden van zijn partij nader te omschrijven. Hij zei dat ze het blanke ras in stand wilden houden, beschermen en verdedigen. Hij zei dat rapporten van zijn S.A.-mannen aantonen dat hij beslist in 1972 tot president gekozen wordt. Hij zei dat je er in cafés, op zaterdagavond het beste achter komt wat de mensen geloven. Dan hebben ze een biertje op en dan durven ze wat te zeggen, en zonder onderscheid, zei hij, verwerpen ze dan de ‘rassen-vermenging’ en zeggen, de enige man waar je nog op kunt stemmen, is Rockwell. Als hij eenmaal in het Witte Huis was, zei hij, zou hij het laatste spoor van Franklin en Eleanor Roosevelt uitwissen, hij zou zelfs de herden- | |
[pagina 162]
| |
kingspostzegels van Eleanor Roosevelt verbranden en de munten met F.D.R. erop zou hij laten smelten. Wat de negers betreft, zei Rockwell dat hij ze allemaal naar Monticello, New York
zou laten verschepen, ‘waar het al propvol is met joden - de afschuwelijkste joden die ik ooit ben tegen gekomen’. Hij liet zich verachtelijk uit over de N.A.A.C.P., die volgens hem door communisten geïnfiltreerd was, maar zei dat hij Elijah Muhammed, Malcolm X en de Black Muslims bewonderde vanwege hun politiek van apartheid. Op de vraag of zijn partij meer mannen of vrouwen als leden telde, antwoordde Rockwell: ‘Mannen, want vrouwen zijn geen politiek vee - behalve joodse vrouwen.’
Toen vroeg mijn vrouw Rockwell wat hij dacht van Hitler's moord op zes miljoen joden.
a:
Ha! Wilt u me wat vertellen over die zes miljoen smouzen die er zogenaamd vergast zijn? (Rockwell sprak tegen mijn vrouw nog vijandiger dan tegen mij.) Da's een mooie mop... de grootste larie die er ooit verkondigd is.
v:
(van mevrouw Ginzburg) Hebt u ooit iemand ontmoet die in een concentratiekamp gezeten heeft?
a:
Ik heb hier cijfers van de joden, die aantonen dat het wiskundig onmogelijk was dat Hitler zes miljoen joden liet vergassen... of vijf miljoen... of vier miljoen... of zelfs drie miljoen. 't Is absoluut ónmogelijk! Dat hele verhaal is bedacht door joden die de show business in handen hebben.
v:
(van mevrouw Ginzburg) Beschouwt u joden als inferieure wezens?
a:
Jammer genoeg niet. Ik beschouw ze als superieur. Intellectueel gezien vormen de joden een superieur ras. Ze zijn gewiekster. Ze zijn in slimheid onze mensen op elk gebied en altijd weer de baas. Al duizenden jaren. Het is een slim volk. Briljant. Maar onze mensen hebben iets dat de joden niet hebben, en dat is het voornaamste verschil tussen smerige ras-joden zoals jullie en mensen zoals ik. Het is idealisme. Joden kunnen gewoonweg niet begrijpen dat mensen bereid zijn te sterven voor iets, voor een idee. Dat begrijpen ze gewoonweg niet.
v:
(van mevrouw Ginzburg) Als u president wordt, bent u dan van plan alle joden uit te roeien?
a:
Nee, niet allemaal. Alleen de verraders.
v:
(van mevrouw Ginzburg) Hoeveel zijn er dat?
a:
Maar 80 procent.
v:
(van mevrouw Ginzburg) Zijn er ook arische verraders?
a:
Natuurlijk! Als iemand een blanke, protestantse Amerikaan is, betekent dat nog niet dat hij daarom automatisch te vertrouwen is. Neem Alger Hiss. Die is erger dan elke joodse verrader. Als een jood communist is, vecht hij tenminste voor zijn ras. Dat respecteer ik in elk geval nog in hem. Maar een niet-jood die de kant van het communisme kiest, vecht zelfs niet eens voor zichzelf. Die is alleen maar een blank arisch zwijn! Ik vroeg Rockwell vervolgens het een en ander over zijn persoonlijk leven.
Hij zei dat hij was geboren in Bloomington, Illinois, op 9 maart 1918. Zijn vader, de revue-artist ‘Doc’ Rockwell, leeft nog, maar wil niets met hem te maken hebben. De Führer groeide op en was op school in Maine, bezocht twee jaar de Brown-universiteit, werd tijdens de Tweede Wereldoorlog piloot bij de marine, bracht het tot de rang van gezagvoerder en kreeg later | |
[pagina 163]
| |
zijn congé uit de marine-reserve vanwege zijn nazi-activiteiten. Rockwell sprak hierover met grote verbittering en gaf de communisten en de joodse oorlogsveteranen de schuld ervan. Na de oorlog, zei Rockwell, zwierf hij rond als drukker, tekenaar, copywriter. Maar hij kon het nooit lang in een baan uithouden en allerlei pogingen op zakelijk gebied mislukten hem ‘omdat machtswellustige compagnons me uitzogen.’ Rockwell vertelde dat hij twee keer getrouwd was geweest en twee keer gescheiden en dat hij vader was van zeven kinderen. Hij gaf eerlijk toe dat hij nauwelijks de kost voor hen had kunnen verdienen. Hij zei dat hij van zijn kinderen en zijn vrouwen hield - vooral van zijn tweede vrouw - ‘maar wat de gewone, dagelijkse verantwoordelijkheden betreft, zoals m'n brood verdienen, ben ik beslist een mislukkeling en dat maakt het moeilijk om met mij te leven. Het enige dat me interesseert is het uitzonderlijke, de dingen die de meeste mensen als “onmogelijk” beschouwen. Alleen als ik tegenover geweldige opgaven kom te staan, wordt mijn belangstelling werkelijk intens. De drijvende kracht in mijn leven was een diepe voldoening, als ik een verpletterende meerderheid kon tarten.’ Toen Rockwell over zijn persoonlijk leven sprak, werd het mij duidelijk dat hij, als hij het niet over het nazisme had, een menselijk wezen was, met al de kracht en de zwakheid die dat inhoudt.
Rockwell gaf me een exemplaar van zijn autobiografie, This time the world, die zojuist verschenen was. Hij zei dat het boek voortborduurde op het stramien van Mein Kampf en dat het was uitgegeven door een firma in New York, Parliament House genaamd. (Ik ontdekte later dat deze firma niet bestond, maar dat Rockwell het boek zelf moeizaam had gedrukt op een kleine offset-pers en elk exemplaar met de hand - en met hulp van zijn S.A.-mannen - had gelijmd en gebonden.) Rockwell werd de kamer uit geroepen voor een ‘vertrouwelijk’ interlocaal telefoongesprek en ik keek This time the world in. De oprechtheid van verschillende passages maakte indruk op me. In de eerste passage, op bladzijde 95, werd Rockwell's eerste huwelijksnacht beschreven, in het Statler Hotel in Boston in april 1943. Toen zijn vrouw haar koffer opende, bracht de aanblik van een négligé en van voorbehoedmiddelen hem totaal van zijn stuk: Tenslotte begon ik te huilen - en zij eveneens. Ik strompelde de kamer uit en dronk me urenlang een stuk in mijn kraag in de Silver Dollar Bar en ik probeerde te begrijpen wat er mis was met de wereld. De tweede passage - die ik voornamelijk interessant vond omdat zij in zekere zin Freud's theorie ondersteunde dat homosexualiteit en anti-semitisme verweven zijn - staat op pagina 128: Op gevaar af te worden beschuldigd van pikante neigingen, moet ik met nadruk verklaren dat - als puur kunstwerk - het goed gespierde mannelijk lichaam verreweg superieur is aan het kwabberige van de vrouw. Uit de derde passage bleek Rockwell's diepe verering voor Hitler. Zij staat op bladzijde 308, vlak achter het gedeelte waarin Rockwell vertelt hoe hij ‘wreed’ verlaten was door zijn tweede vrouw: Op een ochtend ging ik naar het postkantoor en daar lag een grote kartonnen doos voor me. Hij was afgezonden door James K. Warner, een van mijn eerste medestrijders. Er zat een grote nazi-vlag in, 5½ meter lang, met voorzichtige hand opgevouwen. | |
[pagina 164]
| |
Ik ging naar huis en hing de prachtige vlag over de hele muur van de huiskamer. In het midden bevestigde ik een plaquette van Adolf Hitler. Daarna zette ik er een klein boekenkastje onder en plaatste daarop drie kaarsen die vóór de plaquette zouden branden. Zo maakte ik een altaar voor Adolf Hitler.
Ik sloot de blinden, stak de kaarsen aan en stond voor mijn nieuwe altaar. Voor het eerst voelde ik die heftig-ontroerende opwelling van emotie, die onze moderne, steriele, atheïstische ‘intellectueel’ niet kent, maar die letterlijk de wereld heeft bewogen gedurende ontelbare eeuwen: ‘het religieus beleven’. Ik stond daar in het flakkerende kaarslicht; het was doodstil in huis, ik was geheel alleen en geen sterveling wist wat ik deed of wat er in mij omging. Maar toen ik naar het strenge gelaat keek van de grootste geest van twintig eeuwen, toen voelde ik die ongelooflijke stroom van ‘religieuze’ kracht in mij varen, die een Indiaan - staande op een bergtop terwijl hij in contact is met de Grote Geest voordat de veldslag begint - gemakkelijk zou kunnen begrijpen, maar die de intellectuelen zichzelf hebben onthouden door hun hoogmoed, die hen doet veronderstellen dat zij alles ‘weten’ kunnen. Ik kan met geen woorden beschrijven hoe ontroerd ik was. Ik kreeg kippevel over mijn hele lichaam, mijn haar stond rechtop, mijn ogen vulden zich met tranen van liefde en dankbaarheid voor deze grootste van alle overwinnaars van menselijke ellende en schande en ik snakte naar adem. Als ik niet geweten had dat de Führer zulk een onderworpenheid veracht zou hebben, dan zou ik mij niet geschaamd hebben in bewondering op de knieën te vallen, maar in plaats daarvan ging ik in de houding staan, hief mijn arm op om de eeuwige groet van de antieke Romeinse legioenen te brengen en herhaalde de heilige woorden ‘Heil Hitler!’ - en in iedere lettergreep lag heel mijn hart, mijn verstand en mijn ziel. Rockwell kwam terug van zijn telefoongesprek in de andere kamer.
v:
Meneer Rockwell, men heeft wel beweerd dat tweederde van de wereld leeft volgens de leerstellingen van drie joden: Karl Marx, Sigmund Freud en Jezus Christus.
a:
(woedend) Daar is geen barst van aan! Dat is pure nep. De mensen kunnen dat wel met hun mond beweren, maar zij geloven niet echt in zulke theorieën. Neem Jezus nou. In de eerste plaats heeft hij volgens mij nooit bestaan. Ik heb nog nooit iemand ontmoet die ik een Christen zou noemen. Als kind, toen ze me meenamen naar de kerk, kon ik die nep niet begrijpen. Die mensen vertelden me hoe ik moest geloven in al dat morele gedoe, maar zelf hielden ze zich er niet aan.
v:
Bent u atheïst?
a:
Nee, agnost. Volgens mij zijn een atheïst en een gelovige allebei hoogmoedig. De Christen zegt: ik heb het hele universum onderzocht en ik ben tot de slotsom gekomen dat mijn geloof het enige ware is. En de atheïst zegt: ik heb het universum onderzocht en er is geen God. Ik vind dat je noch het een noch het ander kunt beweren. Ik vind ze allebei hoogmoedig. Ik beweer dat ik het niet weet. Ik weet niet waar ik vandaan kom en ik weet niet waar ik heen ga en òf ik ergens heen ga.
v:
Meneer Rockwell, wat is volgens u de zin van het leven?
a:
...De zin van het leven... (voor het eerst tijdens het interview zweeg Rockwell even)... is, zo hard als je kan te vechten voor dat waar je in gelooft... en | |
[pagina 165]
| |
plezier te hebben in die strijd. Ik huldig de Dionysische levenshouding. Leven is vechten volgens mij. Zelfs opstaan is al een strijd - tegen de zwaartekracht. De vreugde van het leven ligt in de strijd zelf. Je moet plezier hebben in de strijd om te leven.
v:
En bestaan er geen zuivere, onvertroebelde vreugden?
a:
Zelfs de vreugde van het denken, de poging om chaos te voorkomen, is strijd.
v:
Gelooft u dat er zoiets bestaat als de positieve relatie tussen twee mensen, liefde genaamd?
a:
Jazeker. Dat heb ik zelf ondervonden.
v:
En vindt u ook liefde een strijd?
a:
Inderdaad. Het is een strijd om je te beheersen en je gevoelens in de hand te houden, zodat je de persoon waar je van houdt niet kwetst met dingen die je soms tegen je wil doet.
v:
Gelooft u dat de mens van nature een schadelijk wezen is?
a:
De mensen zijn niet van nature slecht. Als ze het slechte dóen, is dat gewoonlijk uit angst, ze slaan wild en als gekken om zich heen, net een kat in het nauw - ze krabben en bijten alles wat ze zien. Ik besloot het interview met deze opmerking te besluiten, maar kon niet nalaten nog een laatste, wat dieper gaande vraag te stellen.
v:
Meneer Rockwell, u wilde niet dat uw S.A.-mannen gedurende dit interview de kamer zouden verlaten; er lag al die tijd een knuppel naast u; u hebt alle joden en mijzelf er van langs gegeven. Is het misschien mogelijk dat u zelf als een kat in het nauw wild en als gek om u heen slaat - door uw eigen onzekerheid en angsten?
a:
Klets geen onzin, beroerling.
v:
Ik heb geen vragen meer. Toen het interview was afgelopen, deed ik - verlangend om weg te komen - vlug mijn notities in mijn tas. Rockwell's opruiende woorden hadden zijn S.A.-mannen tot halve razernij gebracht. Ze doorboorden mijn vrouw en mij met hun blikken. ‘Je kan ruiken dat het joden zijn,’ mompelde er een tegen een kameraad. Als Rockwell gewild had, zouden zijn mannen zich na één knip met zijn vingers op ons geworpen hebben.
Ofschoon het uit het interview misschien niet blijkt, is Rockwell een meester in het bespelen van de lagere menselijke gevoelens. Hij is een uitzonderlijk krachtig spreker en zijn woorden klinken bijzonder overtuigd. Zijn ‘feiten’ mogen dan verdraaid zijn, hij mag gespeend zijn van iedere logica en een enorme hoogmoedswaanzin hebben, de mensen mogen op enkele van zijn bijeenkomsten tegen hem geroepen hebben dat hij ‘Gek! Gek! Gek!’ is - dat doet allemaal niet ter zake. In feite is George Lincoln Rockwell een geduchte en vreeswekkende vent. Kranten die hem steeds maar weer aftekenen als een onschuldige clown bewijzen ons land een slechte dienst. Ik was woedend over de verkeerde indruk die zij mij gegeven hadden. Als het volk in de greep van dezelfde paniek zou raken als slechts tien jaar geleden tijdens de McCarthy-periode, dan zou - dat werd mij duidelijk - George Lincoln Rockwell naar de macht kunnen grijpen. De oude alarmkreet: ‘Het kan ook hier gebeuren!’ ging onophoudelijk door mijn hoofd en ik had zojuist de man ontmoet die het kon làten gebeuren. |
|