Lambert Tegenbosch
Hoon met honing
Notitie bij een cartoon van Opland
Tekenkunst schijnt niet het eerste waar het bij de cartoonist op aankomt. Cartoons tekenen lijkt eerder een vorm van schrijven: zonder letters, ikoonschrift. De cartoonist is schrijver, net als zijn pennende collegae-journalisten. ‘Graphic journalism’ volgens de karakteristiek van E.H. Gombrich (‘The Cartoonist's Armoury’, in Meditations on a Hobby Horse, 1963, p. 127-143). Hij etaleert standpunten, waarderingen oordelen, precies als de schrijvende journalist, die, als het een beetje wil, zijn standpunten niet alleen etaleert, maar ook analyseert en van argumenten voorziet. Dat verschil is overigens geringer dan het verschil tussen de cartoonist en de beeldende kunstenaar.
Marcel Duchamp, beeldend kunstenaar, hield het standpunt, dat schilderen een dom bedrijf was. Hij beweerde, dat er in het Frans een spreekwoord bestond (hij bedoelde: hoorde te bestaan): ‘zo dom als een schilder’. Duchamp die intelligent was en daarenboven zo ongeveer de regels van de schaakkunst beheerste, hield daarom op met schilderen en ging schaken.
Het is de pech van sommige intelligenties om de kansen van de ‘domheid’ niet te kunnen vatten. Over die kans had het Paul Cézanne, toen hij Joachim Gasquet zei: ‘als ik bij het schilderen nadenk, als ik tussenbeiden kom, verdomd, dan is alles naar de knoppen... Ik ben geen geleerde... De theorieën voeren de mensen te gronde. Je hebt een onuitputtelijke levenskracht nodig om ze te weerstaan.’ De schilder is een dom wezen, maar dat is, mits hij dom is op de manier van Cézanne, zijn kracht. Hij komt niet tussenbeiden, hij analyseert niet, hij argumenteert niet, hij laat de natuur waarnaar de schilder heet te werken, zelf het schilderij volbrengen.
‘Wel Cézanne, zei Gasquet, dan vindt u dus, dat de kunstenaar minder is dan de natuur?’ ‘Helemaal niet, zei Cézanne, dat is gekkigheid, dat heb ik niet gezegd. De schilder staat op één hoogte met de natuur. Op voorwaarde dat hij niet eigenzinnig ingrijpt. Zijn hele wil moet zwijgen zijn.’
In de beeldende kunst van de cézanneskdomme schilder brengt de wereld zichzelf in beeld: omdat schilder en wereld blijkbaar van één stof en één structuur zijn. De natuur zwijgt en de schilder zwijgt; als onder die voorwaarde de schilder schildert, spreekt de natuur in het schilderij. Zo alleen wordt het werk van de schilder openbaring van de wereld. Zulke implicatie van de kunstenaar in de wereld verschilt van het engagement van de journalist aan de wereld. De kunstenaar die van de stof is waar ook de wereld van is, kan zich niet van de wereld distanciëren zonder zich van zijn kunstenaarschap te distanciëren. Hij mist daardoor de afstand die kritiek mogelijk maakt en engagement. Vanuit zijn verwevenheid met de wereld brengt hij beelden voort die allereerst bewondering en vervolgens de kritiek van de interpretatie oproepen. De Guernica is niet van een cartoonist die Picasso zou heten, maar van de kunstenaar van die naam. Vandaar dat er eindeloze discussie mogelijk blijkt over de interpretatie van het stuk: het is kritiek op de bommenwerpers boven Guernica, engagement met de zaak van de Spaanse revolutie, maar ook méér, ook iets dat heel Spanje betreft en, naar de waardering van de bevoegde kritiek, iets dat alle mensen aangaat. Over de cartoon lopen nooit zulke discussies. De cartoon is met partijgangersduidelijkheid duidelijk. Zijn interpretatie wordt er door de cartoonist ondubbelzinnig bij gegeven. - Dat is althans ten naasten bij wat algemeen van de cartoon wordt gedacht.
Voor het type cartoonist dat Opland is, lijkt paradigmatisch, want een top in zijn werk, de prent die stond afgedrukt in de Volkskrant van 20 juli 1973. Erboven stond To tape or not to tape, eronder: President Nixon: ‘...Het