Raam. Jaargang 1973
(1973)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 19]
| |
Gerard Knuvelder
| |
[pagina 20]
| |
vlag, de vlag hijsen, hebben een duidelijke symboolwaarde, beide doelen op iets anders, dat de ingewijde onmiddellijk begrijpt (Wellek-Warren). Vooral: zij doelen op een ‘waardevolle’ werkelijkheid.
2. Wellek-Warren stellen dat een beeld, als metafoor, kan ‘be invoked’, maar pas als een beeld veelvuldig, telkens opnieuw opduikt, wordt het symbool; op den duur kan het zelfs deel van een symbolisch systeem worden.Ga naar voetnoot9) In het volgende wordt aan de term symbool een bredere betekenis gegeven dan Wellek-Warren in hun Theory doenGa naar voetnoot10), en wel in overeenstemming met het gebruik door de dichters-zelf in de negentiende eeuw. Gegevens uit de werkelijkheid - aldus ongeveer de gedachtengang van bijvoorbeeld een dichter als Baudelaire - kunnen symbool worden van ‘la profondeur de la vie’. Een diepere, wezenlijker beleving van het leven wordt gesymboliseerd, dat wil zeggen voorgesteld in het beeld van een ding (handeling) dat verwijzende, symbolische waarde heeft. Voor goed begrip zowel van de romantische opvattingen over kunst als voor die van de latere symbolisten, is het noodzakelijk wat dieper op het begrip symbool en het ontstaan ervan in te gaan.
3. Susanne Langer maakt in haar Philosophy in a New KeyGa naar voetnoot11) (binnen het algemeen begrip signGa naar voetnoot12) onderscheid tussen signal en symbolGa naar voetnoot13). Binnen het symbool onderscheidt zij dan weer discursieve en intuïtieve symbolen. Voorbeeld van een discursief symbool: de taal (in engere zin) met haar vaste betekeniseenheden, die gecombineerd kunnen worden tot grotere gehelen (zinnen, teksten); de woorden zijn vatbaar voor definiëring en vertaling, de betekenis-inhouden zijn algemeen. Taal is narekenbaar: het gaat in taal ook over uitspreekbare zakenGa naar voetnoot14) Dit discursief symbool is hier dus niet aan de orde. Niet discursief uitspreekbaar zijn doorgaans gevoelens, emoties, verlangens. Zij worden tot uitdrukking gebracht door muziek, door andere kunsten, maar ook door ‘kreten’, ‘uitroepen’, poëzie. Dat is dan óók taal, niet | |
[pagina 21]
| |
echter discursief, maar taal in bredere zin dan de discursieve taaluiting. Die taaluitingen bezitten geen zakelijke betekenisfunctie, geen representatieve functie, zij hebben uitdrukkings-functie. En dit brengt ons bij de intuïtieve symbolen. Die symbolen drukken uit een in de emotionele sfeer ontstane visie, een (nieuwe) belevingswijze van de wereld. In dit geval heeft het symbool dus geen betrekking op het kenbare, dat immers een duidelijk afgepaald gebied vormt, en gekenmerkt wordt door de mogelijkheid tot discursieve projectie in taal; het heeft veeleer betrekking op het onuitsprekelijke, op gevoel, verlangen, emotie, het onuitspreekbare, dat niet in discursieve taal gevangen wordt; men kan eventueel zeggen: wel in taal, woorden, maar dan in kreten, geneurie, poëzie; ‘we hebben hier met symbolen te maken en wat ze uitdrukken is dikwijls van een hoog intellectueel niveau. Alleen zijn de vorm en de functie van deze symbolen niet die welke door de logica zijn onderzocht, onder het hoofd van “taal”’.Ga naar voetnoot15) Het gebied van de semantiek is dan ook groter dan dat van de - discursieve - taal. ‘Het menselijk denken is op zijn hoogst maar een heel klein aan grammaticale voorschriften gebonden eiland, midden in een oceaan van gevoelens, tot uitdrukking gebracht door “O, O” en zo maar wat gebabbel. Het eiland heeft misschien een periferie van wadden - feitelijke en hypothetische begrippen, uiteengelegd door de getijden van de emotie tot de “materiële vorm”, een mengsel van zin en onzin. De meesten van ons brengen het grootste deel van hun leven op deze moddervlakte door; maar in creatieve perioden begeven we ons naar de diepte waar we rond spartelen met symptomatisch geschreeuw, dat klinkt als een bewering over leven en dood, goed en kwaad, zelfstandigheid, schoonheid en andere niet-bestaande thema's’.Ga naar voetnoot16) Er is dus duidelijk nog een andere uitdrukkingswijze dan de discursieve - en men zou graag de term symboliek reserveren voor deze niet-discursieve. Er zijn ervaringen, die niet passen in het grammaticale uitdrukkingsschema (niet passen, dat wil zeggen: daardoor niet uitgedrukt kunnen worden); zij vragen om door een ander symbolisch schema te worden uitgedrukt dan de discursieve taal is. Het zijn de ervaringen die men intuïtie, diepere betekenis, artistieke waarheid, inzicht etc. noemt; zij liggen veelal in de emotionele en religieuze sfeer. S. Langer noemt het bij uitstek levenssymbolen, allereerst die welke gehanteerd worden in het ritueel en de sacra, waarin resp. gebaren en voorwerpen symbolisch, in een uiterlijke vorm, staan voor de grote thema's van leven en dood. Hieruit kan zich de religie ontwikkelen: verering van het leven, ‘afkeer’ van de dood kunnen tot een vast omlijnde totemcultus of een ander sacramentalisme uitgroeien.
4. In deze uiteenzetting van Langer ligt zoal niet het grondbegrip dan toch het uitgangspunt van het (ontstaan, begrip van) het symbool besloten. Duidelijk en allereerst, dat dit uitgangspunt in de ‘religieuze’ sfeer ligt.Ga naar voetnoot17) In die sfeer komt ook het werkelijkheids-karakter van het symbool het meest pertinent tot uiting, dat wil zeggen: de overtuiging dat met en door het symbool gedoeld wordt op een (hogere) wérkelijkheid.Ga naar voetnoot18) | |
[pagina 22]
| |
Buiten het strikt religieuze, maar nauw verwant met het numineuze, staan de zogenaamde sacra, zoals vooral oudere cultuurvolken die kennen. Volgens Langer zijn ze veelal ontstaan uit dromen, waarin dikwijls heel alledaagse voorwerpen (als een boom, een vis, een punthoed, een trap) een zeer pregnante waarde bezitten of angst inboezemen; een emotionele reactie wordt veroorzaakt door het idee dat in dat object belichaamd is. - In het primitieve denken nu wordt gewerkt met vormen die veel overeenkomst vertonen met dit soort droomvormen. Objecten die als droomsymbolen fungeren, kunnen ook voor de wakende geest een geheimzinnige betekenis hebben; ze kunnen emotioneel gezien worden: de Australische ‘chirurga’, de Egyptische scarabee, de amuletten die de Griekse vrouwen naar het altaar brachten; zij fungeren dan als sacra: zij brengen de verbeelding over van droom naar werkelijkheid; de fantasie krijgt een uiterlijke vorm in de verering van deze sacra.Ga naar voetnoot19) Geheel buiten het religieuze staan dan symbolen als de roos voor vrouwelijke schoonheidGa naar voetnoot20), vuur en vlam voor hartstochtelijk levenGa naar voetnoot21). - En hiermee naderen we dan de betekenis die symbool op den duur krijgt - naast de religieuze -, namelijk als artistieke waarde.Ga naar voetnoot22) L.J. Austin onderscheidt in zijn L'univers poétique de Baudelaire (1956) symbolisch en symbolisme. Symbolisch reserveert hij voor elke poëtica die gebaseerd is op de overtuiging dat de natuur het symbool is voor een goddelijke of transcendentale werkelijkheid; symbolisme noemt hij elke poetica die, zónder dat zij de kwestie van de ‘mystieke’ transcendentie stelt, in de natuur symbolen zoekt die de ‘état d'âme’ van een dichter vertalen. Austin doet dit op het voetspoor van Jean Frappier, die zijn opvattingen uiteenzette op het vijfde congres van de Association Internationale des Etudes françaises.Ga naar voetnoot23) In deze gedachtengang, meent Austin, lijkt de term symbool ongeveer gelijkwaardig aan die welke T.S. Eliot heeft voorgesteld en die hij | |
[pagina 23]
| |
noemt ‘corrélatif objectif’: ‘Le seul moyen d'exprimer un sentiment sous forme de l'art est de trouver un “corrélatif objectif”; en d'autres termes, une serie d'objets, une situation, une suite d'événements qui soient la formule de ce sentiment particulier; telle que, une fois donnés les faits extérieurs, qui doivent aboutir à l'expérience sensorielle, le sentiment en question est aussitôt évoqué’.Ga naar voetnoot24) Het door Austin gemaakte onderscheid geeft een indicatie voor een uit de ‘religieuze’ sfeer stammend begrip met betrekking tot het symbool (wat hij symbolisch noemt), en een daaraan - waarschijnlijk geleidelijk - onttrokken meer artistiek begrip.
5. Aanvankelijk heeft in de tijd van de romantiek (ook in de kunst dus) symbool een duidelijk ‘religieuze’ waarde, de waarde van verbondenheid met het ‘mysterie’; het doelt op het hogere, alomvattende. Na geciteerd te hebben: ‘Things more excellent than every image are expressed through images’, verklaart Emerson verder: ‘Things admit of being used as symbols, because nature is a symbol, in the whole, and in every part’. Emerson beschouwt de natuur in haar geheel dus als symbool van de hogere geestelijke werkelijkheid, - een alomvattende visie, metafysisch-idealistisch, waarin voor het natuurlijke in concrete zin geen plaats is.Ga naar voetnoot25) Daarnaast staat de opvatting die het natuurlijke in concrete zin erkent en waardeert, en ertoe overgaat een ding uit de natuur (van deze aarde) te noemen of te gebruiken als duidend op het hogere, op de eenheid, op het goddelijke dat geacht wordt de natuur te beheersen. Maar in beide gevallen is het genoemde ding, eventueel de handeling, het symbool datgene waardoor het oneindige in het eindige vatbaar (zichtbaar, ervaarbaar) wordt.Ga naar voetnoot26) In het voorwerp (in de handeling of het gebeuren), in een zintuiglijk waarneembare vorm manifesteert zich een hogere werkelijkheid. Niet alleen de Duitse, ook de Engelse en Franse literatuur kennen analoge, op religieuze oorsprongen teruggaande, gedachtengangen.Ga naar voetnoot27) | |
[pagina 24]
| |
6. Geleidelijk echter ontwikkelt zich als gezegdGa naar voetnoot28) een begrip symbool dat steeds losser komt staan van zijn als men wil religieuze oorsprongen, - ook van die welke resulteren in de opvattingen van het metafysisch Niets, de ‘lege transcendentie’, de ‘lege idealiteit’,Ga naar voetnoot29) ‘le néant vaste et noir’.Ga naar voetnoot30) De beweging van de geest lijkt in tegengestelde richting te gaan als men vergelijkt met de vroegere: werd in de oudere fasen van de romantiek getracht het eeuwige te zien in het eindige, geleidelijk krijgt het eindige het aanvangs-accent; dat concrete eindige krijgt een extra dimensie in die gevallen dat de dichter het maakt tot uitdrukking van wat hem beweegt; het drukt uit het ‘landschap van de ziel’. Schiller had al gesteld, dat de dichter door een symbolische operatie moet proberen het landschap te veranderen in menselijke natuur; hij onderscheidde twee manieren waarop dit kan gebeuren: de natuur kan gevoelens representeren, respectievelijk ideeën. Beroemd werd het woord van Henri F. Amiel: ‘un paysage est un état d'âme’.Ga naar voetnoot31) Baudelaire denkt aanvankelijk in veel opzichten dóór op de opvattingen van de Duitse romantici,Ga naar voetnoot32) en op die van Poe. Maar uiteindelijk stelt hij, heel duidelijk: ‘Dans certains états de l'âme presque surnaturels, la profondeur de la vie se révèle tout entière dans le spectacle, si ordinaire qu'il soit, qu'on a sous les yeux. Il en devient le symbole’.Ga naar voetnoot33) Hier wordt niet (meer) gesproken over het goddelijke, het eeuwige, het oneindige dat zich manifesteert in het symbool, maar over de ‘diepte van het leven’.Ga naar voetnoot34) Als in deze latere periode van de romantiek al gesproken wordt over het ‘invisible’, valt dat ‘invisible’ niet langer op te vatten als onderdeel van een grootse theophanie die, als in de middeleeuwen, het zichtbare zag als een idee van God, tot in onderdelen de goddelijke gedachte weerspiegelend; het ‘onzichtbare’ is nu, bijvoorbeeld, het zieleleven van de dichter, het | |
[pagina 25]
| |
psychische, de ‘état d'âme’, ‘les jouissances et les impressions d'un ordre spirituel’.Ga naar voetnoot35) En de beelden daarvoor, soms metafora, veelal symbolen genoemd, zoekt hij in de ‘nature extérieur et visible’,Ga naar voetnoot36) ook in eigen ervaringen, in een boek, een kunstwerk.Ga naar voetnoot37) De menselijke geest beschikt volgens Baudelaire over het vermogen de meest eenvoudige en nederige voorwerpen op te heffen tot de hoogte van (het) symbool, dank zij het ‘lumière surnaturelle’, dat de ziel werpt over ‘l'obscurité naturelle des choses’: ‘l'âme jette une lumière magique et surnaturelle sur l'obscurité naturelle des choses’.Ga naar voetnoot38) Willem Kloos zal het in zijn inleiding op de uitgave van Jacques Perks Gedichten als volgt formuleren: ‘...zaliger de dichter, die geen drukking boven, noch om zich duldt, die de dingen dezer wereld aan zich voorbij ziet gaan met bewonderenden blik, en over allen den schijn zijner eigene schoonheid doende spelen, geen zucht van begeerte laat, als zij wijken’. Hoofd-zaak voor Baudelaire is, in die fase van zijn dichterschap, de schepping van beeldenGa naar voetnoot39) die bestemd zijn om zijn meest wezenlijke, hoewel duistere sentimenten in hun gecompliceerdheid tot uitdrukking (voorstelling) te brengenGa naar voetnoot40) (sentimenten als spleen, ennui, wanhoop).
7. Een uitdrukking (voorstelling) intussen - en in dit opzicht handhaaft het symbool en het symbolistisch voorstellen veel van het numineuze uit de religieuze herkomst van de symboliek - die meer suggereert, evoceert dan definieert, dit in overeenstemming met de symbolistische methode volgens welke ‘ce qui est dit n'est jamais ce qui est dit’.Ga naar voetnoot41) De dichter uit de romantiek is ervan overtuigd dat wat hij uitéindelijk zeggen wil, niet-geheel uitgedrukt kan worden. Het zal door de lezer moeten worden vermoed op grond van de gegevens die het werk verschaft; wat Mallarmé het derde noemt: ‘Instituer une relation entre les images exacte, et que s'en détache un tiers aspect fusible et claire présenté à la divination’.Ga naar voetnoot42) Met andere woorden: het beeld suggereert.Ga naar voetnoot43) Dit in overeenstemming met het typisch karakter van het symbool dat, anders dan bijvoorbeeld de allegorie, zijn zin vindt in het totaaleffect van het voorgestelde,Ga naar voetnoot44) en niet alleen in een nauwkeurige ‘ver-taal-ing’ | |
[pagina 26]
| |
van de voorgestelde elementen.Ga naar voetnoot45) Deze evocatie vindt plaats door het oproepen van een beeld, dat de situatie symboliseert, met inbegrip van geuren, kleuren, geluiden die de sfeer versterken. ‘La poésie, aldus Baudelaire, n'est qu'une suite de symboles présentés à l'esprit pour lui faire concevoir l'invisible’. Dat wil zeggen: aangeboden aan de geest van de lézer, die daardoor het onzichtbare leert kennen zoals dat door de dichter is voorgesteld in door hem geschapen symbolen.
8. Het is voor die lezer niet altijd eenvoudig de zin van als zodanig herkenbare symbolen te ontraadselen. Het moeilijkst wordt interpretatie wanneer, zoals in het verdere verloop het geval wordt, de dichter nog een stap vérder zet. Was het met diverse gedichten al zo, dat, als men slechts één of enkele woorden wegliet, de lezer de indruk moest krijgen louter beschrijving van een objectieve situatie voor zich te hebben, in andere treedt inderdaad in het geheel geen expliciete verwijzing naar de subjectieve situatie meer op en wordt een schijnbaar louter objectieve situatie uitgebeeld. In dat geval heeft de lezer het gedicht in zijn geheel en als zodanig te ‘verstaan’ als symbolisch (bijv, voor een ‘état d'âme’.Ga naar voetnoot46) Daarin is een van de wezenlijke verschillen gelegen tussen het beeld van de symboliek en het ornamentele beeld uit de meer rationele poëzie; in de laatste wordt een beredeneerde uiteenzetting ‘versierd’ met illustratieve beelden; in het symbolisme treedt een beeld (of treden reeksen beelden) op, waarbij het denken niet expliciet tussen beiden komt, hoogstens zeer bescheiden; de emotie wordt niet geformuleerd, maar gesuggereerd.Ga naar voetnoot47)
9. Deze moeilijkheid (symbolen interpreteren) is overigens niet iets van alleen de moderne tijd, zoals het voorgaande zou kunnen doen denken: tal van symbolen uit oudere literatuur en beeldende kunst zijn voor ons onverstaanbaar geworden, mede doordat zij geen plaats meer in het religieus of artistiek beleven innemen. Het symbool van het (goddelijk) lamGa naar voetnoot48), van de Goede Herder, het symbool van het licht (in de duisternis) zijn levend gebleven, mede wel dank zij het feit dat er sprake is van een uiterlijke analogie. Maar tal van diersymbolen, in de middeleeuwen zozeer geliefd, zijn zonder nadere toelichting voor ons niet verstaanbaar: de arend voor de evangelist Johannes, de leeuw voor Marcus, de stier voor Lucas zullen sommigen nog bekend voorkomen; de symbolen op de middeleeuwse kathedralen zijn zonder sleutelGa naar voetnoot49) onverstaanbaar (: de eenhoorn als symbool voor de onbevlekte ontvangenis, voor de kuisheid en | |
[pagina 27]
| |
als prefiguratie voor Christus bijvoorbeeld, - de kleursymboliek, de getallensymboliek enz.). Ook ten aanzien van niet-religieuze, maar artistieke, seculiere symbolen kan eveneens onderscheid gemaakt worden tussen meer of minder gemakkelijk interpreteerbare: de bron, oorspronkelijk als religieus symbool werkzaam (in de bijbel al, later als symbool voor de goddelijke genade), daarna artistiek motief geworden (verwijzing naar de preëxistentie van de ziel) is minder ‘werkzaam’ dan dat van de stroom, een enkel modern bloemsymbool (de ‘blaue Blume’ van de romantiekGa naar voetnoot50)), de spiegel, de marionet,Ga naar voetnoot51) maar vooral de symbolen die een duidelijk suggestieve werking uitoefenen, zoals de locus amoenus (waartoe gerekend zouden kunnen worden de elysische velden, het eiland van de ziel, A. Roland Holst), wind, zee, golf, vlam.Ga naar voetnoot52)
10. Het ‘suggereren’ door middel van symbolen, waarover gesproken werd, beoogt volgens Baudelaire de lezer te doen ‘concevoir l'invisible’. Doelend op het onzichtbare, dat geconcipieerd, begrepen, ontworpen moet worden, moet Baudelaire wel doelen op iets van groter waarde dan de vluchtige, nietige verschijnselen van alledag: in zijn geval een diepere bewogenheid, een état d'âme die op grote emoties de golfslag van de ziel doet ervaren, een vervoering van schoonheid of demonie, een ervaring van mysterieuze samenhangen. Dit element: ‘doelen op iets van groter waarde’, lijkt inherent aan het echte symbool (zoals dat in de godsdienst, mythe, dichtkunst voorkomt). Het symbool is typisch een figuur die optreedt in het spanningsgebied tussen concrete en onzichtbare wereld: het doelt door iets concreets op iets onzichtbaars. Daardoor bezit het een duidelijke ambivalentie. Op die ambivalentie berust de wezenlijke waarde van het symbool, ook zijn ongrijpbaarheid, het onvatbare ervan, het niet geheel expliciteerbare. De dichter tilt het ding dat symbool wordt uit boven de alledaagsheid, een fonkelende edelsteen die naar alle kanten straalt in een geheimzinnig licht, het licht dat erop geworpen wordt door het bedoelde ‘hogere’, onzichtbare, en dat door zijn onzichtbaarheid voor de gewone mens iets van het mysterie in zich draagt. Maar symbool èn onzichtbaarheid, edelsteen èn hoger licht, zinnebeeld èn zin dekken elkaar nooit helemaal of vaak helemaal niet: het maakt de ‘geheimnisvollen, schillemden Reiz’Ga naar voetnoot53) van het symbool uit, dat het nooit zakelijk geheel expliciteerbaar is.
11. Samenvattend het volgende: in de eerste grote tijd van de romantiek bestaat de eigen aard van het symbool in het hanteren van een concreet ding (voorwerp), iets van beperkte omvang dus, iets zntuiglijk waarneembaars, als expressie van, onderdeel van, doelend op een hogere, transcendente werkelijkheid. Door die praktijk lijkt de opvatting van Goethe bevestigd, dat het ‘Besondere das Allgemeine repräsentiert’, het algemene dat hij verderop het ware en het ‘goddelijke’ noemt. Met betrekking tot die hogere werkelijkheid dient onderscheid gemaakt te worden. Het symbool kan doelen op het hogere dat a. erkend (beschouwd) wordt als reëel bestaande goddelijke, ongeschapen werkelijkheid (deze verwijzing treedt uiteraard op bij veel ‘gelovige’ auteurs), b. erkend wordt als reëel bestaande werkelijk- | |
[pagina 28]
| |
heid die samenvalt met de totale (stoffelijk-geestelijke) (eventueel ongeschapen) van eeuwigheid uit zichzelf bestaande werkelijkheid (de pantheïstische opvatting, de opvatting ook van ‘Le Néant’, enz.); het kan ook doelen op datgene wat c. door de auteur ‘geschapen’ wordt als hogere werkelijkheid (Gérard de Nerval, die geloofde aan het volstrekte waarheidskarakter van alle door de imaginatie voortgebrachte scheppingenGa naar voetnoot54)); het kan tenslotte ook doelen op een d. door de auteur als enige werkelijkheid binnen het werk geschapen en (alleen) binnen dat werk aanvaarde werkelijkheid (daarbuiten ‘bestaat’ geen transcendente werkelijkheid, zodat een verwijzing daarnaar niet mogelijk is). Bijvoorbeeld als het symbool een ‘état d'âme’ uitdrukt. (Maar deze ‘état d'âme’ kan weer gemakkelijk met enigerlei toch weer religieuze opvatting - over Wereldziel e.d. - verbonden worden!). Doelt het als symbool begrepen ‘ding’ op het hogere, daarnaast bezit dit bijzondere, zintuiglijk waarneembare ding (naast deze symboolwaarde) ook een eigen waarde, een waarde op zich, een ‘poëtische’ kwaliteit, een door de kunstenaar als het ware door de eerbied waarmee hij het behandelt gewáármerkte waarde, die eventueel op haar beurt weer samenhangt met de aan het voorwerp inherent geachte, vaak niet alleen representatieve waarde, maar ook in het voorwerp reëel aanwezig geachte werkelijkheid van het hogere, respectievelijk berust op de eigenaardige iriserende werking van het symboolding (of de daaraan door de gebruiker toegekende waarde of werking). |
|