opende de deur. Toen dijnsden wij verschrikt achteruit: hier waren mensen, hier waren
Doe zeide Samuel tot Saul / De HEERE heeft mij gezonden / dat ik u ten Koning zalfde over mijn volk / over Israël: hoort dan nu de stemme der woorden des HEEREN.
Alzoo zeit de HEERE der heirscharen / Ik hebbe bezocht 't gene dat Amalek Israël gedaen heeft: doe hij zich tegen hem gesteld heeft op den weg / doe hij uit Egypten opkwam.
Gaet nu henen / ende slaet den Amalek / ende verbannet alles wat hij heeft / ende verschoont hem niet: maer doodet van den man af tot de vrouwe toe / van de kinderen tot de zoogelingen / van de ossen tot de schapen / van de kemelen tot de ezelen toe.
Doe sloeg Saul de Amalekieten van Havila aen tot daer gij komt te Sur / dat voor aen Egypten is.
Ende hij ving Agag den Koning der Amalekiten levendig: maer al het volk verbande hij door de scherpte des zwaerds.
Doch Saul ende 't (gantsche) volk verschoonde Agag ende de beste schapen / ende runderen / en de naest (beste) / ende de lammeren / ende al wat best was / ende zij en wilden ze niet verbannen: maer alle ding dat verachtzaem / ende dat verdwijnende was / dat verbanden zij.
Doch Samuel zeide tot Saul / omdat gij het woord des HEEREN verworpen hebt / zoo heeft de HEERE u verworpen / dat gij geen Koning over Israël zult zijn.
staat. (17.30 u) Slaat met de hand op de leuning van de babybox. Gaat zitten.
Klikt met de tong. Raapt het gummi vogeltje op, drukt het in: ‘Pwet pwet’.
Kijkt achterom, zuigt op zijn wijsvinger, drukt op het vogeltje. ‘Pwet pwet pwet’. Zuigt eraan: ‘Pwet’. Kijkt me aan, zegt wat, zuigt aan het vogeltje, slikt. Staat op. Zuigt op zijn wijsvinger, laat het vogeltje buiten de box vallen. Gaat op zijn buik liggen, slaat met zijn handen tegen de vloer, zegt: ‘Buihui’. Staat weer recht, klikt met de tong, slaat met de hand op de leuning, zuigt aan zijn vinger, kijkt naar boven, blaast door zijn mond. Gaat met de rug tegen de leuning staan, steunt ertegen, buigt voorover en gaat op handen en voeten en zijn hoofd staan, kijkt tussen zijn benen door, zegt: ‘Toegoetoegoetoem’. Gaat zitten.
‘Arajahaaika’ enz.. Kijkt met open mond naar boven, de handen tussen zijn benen. Draait zich om, knielt, neemt het poesje van fluweel, kijkt naar mij,