Pierre Borgue
Het portret van Heer Encre
Op Elma Beks' staatsieportret van Pierre Borgue op de omslag heeft betrekking de volgende passage uit ‘Monsieur Encre’ blz. 155-156 midden.
Daarom heeft Mijnheer Encre besloten dat Ona franstalig zou zijn. Wegens Rabelais, Montaigne, France, Mallarmé, Valéry, Genet. En daarom heeft Mijnheer Encre een behuizing gekocht in Montval, de residentiële buitenwijk van Bâtour. Met zijn eigen portret: flatteus, maar gecompliceerd. Door achtergedachten. Open en bloot aan de muur. De toestand op het voorplan links bijvoorbeeld heeft de vorm van een stad. Verkoperd pantser.
Selenisch. Trillende huls onder dekking van onzichtbare magnetische tralies. Grondstof en eindproduct van een onvergelijkelijke energie. Fabrikant van dynamisme en statisme. Die de plaats willen innemen van het bestaande. Dat moet een industrie van anti-materie zijn, overweegt Mijnheer Encre. Eveneens op de voorgrond - rechts - heeft een wereldomvattende tempel zich juist een halve slag gedraaid en nu begint hij een omgekeerde weerspiegeling van zichzelf te worden en zich daarin op te lossen. De puntige toren begint al een stompere vorm aan te nemen. Als een paal die te lang dienst heeft gedaan. Daarnaast een dronken ster die al zijn zelfincarnerend bewustzijn erbij heeft ingeschoten. En nu een blik op het tweede plan. De hippopotamus, muil en modder. Zijn rug vormt één massa met het slijk. Aan de andere kant de welhaast vloeibare sappigheid van een rug. Sneeuw door manestralen verzilverd. Laatste geste van een striptease. Inwijding tot een alles doordringende loomheid. Fascinerende luister. Handen van een bayadere staan op het punt een kanten sluier te laten vallen waardoorheen zich een kruis laat vermoeden van moederlijke majesteit. Dat is, voor Monsieur Encre, de manifestatie van de hoogste formele zuiverheid in de meest aanstootgevende gedaante der wellust. Iets als het slijk Gods dat alles bevuilt en alles heiligt. Op de muur op de achtergrond twee uitspraken van Valéry gevat in het soort gouden lijsten dat men vroeger aantrof in de spreekkamers der wat welvarender pastorieën. Die dan een glimlach van een tamelijk voltairiaanse Leo XIII encadreerden. De ene spreuk onderstreept het androgyne karakter van het denken. De andere maakt gewag van de geroepenheid tot het stichten van verwarring van de Wijze, wiens aanwezigheid een leegte is die zich eerst door zijn dood als volheid kan openbaren. Op de vloer niets dan een leger leunstoelen. De zetels der uitgestorven familie-takken in symmetrische slagorde. Dode stammen. Geheel op de
voorgrond: Monsieur Encre. Heel alleen.
In majesteit gezeten in zijn druïdenmantel. Op zijn eigen troon. En aan de voeten van Monsieur Encre tere bloemen in een smetteloos vaasje. Licht met bloemmotieven getatoueerd. Flower Power.
(vert. Maarten Beks)