[Nummer 82]
Ten geleide
De laatste jaren komt het Amerikaanse weekblad TIME geregeld met ‘cover-stories’ over een vernieuwde aandacht voor de religie onder de jeugd en het ontstaan van allerlei (semi-)religieuse bewegingen. Men kan deze verschijnselen afdoen met de bewering dat het sektarisme de Amerikanen nu eenmaal in het bloed zit; of zelfs, dat er wel een politieke bedoeling zal steken achter dergelijke berichtgeving.
Maar ook ten onzent is een soort heropleving van de religieuze interesse te konstateren, vaak buiten de bestaande kerken om; de Jesus-beweging telt in ons land gemeenten van 300 leden. Ook binnen de kerken wijzen vernieuwingsbewegingen op een grondige bemoeienis met de vraag naar de bestaansgrond van de religie en, a fortiori, van een religieuze organisatie.
Vreemd. Ging immers sinds 1945 de tendens, binnen en buiten de kerken, niet steeds sterker in de richting van een proklamatie van het definitieve einde van de religie? De ideologie - kritisch of niet, maar altijd met haar eis tot een nuchtere, politieke inzet - zou, het oog gericht op de toekomst, het vaandel overnemen. Engelen en duivels werden geontmythologiseerd, God werd dood verklaard, de kerken omgebouwd tot instituten voor politieke aktie en sociale hervorming. Het verlichte bewustzijn kon vanuit zijn evolutionistische interpretatie van de geschiedenis deze, te ruw geschetste, ontwikkeling niet enkel aanvaarden, maar zelfs begrijpen: het moest zo gaan.
En dan deze onverwachte keer in de gang van zaken. Sociologen, sociaal-psychologen, psychiaters en wijsgeren, kortom wetenschappers van velerlei pluimage hebben zich over deze onverwachte heropleving van de religie gebogen: zwanenzang of nieuw begin, atavisme of toekomstperspektief? Ook in de literatuur heeft deze omwenteling duidelijke sporen nagelaten. Sommige schrijvers uit ons taalgebied hebben zich duidelijk en bewust geïdentificeerd met één der polen; de meesten volgen het proces en nemen er, meedenkend en -schrijvend, aan deel door elementen van het ene en het andere uiterste te assimileren. En dan staat er al sinds jaar en dag - maar niet los van de huidige ontwikkelingen op dit punt - de meer algemene vraag naar de verhouding van religie en literatuur: een vraag nog steeds - en terecht - zonder definitieve oplossing.
De theologische fakulteit van de katholieke universiteit te Nijmegen besloot een congres te organiseren over de bovengenoemde probleemstelling. De titel van het kongres luidt: Toekomst van de religie: Religie van de toekomst?
In dit extra-nummer van RAAM treft U een aantal Bijdragen, Journaals en Boekrecensies aan, die onder dezelfde titel vergaard zijn. Uiteraard wordt hierin de problematiek in het bizonder belicht vanuit de literatuur. De Journaals met name vormen de oogst van een verzoek dat is uitgegaan naar een aantal Nederlandse auteurs, om in het kort een antwoord te formuleren op de vraag hoe de religie voor hen als literator fungeert: als ‘bron van inspiratie of van ergernis, hindernis of werkgebied?’
P.A. van Gennip
L.A.G. Mesman
& Redactie Raam