Raam. Jaargang 1970(1970)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 49] [p. 49] P.A. van Gennip Litanie met Jeroen Bosch De spiegel van de vijver steelt je vragende gezicht; het plooit in rimpels weg, onder een dakpan of verroeste deksel, waar het keerkwis met drie groene hagedissen speelt nadenkend, met begrip, beschouwd door zeven doodgedrilde kikkers, uitsloverig bewaakt door zestien overspannen watervlooien. Gospodi Pomiloej. En zeventig-keer-zeven-keer struikelt je lijf over bestofte stoepen ter paleistuin van de Grote Burgerkoning. Dansen van verbeelding blijken, bovengronds, gekwetste vleugelslag van vleermuizen, afgericht voor de nacht, en versomberen tot sprakeloze tekenvlammen op een eiken lambrizering. Gospodi, Gospodi Pomiloej. Ontbladerd raakt de ziel in boomtakken verward en wordt hartstochtelijk, verwilderd, door een bosduif aan- gevreten, die aan vergiftiging met goede wil ten gronde gaat. Gospodi Pomiloej, Pomiloej Nas. Vertrouwelijk met paters, nonnen, cherubijnen en castraten om het laatste lied voluit te laten klinken en het zonnekleur te geven. Ten diepste wordt het begeleid door overspeligen en schertsfiguren. Gospodi Pomiloej, Gospodi Pomiloej. En dan pas wordt barmhartigheid weer vlees, -in Hém. Hij slaat zijn armen om je heen, stil, teder, voor zich uit, noemt Hij je doodgewone naam: ‘mijn lief, verloren kind’. Tjebje Gospodi. Vorige Volgende