laten inspireren door Reich en een verband aangenomen tussen sexuele repressie en revolutionair leiderschap.
Turner's sexuele fantasie-leven is vooral op blanke vrouwen gericht. En men verwijt hem, dat hij zo weer een blank stereotype over de neger tot het zijne maakt. Dat zou des te kwalijker zijn omdat een paar gegevens er enigszins op wijzen, dat Turner wel een vrouw zou hebben gehad. Maar omdat Turner het niet de moeite waard vindt die eventuele vrouw te noemen in zijn eigen confessie, wordt dat weer dubieus.
Opnieuw ziet men niet goed waar het Styron om gaat. Turner's begeerte naar blanke vrouwen is in Styron's versie niet louter lust maar de begeerte om ze te vernederen en verlagen. Het woord ‘defilement’ is niet van de lucht. Dat is niet zo ongewoon in deze decadente psychologie. Van het Reve is deze associatie ook niet vreemd, wanneer hij ergens schrijft ‘en nu werden mijn haat en verachting zo sterk, dat ik hem met grote felheid begeerde’.
Maar al heeft Turner deze sexuele wraakfantasieën over blanke vrouwen, uiteindelijk geeft hij opdracht ze te doden. Daarmee zouden de negerkritici, die verontwaardigd zijn, dat Styron Turner niet vlot en met gemak laat doden, tevreden kunnen zijn. Maar ze zien niet welke speciale inhoud Styron aan Turner's karaktertrekken geeft. Wel is waar, dat Turner's fantasie over de ene blanke vrouw, die hem speciaal aantrekt, ambivalent is en niet alleen door haat gemotiveerd, maar ook - en tegelijk - door liefde. Maar daar wordt het iets persoonlijks, dat niet meer de algemene tendens raakt, waar Styron's kritici over vallen.
Waar het bij al deze kritiek op de creatieve vrijheid, die Styron zich veroorlooft, om gaat is dat Turner volgens de mening van de negerschrijvers verlaagd wordt door Styron's visie. Geen moment was dat bij me opgekomen, toen ik het boek las. Turner kwam mij als een grote figuur voor, als een leider door zijn vermogen anderen te beïnvloeden, zijn intelligentie en volharding. En die indruk stemt overeen met Styron's bedoeling. Hij heeft na de publicatie gezegd, dat hij niet de bedoeling had om zonder onderscheid de figuur van de negerrebel in de hoogte te steken. Implicerend, dat hij dat met Turner wel had gedaan. Terwijl de negerschrijvers de indruk hebben, dat hij van Turner een laf, gefrustreerd, verwijfd individu heeft gemaakt.
Groter wederzijds onbegrip is wel niet mogelijk. Hier botsen twee visies van wat een grote figuur uitmaakt op elkaar. De ene visie is de mytische: een held, die geen vrees kent, geen aarzeling, geen frustraties, die alleen zijn eigen vrouw bemint; iemand uit één stuk. Dit idee van grootheid lijkt me primitief en irreëel. De andere visie is de moderne, waarop Styron een van de mogelijke variaties geeft. Het is veelzeggend, dat juist een schrijver van