Raam. Jaargang 1970
(1970)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 4]
| |
Noam Chomsky
| |
[pagina 5]
| |
dat de strategie van het Amerikaanse militaire apparaat ‘onverstandig op het krankzinnige af’ was.Ga naar voetnoot1) Daarnaast werd het publiek duidelijk gemaakt dat de regeringspropaganda hetzij op een illusie, hetzij op bedrog berustte. Daar kwam nog bij dat er een internationale monetaire crisis dreigde, die voor een deel aan Vietnam moest worden toegeschreven.
Achteraf bezien lijkt het niet onmogelijk, dat de oorlog beëindigd had kunnen worden als de bevolking pressie was blijven uitoefenen. Maar een groot aantal radicalen was de mening toegedaan dat de oorlog was afgelopen of in elk geval een ‘liberale aangelegenheid’ was geworden, en zij wendden zich ervan af om andere belangen te gaan behartigen. De mensen wier eisen beperkt waren gebleven tot het beëindigen van de bombardementen op Noord-Vietnam en het streven naar onderhandelingen zagen dat hun eisen werden ingewilligd, en vervielen in een afwachtend stilzwijgen. Deze eisen hadden echter altijd al de kern van de zaak onaangeroerd gelaten. Wat de onderhandelingen betreft, er is op de keper beschouwd weinig te onderhandelen. Zolang er een Amerikaans bezettingsleger in Vietnam gestationeerd blijft zal de oorlog voortduren. Terugtrekking van de Amerikaanse troepen dient een unilaterale daad te zijn, zoals tenslotte ook de invasie van Vietnam in opdracht van de Amerikaanse regering een unilateraal initiatief geweest is. Zij die om ‘onderhandelingen nu’ geroepen hadden hielden zichzelf en anderen voor de gek, evenals degenen die nu roepen om een ‘staakt het vuren’, waarna er een Amerikaans expeditieleger in Vietnam zal achterblijven, van weinig werkelijkheidszin blijk geven. Wat de bombardementen op Noord-Vietnam betreft, die waren altijd al een afleidingsmanoeuvre geweest, voor een belangrijk deel een propagandistisch rookgordijn over de Amerikaanse invasie in het zuiden. De regering van de Verenigde Staten kon onmogelijk toegeven dat zij Zuid-Vietnam was binnengevallen om een regering, die wij geïnstalleerd hadden, tegen haar eigen bevolking te beschermen. Om die reden was zij de Zuidvietnamezen tegen ‘agressie’ gaan beschermen. En dan kon zij natuurlijk niet anders als de ‘agressie’ bij de ‘wortels’ aanpakken. Vandaar het bombarderen van Noord-Vietnam. Dit is in elk geval de meest rationele verklaring voor het bombarderen van Noord-Vietnam op een tijdstip, februari 1965, dat er, voor zover bekend, geen Noordvietnamese troepen in het zuiden waren, alleen maar een bescheiden bevoorradingslijn.
Natuurlijk hebben de mensen die ‘de feiten kennen’, andere verklaringen | |
[pagina 6]
| |
voor het bombarderen van Noord-Vietnam. Men denke bijvoorbeeld aan de interpretatie van Sir Robert Thompson, de Britse expert op het gebied van onlusten die vele jaren lang het Amerikaanse leger in Zuid-Vietnam van vertrouwelijk advies gediend heeft - een man, die toevallig veel bewondering geniet van de kant van die Amerikaanse beoefenaars der sociale wetenschappen die zichzelf graag als ‘bikkelharde realisten’ beschouwen, - ongetwijfeld op grond van zijn verregaande minachting voor de democratie en zijn relatief zuiver kolonialistische opvattingen. In de Engelse krant The Guardian van 19 mei 1969 worden zijn inzichten als volgt onder woorden gebracht: Ook veroordeelt hij het bombarderen van het noorden. De Luchtmacht van de Verenigde Staten had in 1965 te kampen met grote problemen van budgetaire aard, omdat het leger als enige een oorlog om handen had en dus al het geld kreeg. ‘Dus moest de Luchtmacht wel ingezet worden, met als resultaat de bombardementen op Noord-Vietnam... en de budgetaire problemen van de Luchtmacht waren opgelost.’
In zijn No Exit from Vietnam van 1969 geeft hij een meer aanschouwelijk beeld van de voordelen die de oorlogsvoering in de lucht te bieden had: Het is niet zo moeilijk zich de bevelhebber van de Stategic Air Command voor de geest te halen, terwijl deze, door zijn hoofdkwartier ijsberend, zijn hersenen afmat om een mogelijkheid te vinden bij de oorlogshandelingen betrokken te raken. Bij al dat beschikbare potentieel en die tot werkeloosheid gedoemde enorme investeringen is het allerminst verwonderlijk dat er wel motieven en methodes gevonden moesten worden om deze nuttig te maken. Derhalve ging men de oorlog voeren op een wijze die het mogelijk maakte deze massale luchtvloot vierentwintig uur per dag te gebruiken... De oorlog kon zodoende voortgezet worden als een Amerikaanse oorlog, zonder de frustrerende samenwerking met de Vietnamezen van de voorafgaande periode.
Men denke daarnaast aan de verklaring voor het bombarderen van Noord-Vietnam die op naam staat van Adam Yarmolinsky, Eerste Vice-staatssecretaris van Defensie voor Internationale Veiligheidszaken van 1965 tot 1966, voorheen Bijzonder Secretaris van de Minister van Defensie. Volgens zijn analyse leverden de strategische bombardementen op Noord-Vietnam ‘geen ander militair voordeel op dan de vermeend gunstige uitwerking ervan op het moreel in het zuiden. (Deze stap) werd echter althans gedeeltelijk ondernomen omdat het een van de dingen was waarop de Amerikaanse troepenmacht het beste was voorbereid.’Ga naar voetnoot2) | |
[pagina 7]
| |
Dus werd Noord-Vietnam platgegooid en ertoe aangezet om troepen naar het zuiden te sturen, waarmee het, als wij het Departement van Defensie mogen geloven, een paar maanden na het begin van de bombardementen begonnen is.
Omdat de bombardementen op Noord-Vietnam ‘geen militair voordeel’ opleverden en bovendien uiterst kostbaar waren, konden zij zonder veel moeite en zonder veel effect op de Amerikaanse oorlog in Zuid-Vietnam stopgezet worden. Dat gebeurde dan ook, in twee stadia: het eerste op 1 april 1968, toen de reguliere bombardementen werden beperkt tot het zuidelijke gedeelte van Noord-Vietnam, en het tweede op 1 november van dat jaar, toen er een eind aan gemaakt werd. Tezelfdertijd werd het toneel van de Amerikaanse bombardementen, nu beperkt tot Laos en Zuid-Vietnam, in april opgevoerd en andermaal opgevoerd in november. In maart 1969 was de totale stand van de bombardementen op 130.000 ton per maand gekomen - bijna twee Hiroshimas per week in Zuid-Vietnam en Laos, weerloze landen. En volgens de voorspelling van Melvin Laird zou deze toestand in de komende twaalf tot achttien maanden onveranderd blijven.Ga naar voetnoot3) De protesten aan het thuisfront werden tot zwijgen gebracht, en de oorlog kreeg de kans om op dezelfde voet verder te gaan door een vernieuwde opzet (en verheviging) van de bombardementen en door de voor een belangrijk deel inhoudsloze onderhandelingen. Op dit moment hebben wij de gelegenheid terug te blikken op het falen van de ‘vredesbeweging’ om haar protesten tegen de gang van zaken in de afgelopen vier jaar te onderstrepen en te intensiveren. Er is momenteel ontbladering toegepast op een gebied ter grootte van Massachusetts, iets van welks uitwerking niemand zich een enigermate juiste voorstelling kan vormen. De bombardementen op Vietnam zijn veel en veel uitgebreider dan de bombardementen op Korea of welke militaire operatie dan ook in de Tweede Wereldoorlog. Het is onmogelijk een serieuze schatting te maken van het aantal Vietnamezen dat gedood is dan wel uit zijn oorspronkelijke woonplaats verdreven.
Het is van belang in te zien dat de massamoord op de plattelandsbevolking in Vietnam en de gedwongen evacuatie daarvan niet zo maar een toevallig nevenprodukt van de oorlog is. Het is integendeel niet anders als de essentie van de Amerikaanse strategie. De theorie die er achter zit is bijzonder helder en expliciet uiteengezet door onder andere Professor Samuel Huntington, | |
[pagina 8]
| |
Voorzitter van de Regeringsfaculteit in Harvard en op het moment van zijn verklaring Voorzitter van de Raad voor Vietnologie van het Advieslichaam voor de Ontwikkeling van Zuid-Oost-Azië, wat neerkomt op de gevechtsgroep inzake Vietnam van het Departement van Buitenlandse Zaken. In een artikel in Foreign Affairs zet hij uiteen dat de Vietcong ‘een machtig lichaam’ is ‘dat onmogelijk van zijn aanhang kan worden losgeweekt zolang deze aanhang blijft bestaan.’ De conclusie ligt voor de hand, en hij schrikt er niet voor terug. Wij kunnen erop vertrouwen dat de aanhang zal ophouden te bestaan als gevolg van ‘een rechtstreekse toepassing van mechanische en conventionele dwangmiddelen... op een dermate massale schaal dat zij een massale migratie van het platteland naar de steden zal veroorzaken’, in welke steden de aanhang van de Vietcong - dat wil zeggen de plattelandsbevolking - dan hopelijk onder controle gebracht kan worden in vluchtelingenkampen en de krottenwijken rond Saigon. Dit proces staat bekend onder de technische term ‘urbanisatie’, of ook wel ‘modernisering’. Er wordt met de juiste verachting een beschrijving van gegeven door Daniel Ellsberg, adviseur van het Departement van Defensie voor de pacificatie van Zuid-Vietnam. Zijn conclusie, gebaseerd op uitvoerige observaties ter plaatse, luidt dat ‘wij zonder enige twijfel de Vietnamese samenleving vernietigd hebben’, en dat ‘de bombardementen op het Zuiden lang genoeg geduurd hebben om de Zuidvietnamese samenleving op enorme schaal en naar alle waarschijnlijkheid blijvend te ontwrichten’; hij spreekt van ‘mensen die naar Saigon gejaagd zijn met behulp van wat Huntington beschouwt als “onze middelen ter modernisering” van Vietnam, namelijk bommen en artillerie.’Ga naar voetnoot4) Reeds lang zijn verslaggevers zich bewust geweest van de ware aard van deze tactieken, zij hebben ingezien dat ‘op dit moment het Nationaal Bevrijdings Front minder sterk in de bevolking verankerd is als gevolg van het nuchtere feit van de jarenlange beschieting, de massale zuiveringsacties en de gedwongen migratie op enorme schaal van de bevolking...’Ga naar voetnoot5), zodat men op zijn vingers kan uitrekenen dat wij, dankzij het brute geweld, de hoop om te ‘winnen’ nog niet hoeven op te geven. Eén ding is duidelijk: zolang er in Zuid-Vietnam een georganiseerde vorm van maatschappelijk leven in stand gehouden kan worden, zal het Nationaal Bevrijdingsfront een machtige en waarschijnlijk dominerende beweging blijven. Dit is het dilemma dat de Amerikaanse politiek altijd heeft dwarsgezeten en het ons onmogelijk heeft gemaakt ook maar de meest rudimentaire vormen van democratie in Zuid-Vietnam toe te staan. Om deze redenen zijn wij | |
[pagina 9]
| |
gedwongen de oplossing te aanvaarden die Professor Huntington heeft gesuggereerd: om de volksoorlog te verpletteren, moeten wij het volk zelf elimineren.
Er is nog iets dat voldoende duidelijk mag heten: er is in deze politiek geen wijziging opgetreden. Weer steekt, evenals twee jaar geleden, het protest van ons volk tegen de oorlog de kop op. En weer wordt er een tactische maatregel overwogen die Washington in staat zal stellen een dubbel doel te bereiken, namelijk zowel het volk van Zuid-Vietnam als in één moeite door ook het Amerikaanse volk te pacificeren. In het eerste is het niet al te best geslaagd. Tot onze schande is het tweede voor het grootste deel met vrij veel succes verlopen. Ons wordt nu meegedeeld, dat de taak om de oorlog uit te vechten overgedragen zal worden van de Amerikaanse infanterie aan B-52's en jachtbommenwerpers en daarnaast een betaalde troepenmacht van Vietnamezen. Er zal enkel een symbolische troepenmacht van 200.000 tot 300.000 man, in de rug gesteund door de Zee- en Luchtmacht in de Pacific, gehandhaafd worden, voor onbepaalde duur, om erop toe te zien dat de Vietnamezen gezegend blijven met het recht op zelfbeschikking. Onlangs heeft Averell Harriman op een persconferentie verklaard, dat de Noord-Vietnamezen niet kunnen geloven dat wij werkelijk van plan zijn om de reusachtige militaire bases op te geven, die wij in Zuid-Vietnam hebben aangelegd, bijvoorbeeld die in Cam Ranh Bay. (Village Voice, 27 november 1969). Doorgaans welingelichte Amerikaanse waarnemers heeft het evenveel moeite gekost dit te geloven. Reeds op 27 augustus 1965 heeft bijvoorbeeld James Reston in de Times geschreven:
Er worden Amerikaanse bases en bevoorradingsposten gebouwd op een veel groter schaal dan noodzakelijk is om zorg te dragen voor de troepen op hun huidige sterkte... het komt erop neer dat de basis van de Verenigde Staten in Cam Ranh... wordt uitgebouwd tot een tweede Okinawa, niet alleen om aan de eisen van deze oorlog tegemoet te komen, maar bedoeld als een machtsconcentratie van formaat, van waaruit, naar men in Amerikaanse officiële kringen hoopt, een meer omvangrijke alliantie van Aziatische mogendheden in staat zal zijn om, met de hulp van de Verenigde Staten, eventueel het hoofd te bieden aan de expansie van China. De formulering ‘het hoofd bieden aan de expansie van China’ dient verstaan te worden als een code voor het onuitsprekelijke: ‘bewegingen voor nationale onafhankelijkheid en maatschappelijke wederopbouw in Zuid-Oost-Azië te onderdrukken.’ Premier Eisaku Sato heeft, in een toespraak die van Amerikaanse officiële zijde is gekenschetst als een onderdeel van een gemeenschappelijke Japans- | |
[pagina 10]
| |
Amerikaanse politieke verklaring, aangekondigd dat wij op de drempel staan van een ‘nieuw Pacific tijdperk’ waarin er ‘een nieuwe orde zal worden geschapen door Japan en de Verenigde Staten.’ (New York Times van 22 november 1969). Aangenomen moet worden dat hij zijn woorden op advies van elders gekozen heeft. Om deze nieuwe orde een blijvend karakter te verlenen zullen wij militaire bases als die in Cam Ranh Bay nodig hebben, welke laatste de rol kan spelen van de Kanaalzone op het Westelijk Halfrond. Wij kunnen daar onze eigen troepen stationeren en die van onze loyale satellietstaten de nodige opleiding verschaffen.
Het zal ongetwijfeld niet lang duren voor wij ertoe overgaan een ‘Interaziatisch’ leger in het leven te roepen met het doel weerloze regeringen tegen hun eigen onderdanen te beschermen, wat sterk doet denken aan de manier waarop de Brazilianen te hulp geroepen zijn om onze Interventie in de Dominicaanse Republiek een legitiem karakter te geven. Overal waar het volk in opstand begint te komen, kunnen deze troepen waardevolle ervaring opdoen. Zo verklaart een hoge Amerikaanse officier in Camp Bearcat in Zuid-Vietnam, waar Thai-eenheden gelegerd zijn, dat ‘zij hun leger trainen op een manier waar in hun eigen land nooit gelegenheid voor zou bestaan... Zij coördineren hier hun eigen stuk onroerend goed.’ Waaraan een kolonel van het Thaise leger toevoegt: ‘Als mijn land ooit te kampen krijgt met dezelfde subversieve elementen, zal ik daar moeten vechten. Hier wil ik de praktijk leren kennen.’ (New York Times van 3 december 1969). Reston heeft het in 1965 zonder enige twijfel bij het rechte eind gehad, toen hij zich waagde aan bespiegelingen omtrent onze plannen op de lange duur met de bases in Zuid-Vietnam, vanwaaruit in de zeventiger jaren onze ‘symbolische strijdmacht’ van een kwart miljoen man zal opereren.Ga naar voetnoot* | |
[pagina 11]
| |
Wie heeft er nog wat te klagen als het om een kwart miljoen man gaat, een troepenmacht die, zullen we maar zeggen, vergeleken kan worden met het Japanse leger van 160.000 man dat in 1937 Noord-China is binnengevallen in een daad van agressie die de beschaafde wereld schokte en de grondslag heeft gelegd voor de Pacific-fase van de Tweede Wereldoorlog? In feite hebben experts op het gebied van de bestrijding van onlusten als Sir Robert Thompson allang geleden erop gewezen dat de Amerikaanse strijdkrachten veel te omvangrijk waren om effectief te kunnen zijn, en gepleit voor een strategie die ‘weinig uitgeeft en veel uithaalt’ in een trant die hoogstwaarschijnlijk door Nixons regering geadopteerd zal worden als het Amerikaanse volk andermaal zijn leiders zal vertrouwen en zijn toevlucht zal nemen tot passiviteit.
Als de Amerikaanse gevechtstroepen zijn teruggetrokken, zal, naar men hoopt, hun plaats worden ingenomen door een meer effectieve strijdmacht van Vietnamezen - zoals Tsjechoslowakije volgens de berichten onder controle wordt gehouden door een Russische troepenmacht van nog geen 100.000 man. Intussen zal de oorlog ongetwijfeld technologisch geëscaleerd worden. Hij zal ‘kapitaal-intensiever’ worden.Ga naar voetnoot6) Een aantal van de perspectieven is aan het licht getreden in een toespraak van Opperbevelhebber William Westmoreland, zoals die is weergegeven in de Christian Science Monitor van 25 tot en met 27 oktober, onder de kop: ‘Technologisch is de oorlog in Vietnam een groot succes geweest.’ Generaal Westmoreland is van mening dat ‘machines steeds meer en meer de lasten zullen gaan dragen.’ Hij zegt:
Ik zie een leger dat geconcenteerd wordt op en rond een geïntegreerd controlesysteem voor een bepaald gebied, waar gebruik gemaakt zal worden van de voortgeschreden technologie op het gebied van de verbindingen, localisering van de vijand, vuurgeleiding en de vereiste automatische verwerking der gegevens - een systeem dat aangepast is aan de dynamiek van het voortdurend wisselende slagveld - een systeem dat de tactische bevelhebber materiëel steun verleent bij het nemen van gezonde en tijdige beslissingen. Nadere details zijn te vinden bij Leonard Sullivan, Vice-directeur van Onderzoek en Ontwikkeling voor Zuidoostaziatische Aangelegenheden:Ga naar voetnoot7) | |
[pagina 12]
| |
Deze ontwikkelingen openen een aantal uiterst opwindende vergezichten met betrekking tot onze mogelijkheden in de eerstkomende vijf of tien jaar. Als men zich realiseert dat wij in staat zijn om alles te ontdekken dat transpireert, zich beweegt, metaal draagt, lawaai maakt of warmer dan wel kouder is dan zijn omgeving, dan begint men het geheel der mogelijkheden te zien. Dit is het begin van de volledige instrumentalisering van het slagveld. Als het zo uitkomt, zullen wij in staat zijn vast te stellen wanneer er iemand een schot lost, waar hij op schiet, en de plaats waar het schot gelost werd. Er gaat een visioen op van een electronische kaart uit het ‘Jaar 2000’ met lampjes die aan en uitgaan bij verschillende soorten activiteit. Dit is precies wat wij nodig hebben in deze ‘poreuze’ oorlog, waar vriend en vijand door elkaar lopen.
Men lette op de voor Vietnam geprojecteerde tijdsduur. Een aantal van de eerste stadia in deze opwindende ontwikkelingen wordt onthuld door nieuwe rapporten. De Times van 22 november maakt melding van een plan om onbemande vliegtuigen met afstandsbediening in te zetten om bevoorradingsvluchten naar plaatsen waar gevochten wordt te verzorgen. Op 1 oktober verklaart de Times:
Het landschap van Vietnam en de grensgebieden zijn bezaaid met electronische aftasters die informatiesignalen doorgeven naar de computers. Radar, camera's, infrarode detectors en een groeiend arsenaal van nog exotischer apparatuur leveren hun bijdrage aan de massale hoeveelheid informatie. Nog niet zo lang geleden zijn verkenningsvliegtuigen uitgerust met televisiecamera's. De gegevens gaan naar het Gecombineerd Inlichtingen Centrum in de buurt van de Luchthaven Tansonnhut: ‘in welks antiseptische interieur zich dag en nacht een glanzende, gonzende computerfamilie bezig houdt met het verslinden, verteren en uitspuwen van een gargantuaans menu aan informatie omtrent de vijand’, alles ten bate van ‘het conglomeraat van geallieerde civiele en militaire organisaties welker samenwerking erop gericht is de ondergrondse beweging van de Vietcong te vernietigen’ - waarvan openlijk wordt toegegeven dat het de meest authentieke sociale structuur in Zuid-Vietnam geweest is voor de Amerikaanse pogingen om de Vietnamese maatschappij met de grond tegelijk te maken op gang kwamen. In dit licht bezien wordt begrijpelijk dat Douglas Pike de volgende snoevende opmerking kon maken: ‘Hoe indrukwekkend zij in hun tijd ook geweest zijn, de taktieken die in de Vietminh-oorlog voor de overwinning gezorgd hebben, zijn als | |
[pagina 13]
| |
gevolg van de vorderingen van de wetenschap verwezen naar de militaire geschiedenis’.Ga naar voetnoot8) De betekenis van dit alles is in simpele bewoordingen, dat wij van plan zijn het Vietnamese land in een geautomatiseerde moordmachine te veranderen. De technieken waar Westmoreland, Sullivan en Pike zo trots op zijn, zijn, dat spreekt vanzelf, ontworpen om gebruikt te worden tegen een speciaal soort vijand: een vijand die te zwak is om terug te slaan, een vijand wiens land bezet kan worden. Deze apparaturen uit het jaar 2000, die Westmoreland beschrijft alsof het een quantitatieve sprong vooruit betrof op het gebied van oorlogvoering, zijn uitsluitend geschikt voor koloniale oorlogen. Deze technocratische nachtmerrie bevat zonder enige twijfel een element van waanzin. En als wij überhaupt nog tot eerlijkheid in staat zijn, zal het ons niet moeilijk vallen om de antecedenten van een en ander te identificeren.
Op dit moment is onze wetenschap in staat de bange verwachtingen van Bernard Fall - geen alarmist, en in de grond van de zaak een voorstander van de oorlog tijdens de eerste jaren - tot werkelijkheid te maken; hij schreef in een van zijn laatste essays dat ‘Vietnam als culturele en historische eenheid... met vernietiging bedreigd wordt; het land sterft letterlijk onder de slagen van de grootste militaire machine die ooit op een gebied van deze omvang is losgelaten.’ In 1968 schreef de Zuidvietnamese minister van Voorlichting dat de doorsnee Vietnamees ‘door de manier waarop de Amerikanen hun oorlog uitvechten geschokt en verbitterd’ zouden blijven... ‘Onze boeren zullen nooit vergeten hoe hun rijstvelden in kraters veranderd en hun bossen ontbladerd zijn, verwoest door een vreemde troepenmacht die de indruk wekt oorlog te voeren tegen het land Vietnam zelf.’Ga naar voetnoot9) Ook Amerikaanse verslaggevers hebb enons hier zo dikwijls op gewezen, dat citeren vrijwel overbodig is geworden. Om alleen de meest recente te noemen, Tom Buckley beschrijft de delta en het centrale laagland als volgt: | |
[pagina 14]
| |
...ontelbare bomkraters, de dode grijze en zwarte akkers, bossen die ontbladerd en verzengd zijn met napalm, land dat platgegooid is om schuilplaats van de Vietcong te vernietigen. En je ziet overal de hopen as, waarin vaag de omtrekken van hutten en huizen zijn te onderscheiden, op grond waarvan is vast te stellen waar zich in het verleden ooit gehuchten hebben bevonden.Ga naar voetnoot10)
De waarheid aangaande ontbladeringsmiddelen begint pas geleidelijk aan het licht te komen nu men ontdekt heeft dat een van de twee voornaamste bestanddelen ‘waarschijnlijk gevaren oplevert, maar nog nader bestudeerd dient te worden’, terwijl het andere kanker veroorzaakt en afwijkingen bij de geboorte, en waarschijnlijk ook nog psychische gebreken. Men zal ze allebei blijven gebruiken in Vietnam tegen ‘trainings- en hergroeperings-centra’ van de vijand, - d.w.z. waar wij maar willen, overal op het platteland.Ga naar voetnoot11)
Men kan natuurlijk aanvoeren dat de Amerikaanse regering in 1961 niet geweten heeft, dat deze werkzame bestanddelen zo gevaarlijk waren. Dat is inderdaad het geval. In dat stadium was er zuiver sprake van een experiment. Er was letterlijk niets bekend over de mogelijke uitwerking. Aan de ene kant was het mogelijk, dat er geen kwalijke gevolgen zouden optreden, maar het | |
[pagina 15]
| |
andere uiterste, dat Vietnam niet langer geschikt zou zijn om door mensen bewoond te worden of dat er een ras van mutanten en psychisch gestoorden zou worden gecreëerd, behoorde evenzeer tot de mogelijkheden. Hoe zouden we dat hebben kunnen weten zonder het eerst uit te proberen? Op deze manier werden, ‘hoe indrukwekkend zij in hun tijd ook geweest zijn, de taktieken die in de Vietminh-oorlog voor de overwinning gezorgd hebben als gevolg van de vorderingen van de wetenschap verwezen naar de militaire geschiedenis.’
Om een blik in de toekomst te kunnen werpen, zou ik van het onderwerp Vietnam af willen stappen om iets dat minder algemeen bekend is, onder de loep te nemen. Men heeft er wel op gewezen dat Vietnam het land is dat in de geschiedenis het zwaarst is blootgesteld aan bombardementen, op één na. Het land dat het meest intensief gebombardeerd is, schijnt Laos te zijn. Volgens Le Monde werd ‘Noord-Vietnam zwaarder gebombardeerd dan Korea; Laos wordt op het ogenblik zelfs zwaarder gebombardeerd dan Noord-Vietnam. En deze beschieting is nu al meer dan vijf jaar aan de gang... De Luchtmacht van de Verenigde Staten voert meer dan 12.500 bombardementsvluchten per maand uit.’Ga naar voetnoot12) Op dezelfde datum, 1 oktober, kondigde de New York Times zijn ontdekking aan dat momenteel ‘de economie en het sociaal mechanisme van de opstandelingen’ in Laos het voornaamtse doelwit van de Amerikaanse bombardementen vormen, naar verluidt met succes:
Vluchtelingen uit de omstreken van de Vlakte der Kruiken zeggen, dat in de loop van de afgelopen maanden de meeste onbeschermde gebieden geëvacueerd zijn. Burgers en militairen hebben zich teruggetrokken in de bossen of de heuvels en brengen vaak overdag hun tijd door in grotten of onderaardse gangen. Volgens bepaalde vluchtelingen konden zij alleen 's nachts hun akkers bewerken, omdat zij overdag niet veilig waren. ‘Zolang de Amerikaanse bombardementen op de nieuwe schaal voortgang vinden’, aldus deze week een Europese diplomaat alhier, ‘is het zogenaamde communistische territorium weinig meer dan een schietbaan...’ De bombardementen maken vluchtelingen, en beroven op deze manier de communisten van hun voornaamste voedsel- en transportader. Voor de bevolking van de Pathet Laozone wordt het steeds moeilijker een ‘volksoorlog’ te vechten omdat het aantal mensen kleiner en kleiner wordt.
De Amerikaanse maatschappij, de meest geavanceerde ter wereld, heeft het | |
[pagina 16]
| |
antwoord op volksoorlogen gevonden: het volk elimineren. Het is, tussen haakjes, opmerkelijk dat de Times in staat is om zo onbekommerd te verkondigen dat de economie en het sociaal mechanisme van de opstandelingen het voornaamste doelwit vormen van de Amerikaanse bombardementen. Het is opmerkelijk dat deze bewering, die zo zij met de feiten in overeenstemming is, de Amerikaanse politiek op het morele niveau van Nazi Duitsland plaatst, zonder meer gedaan kan worden in een of ander vrijblijvend commentaar, met - voor zover ik weet - geen enkele openbare reactie van afschuw en verontwaardiging.
Het is desalniettemin een goed ding dat de Amerikaanse pers ontdekt heeft, dat economie en sociaal mechanisme van de opstandelingen het doelwit vormen van de Amerikaanse bombardementen op Laos. Misschien zullen wij gespaard blijven voor het voorwendsel dat onze doelwitten bestaan uit staal en beton, of dat ‘de bombardementen de meest gereserveerde uit de moderne oorlogvoering' zouden zijn’ (Zoals McGeorge Bundy het zo elegant stelde op het moment dat letterlijk elke structuur in Noord-Vietnam buiten de centra van Hanoi en Hai-phong vernietigd werd). Deze ontdekking heeft mysterieus lang op zich laten wachten. In juli 1968 heeft bijvoorbeeld de expert voor Zuid-Oost-Azië van Le Monde, Jacques Decornoy, reeds gedetailleerde rapporten gepubliceerd van de bezoeken die hij heeft afgelegd aan de bevrijde gebieden in Laos: ‘een geruisloze wereld: de dorpen in de omgeving zijn verdwenen en de inwoners zelf wonen in schuilplaatsen in de bergen... het is op elk moment van de nacht of de dag gevaarlijk zich te laten zien’, omdat er zonder ophouden gebombardeerd wordt met als resultaat ‘de wetenschappelijke vernietiging van de gebieden die in handen van de vijand zijn.’ ‘De Amerikanen proberen de linkse beweging in Laos te “breken”, zowel psychologisch als, zo mogelijk, fysiek’. De aard van hun onvermoeibare aanval ‘kan alleen verklaard worden als men inziet dat het doelwit is het hoofdkwartier van de Neo Lao Haksat’ - de politieke organisatie die in de enige niet getruqueerde verkiezingen in Laos in 1958 een gemakkelijke overwinning heeft behaald. Deze electorale overwinning heeft het Amerikaanse optreden tegen subversieve activiteiten geïnspireerd, dat leidde tot de Laotiaanse crisis van het begin van de zestiger jaren, die sindsdien is blijven bestaan. Decornoy beschrijft de ‘bewegingloze ruïnes en verlaten huizen’ van de voornaamste stad van het district Sam-Neua:
De eerste bombardementsvlucht op het bevolkingscentrum zelf werd ondernomen op 19 februari 1965. Heel recent, op 17 en 19 maart 1968, werden er uiterst serieuze aanvallen uitgevoerd... De stad werd aan beide uiteinden | |
[pagina 17]
| |
met de grond gelijk gemaakt. De oude ruïnes van 1965 zijn verdwenen, die van maart 1968 ‘rookten’ nog, toen wij ze bezochten. Boomtakken lagen langs de gehele lengte van de rivier, de huizen waren geheel en al uitgebrand (er was fosfor gebruikt). Aan de andere kant van Sam-Neua was het panorama zelfs nog pijnlijker. Overal enorme kraters, de kerk en een groot aantal huizen waren verwoest. Met het oog op de mensen die hier eventueel zouden wonen, hebben de Amerikanen hun roemruchte fragmentatiebommen afgeworpen. Aan de kant van de weg lag een uit elkaar gehaalde ‘moeder-bom’. Daaromheen lagen over een afstand van een meter of twaalf overal ‘dochterbommen’, machientjes waar de Vietnamezen maar al te vertrouwd mee zijn, niet ontploft, met in hun buik honderden staalsplinters... Een van de autoriteiten uit het district Sam-Neua vertelde ons, dat er tussen februari 1965 en maart 1968 65 dorpen waren vernietigd. Het is niet mogelijk dit aantal in het korte bestek van een artikel als dit te verifiëren, maar een feit is dat van Sam-Neua tot een plaats op dertig kilometers afstand, waar wij verbleven, geen huis in de gehuchten en dorpen gespaard was gebleven. Bruggen waren verwoest, en tot vlak bij de rivieren waren de akkers uitgehold door de kraters van bominslagen.’
Decornoy rapporteert, dat ‘de Amerikaanse luchtaanvallen op “Bevrijd Laos” begonnen in mei 1964, dus geruime tijd voor het incident in de Golf van Tonkin (augustus 1964) en de escalatiepolitiek met betrekking tot Noord-Vietnam (voorjaar 1965). Laos heeft dus in zekere zin gediend als testgebied of experimenteerterrein.’ Hij beschrijft de verbazingwekkende standvastigheid van de inwoners van Laos om ten overstaan van deze aanval de sociale revolutie te handhaven en uit te breiden, hun ‘virulent nationalisme’ en weigering om zich te richten naar modellen van buitenlandse herkomst, de scholen en fabrieken in grotten en de bloei van de zeldzame dorpen die om onbekende redenen tot nu toe aan de vernietiging ontsnapt zijn. Tenslotte citeert hij een Amerikaanse diplomaat in Vientiane: ‘Willen wij in dit land vooruit komen dan is het noodzakelijk alles te nivelleren. De bewoners moeten teruggebracht worden tot het nulpunt, hun traditionele cultuur dient hen ontnomen te worden omdat alles daardoor geblokkeerd wordt.’ Het commentaar van Decornoy: ‘De Amerikanen beschuldigen de Noordvietnamezen van militaire interventie in dit land, maar zijn zelf degenen die het hebben over het tot nul terugbrengen van Laos, terwijl de Pathet Lao grote waarde hecht aan nationale cultuur en nationale onafhankelijkheid.’ Het lijdt geen twijfel, dat Laos nog steeds dienst doet als testgebied of experimenteerterrein voor het volgende stadium in de Vietnamese oorlog, voor onze politiek van een oorlog die weinig uitgeeft en veel uithaalt. Als het Amerikaanse volk meer vertrouwen heeft in zijn leiders, bestaat er misschien | |
[pagina 18]
| |
nog een mogelijkheid om de volksoorlog in Zuid-Vietnam te verpletteren volgens methodes die even goed verborgen zullen kunnen blijven als die in de oorlog tegen Laos. Het is mogelijk om het geheim te bewaren. De Amerikanen weten letterlijk niets van de bombardementen op Zuid-Vietnam. Voor zover ik weet is er maar één pro-westerse correspondent die enige tijd heeft doorgebracht in de bevrijde gebieden van Zuid-Vietnam, te weten Katsuichi Honda - en ik weet zeker dat zijn artikelen in Asahi in het najaar van 1967 slechts aan een zeer gering aantal Amerikanen bekend zijn.Ga naar voetnoot13) Hij beschrijft bijvoorbeeld de onophoudelijke aanvallen op weerloze dorpen in de Mekong-delta vanaf kanonneerboten en door jachthelicopters ‘die in het wilde weg het vuur onderhouden op boerderijen’:
Het leek erop dat zij vuurden als het hun inviel, in het voorbijgaan, zelfs ondanks het feit dat er niet op hen gevuurd werd van de wal en dat zij de mensen onmogelijk konden identificeren als deel uitmakend van het Nationaal Bevrijdingsfront. Het gebeurde impulsief en voor hun genoegen, zij gebruikten de boeren als doelwit alsof zij op jacht waren. Zij jagen op Aziaten... Dit zinloze vuren vormt de enig mogelijke verklaring voor het feit dat de chirurgische afdeling van elk ziekenhuis in de steden van de Mekong-delta vol ligt met gewonden.
De lezer wordt verzocht er goed nota van te nemen, dat het hier gaat over de Mekong-delta, een gebied waar tot verscheidene maanden na het Têt-offensief weinig Noordvietnamese soldaten zijn geïdentificeerd; waar volgens de Amerikaanse inlichtingendienst de Noordvietnamese troepen vóór de afgelopen zomer 800 man sterk waren,Ga naar voetnoot14) en waar vóór de Amerikaanse aanvallen zich ongeveer veertig procent van de Zuidvietnamese bevolking ophield. | |
[pagina 19]
| |
Bij gelegenheid vindt dergelijk materiaal zijn weg naar de Amerikaanse pers. Richten wij onze blik opnieuw op de Mekong-delta. ‘Alleen al in maart (1969) heeft de Negende Infanterie Divisie van de Verenigde Staten gerapporteerd 3.504 manschappen van de Vietcong en sympathisanten gedood te hebben in het noordelijk deel van de delta; de vertrouwelijke voorspelling van enkele hooggeplaatste officieren luidt, dat er tot een heel eind in de zomer elke dag 100 nieuwe gedood zullen worden.’ De ‘oorlogsbrand... is druk bezig het sociaal mechanisme te ontwrichten’. In ‘zones waar het vuren is vrijgegeven zouden de Amerikanen elk moment de enorme vuurkracht in de strijd kunnen brengen waarover zij beschikken met hun jachthelicopters, bommenwerpers en artillerie... jachtbommenwerpers en artillerie hameren de vijandelijke stellingen tot diep in de grijze brei die er van de groene delta overblijft, wanneer zij verpulverd wordt door zware explosieven.’Ga naar voetnoot15) Blijkbaar was het optreden van de Negende Divisie toch geen onverdeeld succes: ‘...Militaire adviseurs van de Verenigde Staten in My Tho in de Mekong Delta spraken tegenover een correspondent van het UPI, Robert Kaylor, de mening uit dat het pacificatieprogramma van de regering nog altijd geschaad werd door de uitwerking van de moordpartijen in het wilde weg op burgers door troepen van de Negende Infanterie Divisie van de V.S. die onlangs uit dat gebied was teruggetrokken. “Je kunt moeilijk verwachten dat mensen van wier familie een gedeelte door de Negende is overhoop geschoten met en ziel aan onze kant staan”, aldus de Amerikaanse woordvoerder, een lid van een der pacificatiecomités.’Ga naar voetnoot16)
De Monitor van 14 oktober heeft een groot verhaal op de voorpagina over deze en dergelijke beslommeringen. Het zet uiteen dat ‘het gepacificeerde deel van het land evenredig gegroeid is met de stroom boeren naar de gebieden voor reorganisatie van de bevolkingsspreiding en het opvangen van vluchtelingen’, hoewel de Vietcong ‘de laatste tijd meer kracht is gaan zetten achter zijn campagne om de boeren terug te jagen naar hun oorspronkelijke woongebieden, omdat zij daar meer kans hebben om hen onder controle te houden.’ Het is volkomen duidelijk. Wij maken in onze grootmoedigheid | |
[pagina 20]
| |
gebruik van ons moderniseringsinstrumentarium, te weten bommen en artillerie, om de gekwelde boeren naar het beloofde land voor herorganisatie van de bevolkingsspreiding en het opvangen van vluchtelingen bestemde gebieden te leiden, terwijl de barbaarse Vietcong - gewone ‘dorpsterroristen’, zoals Ithiel Pool, een politicoloog van het Massachussetts Institute for Technology, in het orgaan van de Gandhi Peace Foundation uiteenzet - hen wreedaardig terugjaagt naar hun woonplaats. Het artikel in de Monitor noteert tevens dat ‘de autoriteiten hier ondanks jaren van theoretisch en praktisch onderzoek het er nog altijd niet over eens zijn wat de beste manier is om een land dat in moeilijkheden verkeert, te pacificeren. In deze jaren is pacificatie, wat aanvankelijk niet meer was dan een theoretisch, zij het onwelkom, ideaal, geleidelijk aan veranderd in “de tweede oorlog”, wat al een stuk hogere plaats in de rangorde betekent’ - waarnaast het ook nog een geschikte theoretische oefening is geworden voor Amerikaanse geleerden van alle richtingen. De New York Times van 24 september geeft een voorbeeld van de manier waarop de pacificatie in haar werk gaat. Ten Noordwesten van Saigon werd een dorp omsingeld door 700 soldaten, die 22 mensen doodden en 53 arrestaties verrichtten. In dit dorp was dit de vierde operatie van deze aard in vijftien maanden. Wat de dorpelingen betreft: ‘De Vietcong is overal, zeggen zij, en zij zullen terugkomen als de Amerikanen vertrekken.’ Een lagere officier van het Amerikaanse leger zei naar aanleiding van een blik op het uitgestorven dorpsplein: ‘Ze zeggen dat dit dorp voor 80 procent uit sympathisanten met de Vietcong bestaat. Als wij hier klaar zijn, zullen het 95 procent zijn.’ Dergelijke rapporten bezitten nauwelijks meer nieuwswaarde dan een klein berichtje van 27 september, dat inhield dat ‘jachthelicopters van het Amerikaanse leger bij vergissing een aanval hebben gedaan op een groep Vietnamese burgers, 25 mijl ten westen van Tamky Tuesday, waarbij zij 14 burgers gedood hebben... jachthelicopters van de Verenigde Staten hebben zeven ongewapende burgers gedood en zeventien anderen verwond bij een soortgelijk incident op 16 september in de Mekong Delta.’ Dergelijke incidenten zijn moeilijk te vermijden als wij proberen te bereiken dat de aanhang van de Vietcong zal ophouden te bestaan. In het tijdschrift Look van 18 november geeft redakteur buitenland Robert Moskin een beschrijving van zijn bezoek aan een vluchtelingenkamp, waarin ‘het verhaal van de uitzichtloze situatie waarin Vietnam is komen te verkeren, gedeeltelijk uit de doeken gedaan wordt.’ De 3.125 vluchtelingen, waarvan 240 mannen, waren naar dit ‘doodse kamp in de duinen’ overgebracht tijdens een militaire razzia vorige zomer op een eiland dat beschouwd werd als een bolwerk van de Vietcong: ‘De rest van de mannen houdt zich nog | |
[pagina 21]
| |
schuil in het hoge gras, samen met de Vietcong.’ Het gaat hier om de provincie Quang Nam, waar zelfs volgens de bevelvoerende Amerikaanse autoriteiten de strijd ‘tegen Vietcong-strijdkrachten, merendeels gerecruteerd uit de provincie zelf’, verloren werd.Ga naar voetnoot17) Met een oprechtheid die ook anderen sieren zou, stelt Moskin dat in Vietnam ‘de trek naar het Westen die de Amerikaanse geschiedenis kenmerkt, is stukgelopen’. Terecht ‘heeft een majoor van de Staf (van de Amerika-Divisie in Chulai) de volgende uitspraak gedaan: ‘Wij zijn in oorlog met kinderen van tien jaar. Dat is misschien niet zo erg humanitair, maar het is wel de waarheid.’Ga naar voetnoot18)
En nu is het dan gekomen tot Song My - ‘Pinkville’. Een benaming als ‘Pinkville’ - en de dingen die er gedaan kunnen worden in een plaats die zo'n naam heeft gekregen zijn mogelijk gemaakt in meer dan twee decennia van indoctrinatie en contra-revolutionaire interventies. Orville en Jonathan Schell hebben erop gewezen dat het hier niet ging om een op zichzelf staand geval van wreedheid, maar om de logische consequentie van een zuivere verdelgingsoorlog tegen weerloze boeren: ‘vijanden’, ‘roden’ of ‘spleetogen’.Ga naar voetnoot19) Maar misschien gaan de wortels nog een stuk dieper. Een poosje geleden ondervond ik een lichte schok toen ik de uitspraak van Eqbal Ahmad las, dat namelijk ‘Amerika zelfs zijn genocide heeft geïnstitutionaliseerd’, waarmee hij doelde op het feit dat de uitroeiing van de Indianen ‘het onderwerp is geworden van amusement voor de massa en de spelletjes van kinderen’.Ga naar voetnoot20) Korte tijd daarna zat ik te bladeren in het leesboek sociale wetenschappen van mijn dochtertje.Ga naar voetnoot21) De hoofdpersoon, zekere Robert, hoort het verhaal hoe Kapitein John Mason de Pequot-stam heeft uitgeroeid: Zijn legertje viel aan vóór het aanbreken van de dag, waardoor de Pequots verrast werden. De soldaten haalden de palissade neer met hun bijlen, stormden het dorp in en staken de wigwams in brand. Zij doodden vrijwel alle krijgers, squaws en kinderen, en verbrandden hun koren en ander voedsel. Er waren geen Pequots meer over die nog moeilijkheden hadden kunnen veroorzaken. Toen de andere Indiaanse stammen zagen hoe goed de blanke man kon vechten, bewaarden zij gedurende een groot aantal jaren de vrede. ‘Ik wou dat ik een man was, en dat ik er bij geweest was’, dacht Robert. | |
[pagina 22]
| |
Robert geeft er geen moment blijk van de zaak ook nog op een andere manier te kunnen bekijken, en niemand ook die hem op het idee brengt. In de tekst zijn een paar andere toepasselijke opmerkingen weggelaten, zoals die van Cotton Mather, die zei dat ‘op die dag volgens schatting wel 600 Pequot-zielen naar de hel gejaagd waren’.Ga naar voetnoot22) Is het overdreven, als wij suggereren dat onze geschiedenis van uitroeiingspolitiek en racisme in Vietnam haar hoogtepunt bereikt? Het is in elk geval geen vraag die Amerikanen zonder meer buiten beschouwing kunnen laten. Het heeft er alle schijn van, dat het bekend worden van de wreedheden in Song My een nevenprodukt zijn van de november-beweging. Richard L. Strout heeft in de Monitor geschreven:
De zelf-censuur van de amerikaanse pers heeft ervoor gezorgd dat de onthullingen van Ridenhour een jaar lang zijn achtergehouden. ‘Niemand die er aan wou’, zei zijn zaakwaarnemer naar aanleiding van telegrammen naar de tijdschriften Look, Life en Newsweek, waarin zijn beschuldigingen in grote lijnen worden uiteengezet... Het voorval zou ongepubliceerd zijn gebleven, als er onlangs geen mars op Washington tegen de oorlog was gehouden. In verband met deze mars heeft een nieuwsbulletin (Dispatch News Service) van het linkse Instituut voor Politieke Wetenschappen op agressieve wijze ruchtbaarheid gegeven aan het verhaal en het verkocht aan ongeveer dertig nieuwsbladen in de Verenigde Staten en Canada.Ga naar voetnoot23)
Naar alle waarschijnlijkheid zou het verhaal anders in de doofpot zijn gestopt, en wie weet wat allemaal nog meer. Het onderzoek door het Pentagon wees in eerste instantie uit dat ‘het bloedbad was te wijten aan een beschieting door de artillerie. Civiele verliezen in vijandelijke dorpen als gevolg van artillerievuur zijn zozeer aan de orde van de dag, dat deze verklaring voldoende was om een punt achter het onderzoek te zetten.’Ga naar voetnoot24) Maar de vermoorde Vietnamezen waren niet het slachtoffer geworden van artillerievuur. Omdat de soldaten oog in oog hadden gestaan met hun slachtoffers, moest het onderzoek in weerwil van de moeilijkheden die zich voordeden, voortgezet worden. Hermann Kamm schreef in de New York Times: | |
[pagina 23]
| |
De taak van de onderzoekers wordt bemoeilijkt door het feit dat de inwoners van het schiereiland verleden januari voor het grootste deel met geweld geëvacueerd zijn door Amerikaanse en Zuidvietnamese troepen tijdens een actie om het bewuste gebied van Vietcong te zuiveren. Meer dan 12.000 personen werden van het schiereiland Bantanga verwijderd met behulp van helicopters en overgebracht naar een doorgangskamp in de omgeving van de hoofdstad van deze provincie. Maanden vóór de evacuatie waren zware Amerikaanse bommenwerpers, artillerie en vlootgeschut bezig geweest de huizen voor een groot deel te verwoesten en de inwoners te dwingen in grotten en bunkers beschutting te zoeken... Uitgebreide ondervragingen en antecedentenonderzoekingen, waar naar verluidt de Amerikaanse inlichtingendienst een belangrijk aandeel heeft gehad, konden niet meer dan ongeveer honderd personen opsporen die van actieve steun aan de Vietcong werden verdacht. De mensen werden voor het grootste deel naar een onlangs ingericht vluchtelingenkamp gestuurd... In weerwil van de uitgebreide verplaatsing van de bevolking en de militaire operatie is de Vietcong in het bewuste gebied actief gebleven.Ga naar voetnoot25)
Op 22 november verstrekt Kamm als nadere inlichting dat ‘het aantal vluchtelingen dat door deze militaire operatie “gecreëerd” was - dat is de term voor het op deze manier met geweld van hun woonplaats verdrijven van een deel van de bevolking - vier keer zo groot was als de inlichtingendienst geschat had.’ ‘Momenteel zijn de 12.000 Vietnamezen geconcentreerd in zes bewaakte, op kampen lijkende nederzettingen, in plaats van dat zij verspreid bleven over een groot aantal gehuchten waar het moeilijk zou zijn om de Vietcong buiten te houden.’ Misschien is het opmerkelijk, dat dit alles geen aanleiidng schijnt te zijn tot enige bezorgdheid. Het enige dat beschouwd wordt als een schandaal, een schande voor Amerika, is het optreden van een compagnie G.I.'s die min of meer door het dolle heen was. Maar de schande voor ons land zal een stuk groter zijn - gesteld dan dat zoiets überhaupt mogelijk is -, als alleen zij gerechtelijk vervolgd zullen worden, terwijl zij die de wreedheden over een veel langere termijn, waarvan zij enkel een detail verzorgd hebben, in het leven geroepen en geaccepteerd hebben, vrijuit zullen gaan. Een detail: niet meer dan een paar honderd Vietnamezen toegevoegd aan het totale aantal slachtoffers van moord.
Onlangs werd een studie van de publieke opinie in Amerika met betrekking tot Vietnam afgesloten met de volgende speculatie: ‘...de reacties op de | |
[pagina 24]
| |
oorlog zijn slechts voor een gering deel gebaseerd op humanitaire of morele overwegingen. De Amerikanen zijn momenteel niet tegen “oorlog”, zij willen alleen dat er aan het lopende conflict een eind gemaakt wordt. De meeste Amerikanen zijn voor een militantere politiek om dit doel te bereiken, en zij hebben geen oog voor de wreedheden die daaruit voortvloeien.’Ga naar voetnoot26) Wij zullen er waarschijnlijk spoedig achter komen of deze speculatie op waarheid berust. Er is natuurlijk een deel van de Amerikaanse samenleving dat wèl ‘oog heeft voor de wreedheden die daaruit voortvloeien’, en wel de onverantwoordelijke, luidruchtige minderheid, ofwel de mensen die zo elegant beschreven zijn door Kolonel Joseph Bellas, bevelvoerend officier van een ziekenhuis in Vietnam waar de soldaten Thanksgiving Day hebben geboycot als protest tegen de oorlog: ‘Zij zijn jong, zij zijn idealistisch, en zij hebben een afkeer van de onmenselijkheid van de ene mens tegenover de andere. Als zij ouder worden, zullen zij hun verstand krijgen en toleranter worden.’Ga naar voetnoot27) Als inderdaad een meerderheid van het Amerikaanse volk geen oog zal hebben voor de wreedheden die eruit voortvloeien en Nixon's politiek zal steunen om een oorlog voort te zetten waarvan het einde nog lang niet in zicht is, dan zou het wel eens heel goed mogelijk kunnen zijn, dat dit deel van de Amerikaanse samenleving te maken krijgt met interne onderdrukkings-maatregelen die in de Amerikaanse geschiedenis niet zonder precedent zijn; misschien zien wij momenteel daarvan de eerste tekenen in de gewelddadige onderdrukking van de Panthers, in het proces wegens hoogverraad in Chicago en andere incidenten. Het feit dat er pogingen tot onderdrukking ondernomen kunnen worden, hoeft nog niet te betekenen dat die succes zullen hebben. Natuurlijk is het op dit moment mogelijk een beweging met een brede basis in het leven te roepen die zich zou keren tegen de oorlog en de onderdrukking en in staat | |
[pagina 25]
| |
zou zijn om een dergelijke aanval af te slaan. Het is momenteel zelfs voorstelbaar, wat een paar jaar geleden nog niet het geval was, dat er in Amerika een linkse beweging van betekenis zal ontstaan die stem zal krijgen in aangelegenheden van nationaal belang en misschien zelfs een potentiële machtsgroep zal vormen ten gunste van radicale maatschappelijke veranderingen. De afgelopen maanden hebben de gangbare standpunten opmerkelijke wijzigingen ondergaan, in de zin van een ontvankelijkheid voor radicale politieke gedachten zoals ik mij er uit een groot aantal voorbije jaren geen kan herinneren. Als wij deze gelegenheid voorbij laten gaan, betekent dat, dat wij een groot aantal andere mensen veroordelen tot het lot van Vietnam.
Is er een ‘eervolle’ uitweg uit Vietnam - dat wil zeggen een manier die bij de huidige stand van de publieke opinie in Amerika acceptabel zou zijn? Dat is een belangrijke vraag, want als het antwoord negatief uitvalt, is het heel goed mogelijk dat de dreigende uitroeiing die Fall constateerde werkelijk gerealiseerd zal worden. Het is van belang deze mogelijkheid te benadrukken met het oog op de huidige stemming in bepaalde kringen van de ‘beweging’, waar het als een kriterium van iemands radicaliteit geldt als hij gelooft dat Amerika verslagen is en dat de Vietnamezen zullen winnen. Iemand die serieus is zal in tegenstelling hiermee liever geloof schenken aan de maxime van Gramsci: pessimisme van de intelligentie, optimisme van de wil. Er is weinig misverstand mogelijk over het feit dat de Verenigde Staten de macht hebben om het volk van Vietnam de overwinning of zelfs het nuchtere voortbestaan te onthouden. Niemand weet of de tegenwoordige strategie van een kapitaal-intensieve oorlogvoering het peil van georganiseerd maatschappelijk leven in Vietnam kan terugbrengen tot het punt waar de door de Amerikanen opgelegde oplossing, in haar eigen terminologie, ‘kans van slagen heeft’. Ongetwijfeld is er een ‘eervolle’ manier om een eind aan de oorlog te maken. De delegaties van de Revolutionaire Volksregering en de Democratische Republiek Vietnam in Parijs hebben bij herhaling een dergelijke manier voorgesteld. De verachting van de regering voor het Amerikaanse volk kan afgemeten worden aan Nixons bereidheid om Ho-Chi-Minh's verzoeningspoging in briefvorm te publiceren met de toevoeging dat er, in Nixons bewoordingen, uit bleek dat ‘de andere partij absoluut weigerde om ook maar de geringste bereidheid te tonen gezamenlijk naar een vreedzame oplossing te zoeken.’ Jean Sainteny is schijnbaar tussenpersoon geweest in het contact met Ho Chi Minh. Hij is geïnterviewd door Joseph Kraft, die schrijft:
Ik heb Sainteny eind september ontmoet, vlak nadat hij terug kwam van de begrafenis van Ho Chi Minh in Hanoi. Hij had een lang gesprek gehad met premier Pham Van Dong. Hij was er van overtuigd, dat de andere partij | |
[pagina 26]
| |
bereid was een regeling te accepteren waarvan een onafhankelijk, niet-communistisch Zuid-Vietnam in een neutraal Zuid-Oost-Azië deel zou uitmaken. Volgens hem was het beletsel om tot overeenstemming te komen, dat Hanoi geen vertrouwen had in Nixons verzekering dat hij een overeenkomst wil. De Noordvietnamezen waren integendeel de mening toegedaan, dat de Verenigde Staten nog altijd erop uit waren om met militaire middelen in Saigon een pro-Amerikaanse regering in het zadel te helpen die vijandig zou staan tegenover Saigon. Sainteny was van mening - en zijn mening werd aan de President meegedeeld - dat de Verenigde Staten de twijfels van Hanoi op twee manieren zouden kunnen wegnemen. Een daarvan zou een formele verzekering zijn, dat de Amerikanen het principe erkenden van een algehele terugtrekking van Amerikaanse troepen uit Zuid-Vietnam op een nader te bepalen datum. De andere zou zijn uitbreiding van het huidige regiem in Saigon met een aantal politieke figuren die geen anti-communisten door dik en dun zouden zijn.Ga naar voetnoot28)
Gegevens die deze opvatting kunnen bevestigen zijn te vinden in een artikel van Philippe Devillers in L'Actualité van 24 oktober, en Averell Harriman heeft in het openbaar verklaard, dat Krafts artikel overeenstemt met zijn indruk van de situatie.Ga naar voetnoot29) Uitspraken van Xuan Thuy en mevrouw Binh in Parijs van later datum leveren een nadere bevestiging van de mogelijkheden voor een redelijke oplossing. Sinds 1960 heeft het Nationaal Bevrijdingsfront de eis gesteld dat een geneutraliseerd Zuid-Vietnam geregeerd zou moeten worden door een coalitie waarin zij redelijk vertegenwoordigd zouden zijn. Tegen deze eis hebben wij ons bij voortduring hardnekkig verzet - en dat is allerminst verrassend in het licht van de opvattingen van de toenmalige Amerikaanse missie en die daarna over de politieke macht van het Nationaal Bevrijdingsfront in verhouding tot die van de reeks stromannen die wij geïnstalleerd hebben. Toen de Amerikaanse invasie in haar volle omvang op gang begon te komen, heeft Bernard Fall een opmerking aangehaald van een ‘hooggeplaatste woordvoerder van het Front’ ten overstaan van George Chaffard van Le Monde: ‘Wij hebben al deze jaren niet gevochten om er uiteindelijk mee genoegen te nemen dat een nieuw stelletje dictators de plaats van het oude in zou nemen.’ Fall voegde daar aan toe: ‘Je vecht geen acht jaar lang onder de verpletterende druk van Amerikaans legertuig, napalm, straalbommenwerpers en, tenslotte, braakgassen, om uiteindelijk alles waar je voor vecht, vrolijk in handen te geven van de een of andere bureaucraat in Hanoi, alleen maar | |
[pagina 27]
| |
omdat een partij-apparaat ver weg het zegt.’Ga naar voetnoot30) De intensieve pogingen van de Amerikanen vanaf 1965 om het maatschappelijk leven in Zuid-Vietnam te vernietigen ten spijt is er geen reden om aan te nemen dat de situatie momenteel fundamenteel verschillend zou zijn.
Nixons speech van 3 november moet gezien worden als een verwerping van deze mogelijkheden tot een ‘eervolle’ regeling, die aanvaardbaar zou zijn voor een groot, volgens mij doorslaggevend, deel van het Amerikaanse publiek. Nixon ontkende het bestaan van de initiatieven van de kant van Revolutionaire Volksregering en Democratische Republiek Vietnam, en maakte duidelijk, dat wij niet van zins zijn ons expeditieleger terug te trekken of het regime in Saigon uit te breiden. Het huidige regime in Saigon, dat uitsluitend bij de gratie van de Amerikaanse wapens kan bestaan, is geen aanvaardbare partner in een coalitie met de PRG en zou ongetwijfeld ineenstorten als een realistische poging om het conflict tot een oplossing te brengen, serieus overwogen zou worden. Gezien deze omstandigheden is het van belang goede nota te nemen van recente politieke ontwikkelingen in Saigon. President Thieu heeft blijkbaar alle pogingen om een politieke basis van betekenis te vormen, uit zijn hoofd gezet. Elisabeth Pond bericht uit Saigon dat zijn nieuwe partij ‘waarschijnlijk erg veel zal lijken op de Can Lao Partij (die in werkelijkheid gewoon een vertakking was van Diems geheime politie) bestuurd als zij wordt door oude Diemisten waarvan er verschillende lid zijn geweest van de Can Lao.’ Thieu is er niet in geslaagd om afgezien van de generaals en de katholieken uit het noorden een politieke basis te vinden - en dat is in wezen een reconstructie van het Diem regime.Ga naar voetnoot31) Onlangs heeft een van de Hoa Hao fracties gebroken met Thieu's partij uit protest ‘tegen het intensiveren van de militaire invloed op de regering in de afgelopen maanden - en de voortdurende weigering van de president om zelfs de deelgroeperingen van zijn eigen alliantie serieus te nemen.’ De leider van de fractie benadrukte dat de coalitie van de president ‘het land in | |
[pagina 28]
| |
geen enkel opzicht goed kan doen’.Ga naar voetnoot32) In een rapport over de niet-communistische oppositie in Zuid-Vietnam wordt Pham Ba Cam, een leider van de Hoa Hao, geciteerd: ‘Deel uit te maken van de oppositie is in Vietnam niet erg gezond. Iemand die op de hoogte gebracht wil worden van de status der niet-communistische oppositie, moet maar eens een bezoek brengen aan Con Son (een eiland-gevangenis een eindje uit de kust). Daar zal hij de grootste verzameling leden van de oppositie aantreffen.’Ga naar voetnoot33) Zoals mej. Pond bericht ‘baant de beslissing van president Thieu om een partij te vormen uit het leger en de katholieken - op dit moment en op deze manier - de weg voor een toenemende isolering van het regime in Saigon.’ De beslissing is erop gericht ‘de beperkte belangen en de macht van de bestaande militaire oligarchie zo lang mogelijk te handhaven.’
Deze versmalling van de basis van het regime in Saigon is een weerspiegeling van de politieke realiteit in Zuid-Vietnam. Daarnaast weerspiegelt zij een rationele politieke berekening van de kant van Generaal Thieu: Volgens Vietnamese analyses van het denken van president Thieu rekent hij erop, dat de Verenigde Staten het zich niet kunnen permitteren om de oorlog te verliezen en dat zij om die reden hier vast zitten, onverschillig wat Saigon doet. Misschien zouden de Verenigde Staten binnen een jaar of zo de moed opbrengen om het regime van Thieu af te danken, zo rekent men, maar nooit om het Zuidvietnamese leger te vernietigen. Dus als President Thieu zijn lot onverbrekelijk verbindt met dat van het leger kan hij op zijn vingers aftellen dat de V.S. hem niet kunnen afzetten.Ga naar voetnoot34)
Op deze manier bevestigen de courante politieke ontwikkelingen eens te meer het falen van het Amerikaanse militaire apparaat om een handelbaar Quisling-regiem te creëren op de manier van de Russen in Tsjechoslowakije of de Duitsers in een groot deel van bezet Europa. Een adequaat overzicht van de consequenties van deze situatie is gegeven door Jacques Decornoy: ‘Onder deze omstandigheden kan een militaire oplossing verschillende decennia in beslag gaan nemen, dat wil zeggen gesteld dat er nog Vietnamezen | |
[pagina 29]
| |
over zijn om te vechten en Amerikanen om een conflict zonder einde en zonder uitzicht te accepteren.’Ga naar voetnoot35)
Twintig jaar geleden werd de Volksrepubliek China gesticht. Een paar maanden tevoren had Dean Acheson een comité gevormd om de Amerikaanse politiek in Azië opnieuw op poten te zetten nu China ‘verloren’ was. Het comité werd geacht te werken aan de hand van de volgende instructie: ‘Uw uitgangspunt dient te zijn dat het voor de Amerikaanse politiek een fundamentele beslissing is geen verdere uitbreiding toe te staan van de communistische overheersing op het Aziatisch vasteland of in het gebied van Zuid-Oost-Azië...’Ga naar voetnoot36) Acheson preciseerde zijn opvattingen korte tijd later toen hij over de Russische dreiging schreef: ‘Er dient niet alleen rekening gehouden te worden met de dreiging van een rechtstreekse militaire aanval, maar ook met die van veroveringen door middel van slinkse praktijken, pressie, overreding, subversieve activiteiten of “neutraliteit”...’Ga naar voetnoot37) In mei 1950 kondigde Acheson aan, dat de Fransen in Indochina economische hulp en militaire uitrustingen zonden ontvangen ‘om hen te helpen rust en orde te herstellen’. Niet lang daarna gaf het Departement van Buitenlandse Zaken de volgende verklaring van onze steun aan het Franse imperialisme in Indochina: ‘...als Indochina zou vallen... zou dat door een groot aantal mensen opgevat worden als een teken dat de macht van het communisme onweerstaanbaar is, en als gevolg daarvan aanleiding geven tot defaitisme... De communistisch machten aldaar dienen beslissend verslagen te worden tot het laatste verzet gebroken is’ - in naam van het Franse imperialisme. Ook werden ‘rijst, rubber en tin waaraan zoveel behoefte bestaat’ aangehaald als rechtvaardiging van onze steun aan de ongelukkige poging van de Fransen om hun vroegere kolonie te heroveren. Toen zij eenmaal voorgoed mislukt waren namen wij de onderneming rechtstreeks op onze schouders.
In 1955 werd de communistische dreiging met grote scherpzinnigheid gedefinieerd in een uitgebreide studie van de Woodrow Wilson Foundation en de National Planning Association, The Political Economy of American Foreign Policy, bij welke studie een representatief deel betrokken was van de kleine elite die de buitenlandse politiek voor een groot deel bepaalt, | |
[pagina 30]
| |
onverschillig wie er technisch gesproken aan het roer staat. De primaire dreiging van het communisme is de economische transformatie van de communistische mogendheden ‘op manieren die afbreuk doen aan hun bereidheid en geschiktheid om de industriële economieën van het westen te complementeren’. Het komt er dus op neer, dat het communisme afbreuk doet aan ‘bereidheid en geschiktheid’ van onderontwikkelde landen om in de kapitalistische wereldeconomie te functioneren op de manier van de Philippijnen - om een klassiek Aziatisch voorbeeld te nemen - waar:
‘De economie nu bijna een halve eeuw lang weloverwogen is afgestemd op die van de Verenigde Staten, en wel in dergelijke mate dat McNutt, toen hij in zijn hoedanigheid van Hoge Commissaris verslag uitbracht, kon zeggen dat “onze zakenlieden en politici de Philippijnen de kans hebben gegeven economisch volledig afhankelijk te worden van de Verenigde Staten, sterker dan welke uitzonderlijke staat van de Unie ook economisch afhankelijk is van de rest van de Verenigde Staten.”Ga naar voetnoot38)
Sindsdien is er weinig verandering gekomen in wat Amerikaans ambassadeur Salvador Lopez de klassieke kolonialistische economie van de Philippijnen noemt. Natuurlijk, wij hebben niet nagelaten ze te vereren met de zegeningen van de democratie. Tillman Durdin geeft een accurate beschrijving van deze erfenis van een halve eeuw koloniale overheersing: “Filippino's beschouwen verkiezingen als een bevestiging van de macht van de rijke zakenlieden en de gevestigde belangengroepen die beide partijen steunen, maar gewoonlijk voor de dag der verkiezingen de winnaars uitzoeken en die dan op hun gemak de meeste steun geven. In dit geval is hun keus gevallen op president Marcos.”Ga naar voetnoot39) En uit dankbaarheid hebben de Filippino's ons van hun kant geholpen in onze oorlog tegen Vietnam, - op welke manier, wordt uiteengezet in een recent rapport van het Symington subcomité. William Selover heeft dit rapport in een recent nummer van de Monitor als volgt samengevat:
Tijdens de hearings kwam bijvoorbeeld aan het licht dat de Amerikaanse belastingbetaler het geld heeft opgebracht voor de Philippijnse troepen in Vietnam. Ook is aangetoond dat de Filippino's zonder deze betaling geen enkele soldaat naar Vietnam zouden hebben gestuurd om de Amerikanen | |
[pagina 31]
| |
te helpen... Bewindslieden hebben toegegeven dat zij de Philippijnen ongeveer veertig miljoen dollar hebben betaald om troepen naar Vietnam te zenden.Ga naar voetnoot40)
Onthullender nog is de omschrijving van het doel der Amerikaanse militaire bemoeiingen met de Philippijnen. Selover vermeldt dat generaal Robert H. Warren heeft toegegeven dat deze bemoeiingen gedeeltelijk waren opgezet “om de interne veiligheid en rust te handhaven en op die manier onze eigen activiteiten aldaar veilig te stellen.” Senator Symington vatte het bondig samen, aarzelend beaamd door generaal Warren: “Met andere woorden, wij betalen de Philippijnse regering om ons te beschermen tegen de Philippijnse bevolking die het niet eens is met de politiek van de regering dan wel een hekel heeft aan Amerikanen.” Tijdens de hearings werd door officiële persoonlijkheden van het Pentagon toegegeven dat “de enige werkelijke bedreiging op de Philippijnen wordt gevormd door interne subversieve activiteiten”. De dreiging houdt misschien verband met het feit dat voor het grootste deel van de bevolking de levensstandaard geen materiële verandering heeft ondergaan sinds de Spaanse bezetting.
Deze “communistische dreiging” is het waartegen wij in Vietnam gevochten hebben, omdat daar, zoals vaak is opgemerkt, het Vietnamese communisme een bedreiging vormt voor de nieuwe orde die wij in Azië hebben willen vestigen in samenwerking met Japan als onze jongere partner, aan Azië gebonden met in wezen koloniale relaties. Zoals president Eisenhower het heeft geformuleerd:
Een van de grootste kansen voor Japan op uitbreiding van de handel is gelegen in een vrij, zich ontwikkelend Zuid-Oost-Azië... In het ene gebied bestaat grote behoefte aan ruwe materialen, in het andere aan afgewerkte goederen. De beide gebieden vullen elkaar op opmerkelijke wijze aan. Door Vietnam sterk te maken en te helpen om de veiligheid in het Zuiden van de Pacific en in Zuid-Oost-Azië te verzekeren brengen wij geleidelijk het grote handelspotentieel tussen dit gebied en een in hoge mate geïndustriali- | |
[pagina 32]
| |
seerd Japan tot ontwikkeling, tot nut van beide. Op deze manier zal de vrijheid in het westen van de Pacific zeer sterk komen te staan.’Ga naar voetnoot41)
Het staat nog te bezien hoe lang Japan in staat zal zijn weerstand te bieden aan een vorm van economische interventie zoals die West-Europa steeds meer verandert in een filiaal van multinationale handelsmaatschappijen met een basis in Amerika, die ‘Amerikaanse ondernemingen die in hun totaal op twee na de grootste mogendheid ter wereld vormen - met een bruto produktie die groter is dan die van alle andere landen op de Verenigde Staten en de Sovjet Unie na.’Ga naar voetnoot42)
Het is allesbehalve waarschijnlijk dat de bevolking van het imperium - de geïntegreerde wereldeconomie, gedomineerd door Amerikaans kapitaal, om het technisch eufemisme te gebruiken - rustig zal blijven, onveranderlijk bereid om de industriële economieën van het westen aan te vullen. Vijfenzeventig jaar geleden, vlak voor de Amerikaanse invasie in de Philippijnen tijdens een oorlog, die afgezien van de omvang veel leek op onze huidige oorlog in Vietnam, hekelde de Philippijnse nationalist José Rizal zijn landgenoten omdat zij leken op ‘een slaaf die alleen maar vroeg om een windsel voor zijn ketenen zodat zij niet zo erg zouden rammelen en zijn huid niet aan het zweren zouden brengen’. Die tijd is voorbij. Zij die door Marx ‘slaven en werkezels van de burgerlijke orde’ genoemd zijn zijn niet langer tevreden met een windsel voor hun ketenen, en hun ontevredenheid zal aanleiding geven tot opstand en de gewelddadige onderdrukking daarvan, zolang wij erin toestemmen. Op welke manier kunnen wij invloed uitoefenen op de dingen die komen gaan? In de eerste plaats moeten we niet de fout maken vertrouwen te stellen in de regering. De grote bloei van de anti-oorlogsstemming kan een effectief | |
[pagina 33]
| |
uitgangspunt worden voor een verandering in onze nationale politiek, als er voeding aan gegeven wordt door verder te gaan met massale acties in het hele land. Zo niet dan zal de regering niet in staat zijn om de storm te keren en als voorheen doorgaan met de maatschappij van Zuid-Vietnam en Laos systematisch uit te roeien. Het is moeilijk om week na week en maand na maand het protest tegen de oorlog op een zekere sterkte te houden. Het is moeilijk om terwijl de polarisering van de Amerikaanse samenleving verder gaat en de werkelijke, onvervalste Nixon om de hoek komt kijken in de persoon van een Mitchell of Agnew, terwijl de dreiging van onderdrukking steeds meer aan werkelijkheid wint, door te blijven gaan met de soorten verzet en protest waar de Vietnamese ramp om vraagt. Het zal misschien steeds moeilijker worden om terwijl de berichten over massamoorden en geautomatiseerde moord steeds meer aan de orde van de dag beginnen te komen, weerstand te bieden aan de impuls om te reageren met geweld, ondanks het feit dat men zich realiseert dat het enig mogelijk effect hiervan zijn kan, dat de massa van de bevolking ‘geen oog meer heeft voor de daaruit voortvloeiende wreedheden’. Voortgezette massale acties, geduldige uiteenzetting van een standpunt, aan principes gebonden verzet kan vervelend en deprimerend worden. Maar de mensen die de aanvallen van de B-52's en de ‘pacificatie’-acties opzetten, vervelen zich niet, en wij zullen even lang moeten doorgaan met ons werk als zij met het hunne.
Vertaling: Pé Hawinkels |
|