Opheldering door een expliciete formulering van een grondrecht van de kunst is gewenst. De kunst is een post op de begroting geworden waarvoor tientallen miljoenen worden uitgetrokken, de emancipatie van de kunst is op gang gekomen, sociaal wordt ze als waarde erkend. Voor de toekomst kan met een nog veel sterker belang van de kunst rekening worden gehouden. Historisch heeft ze een zodanige positie verworven dat een eigen recht van de kunst zich thans begint op te dringen. Daarin past een constitutionele waarborg.
Dat eigen constitutionele recht van de kunst kan b.v. ontwikkeld worden uit de vrijheid van communicatie en van ontvangst. In V.N.-verband zijn juristen bezig een verdere uitwerking te geven van het bedoelde artikel over de uitingsvrijheid. Een zeer algemene, alle overdrachtsmiddelen omvattende, redactie geeft b.v. Draft Covenant of Civil and Political Rights, 1958, in art. 19:
2. Everyone shall have the right to freedom of expression; this right shall include freedom to seek, receive and impart informations and ideas of all kinds, regardless of frontiers, either orally, in writing or in print, in the form of art, or through any other media of his choice.
Kunst wordt in dit artikel als een medium erkend dat een eigen grondrecht behoeft.
Hetzelfde is geschied in de Westduitse grondwet. Reeds veel eerder, nl. in de jaren kort na Wereldoorlog II, is in deze grondwet een garantie voor de vrijheid van de kunst opgenomen, art. 5''':
Kunst und Wissenschaft, Forschung und Lehre sind frei. (....)
(Terzijde: dat in West-Duitsland de praktijk weinig profiteert van deze garantie is een probleem op zich zelf. Het heeft te maken met de zwakke constitutionele traditie in dat land. Een geringe trouw aan de grondrechten pleit echter niet tégen deze rechten als zodanig).
Een omvangrijke literatuur heeft zich gevormd over de constitutionele plaats van de kunst. Maar niet in Nederland. Waar blijven op dit punt de Nederlandse staatsrecht-juristen en de kunstbelangen?
De Raad voor de Kunst heeft in de loop van zijn bestaan, naar het schijnt, één keer een openbare discussie gehouden over juridische aspecten van de kunst. Over grondrechten werd overigens niet gesproken. De Raad is niet verder gekomen dan de, uit intern beraad voortgevloeide, aanbeveling om in de grondwet een passage op te nemen waarin gesteld wordt dat de kunst voorwerp van de aanhoudende zorg der regering zal zijn.
De vrijheid van de kunst gaat de Raad, althans naar buiten toe, blijkbaar niet ter harte.