noppen - in Het mirakel bedient de verteller-in-het-verhaal zich immers ook van middelen die voor de hoofdfiguur tot veruiterlijking van zijn subjectieve ‘inhoud’ leiden - kwam in dit boek (nog) niet tot leven.
Zoals gezegd is deze poging tot reconstructie vooral een zoeken naar de oplossing van het met de dood van de moeder samenhangende mysterie. Wie terugblikt op het verleden vindt daarin de symbolen die hij bij zijn Sinngebung des Sinnlosen gebruiken kan, en het is dan ook niet zo'n wonder, dat we in Kuylls dooltocht een queeste herkennen. Het is, dit patroon als bruikbaar aanvaard, dan ook wel aardig om op te merken dat het jongetje Kuyll de grote spijker met dikke, ronde kop (♂), waarmee ze Jezus aan het kruis geslagen hadden, in de ‘grot’ (♀) wil laten zakken. Het heeft er alle schijn van, dat het jongetje verborgen kennis draagt van de betekenis van de dood als offer en voorwaarde tot herrijzenis.
Het zou me te ver voeren alle symbolen die deze queeste markeren op te sommen. Ik zwijg daarom van het ritueel bij de inwijding van het jongetje Kuyll, van de zondvloed die dan tegelijkertijd plaats vindt, van de zondebokken die zich aandienen en die Kuyll niet als zodanig aanvaardt. Zelfs zwijg ik over de blauwdruk van de nieuwe wereld die Kuyll zich in Terminus schept (Terminus, bij de Romeinen een grenssteen, niet zelden in de vorm van een hermafrodiet) om me te bepalen tot de ouders van het jongetje, dat zijn vader ervan verdenkt de hand te hebben gehad in de dood van de moeder. Hier, in zijn geboorteplaats terug, herleeft die gebeurtenis: de echtelijke ruzie, de harde bons, het jongetje bij de deur, met de streep licht: was er verband tussen deze dingen en de dood van zijn moeder? Maar in dieper opzicht herhaalt zich deze tragedie voor de vijftigjarige Kuyll, voor wie de ouders uit de jeugd zich opnieuw aandienen: de ‘gehate’ vader in de gedaante van zijn broer (Peter), de geliefde moeder, niet als meter, maar als Petertje, de dochter van die broer: zij had de ogen van Kuylls moeder!
Zo werkt alles ertoe mee Kuyll van zijn gevoel van vervreemding te verlossen: alles staat klaar voor de ontvangst van de nieuwe Kuyll. Maar hoewel aan alle voorwaarden is voldaan, houdt die Kuyll zich verborgen voor iedereen, en vooral voor zichzelf. Zelfs de altijd heilbrengende constructie, zonder nader uitleg volkomen helder, als men weet dat Peter op sterven ligt, en dat Kuyll het er na de begrafenis op aan legt om Petertje in het huis (♀) waar hij als kind gewoond had, te ‘huwen’, is niet in staat Kuyll over de drempel te helpen naar een wereld waar hij het juiste antwoord voor klaar heeft! Integendeel blijkt hij op het beslissende moment impotent, integendeel bijt hij haar in de schouder, wat haar een schreeuw ontlokt als een nooit meer eindigende doodskreet.