Uien is een winderig eten
Johnny the Selfkicker, De heilige huichelaar, De Bezige Bij, Amsterdam, 1968
Met hoeveel romantische ironie kan men een taal belasten, voor zij onder die ironie zozeer verpletterd wordt, dat zij geen betekenis meer dragen kan en daardoor haar communicatieve functie verliest? Hoeveel dubbele bodems kan men onder primaire betekenissen schuiven, voor geen enkele bodem meer houvast biedt aan de lezer? En als er al gevallen denkbaar zijn waarin een schrijver het recht zou hebben een lezer te beroven van houvast aan de mededeling die hij doet, - ik betwijfel of die er zijn, maar indien: dan slechts uiterst zeldzame. Tot die zeldzame behoort zeker niet het boekje waardoor ik me tot bovenstaande vragen heb laten verleiden. Heb laten verleiden inderdaad, omdat de vragen te groot klinken voor het kleinood waarvan ik nu de titel volledig overschrijven zal: De Heilige Huichelaar. Een Nieuw Kleinood Van De Hypnotische Dichter Johnny The Selfkicker Over o.a. De Ongekende Magie Van Het Betekenisvolle en Holle Woord, De Lange Weg Naar Het Licht, Het Vermogen Om Tot In De Oneindigheid Dubbele Bodems Te Zien, De Goddelijke Humor Als Hoogste Goed Op Aarde, e.d. En dat schijnt dan nogal wat te lijken op het boek Over de Onbekende God, over Revistiese Seks, over de Alkohol Die Mijn Vijand Is, over de Dood, en over de Kunst Die Voor De Baat Uitgaat. (Nader tot U) Wat is het verschil tussen beide vormen van welbewust ronken?
Op de twee vragen die ik in het begin formuleerde moet ik het exacte antwoord schuldig blijven. Dat vind ik niet zo erg, want ik geloof niet dat ooit iemand dat antwoord geven kan, omdat daarin nu eenmaal zoiets oncontroleerbaars als een persoonlijke smaak een rol speelt. Wat mijn smaak betreft: wanneer iemand in een gesprek zou opmerken - we nemen aan dat hij niet bijzonder origineel is -: ‘wat zijn we weer serieus vanavond’, en zijn woorden krijgen via de kontekst waarin ze worden gebruikt een betekenis die die van de mededeling overstijgt, en zelfs met de betekenis van de mededeling ‘sec’ een gedeeltelijk tegengesteld verband aangaat, dan schept hij een ruimte waarbinnen het mogelijk wordt wat vrijblijvender aan woorden en gedachten de teugel te vieren. Wanneer nu vijf minuten later een ander opmerken zou: ‘we zijn serieus niet-serieus’, dan zou voor mij de lol er wel af zijn, en als Johny the Selfkicker in zijn bundel uitroept: ‘Wir Sind Serioes Nicht-Serioes In/Unseren Manifestationen Und/Das is Richtig’, dan lijkt mij de tijd aangebroken om de fles eens duchtig rond te laten gaan, opdat niets het dronkemansverdriet nog in de weg sta. Het verschil tussen