Raam. Jaargang 1969(1969)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] M. Kneepkens het land Goed verstrengeld, verwilderd in priëlen de ogen diep en wit, als de winter als trotse vijvers gestold ons geslacht bemost en beregend nieren en buik versteend en uit onze kelen sijpelt geen geluid meer in de verte het ouderlijk klokhuis de kamers leeg en aangevreten de tapijten, blauw van wormen zuster anna, ziet ge nog niets komen? Ja, groene visioenen, Teresia van Avilla in de beter gesitueerde wijk lacht, wuift als een bleke maanvis achter het raam van haar flat, Dag zwaai ik op weg naar de dood Vader, die in de hemelen zijt ik moet uw blijde boodschap doen aan dezen, verzameld rond vlees en knalpot de onbeschofte paardekrachten Bloedverwant zijn de mensen, allemaal en ook de zon en de waterdieren, en het riet en de larven, allemaal broer en zus maar straks, als alle goudviskommen splijten, dan dalen opwaarts hond en kat, en zelfs het nijlpaard en vlees noch brood noch goede woorden brengen ons hun genoeglijke warmte weerom [pagina 9] [p. 9] daarom, op elkaar de tanden en minzaam ertussen een plastic bloem en dapper in vogels uitgebroken want god is liefde, riep de ene joannes maar de ander schreef heimelijk de Apocalyps Vorige Volgende