de vreemde tekens die hij, naar hij stellig meende te weten, reeds eerder gezien had. Tekens waarvan de betekenis uitgewist was en die juist daarom een magische kracht vertegenwoordigden.
Een kort tikje op zijn arm.
- Zeg, zit je nog op school?
Hij knikte automatisch.
- Volgend jaar ben ik eraf.
- Wat ga je dan doen?
Wat hij ging doen? Hij voelde zich doodmoe en niet tot denken in staat. Toch kwamen er woorden over zijn lippen, met een rapheid die hem zelf verbaasde.
- Dan ga ik weer terug. Gewoon naar de vorige klas. Ben ik natuurlijk ook weer een jaar jonger. En als ik dan over ga mag ik een klas lager en mag ik een jaar jonger worden. Ik moet altijd jong blijven, weet je. Ik ben ongeschikt voor iets anders. Want als je jong bent wordt je niet alleen beoordeeld naar wat je doet, maar vooral naar het feit dat je het zo jòng doet. Toen ik twaalf was kon ik erg goed schaken. Ik schaak nu beter dan toen. Maar dat is nù heel slecht. Ik had dus niet ouder moeten worden dan twaalf. Dat is mijn fout geweest. Daarom ga ik die fout goedmaken en ga ik weer terug.
Klagende echo's zwierven door zijn hoofd, delen van zinnen, vermoeid en miskend.
- Langzamerhand keer ik terug naar het jaar 1881. Want ik wil violist worden in een strijkje. Dan zet ik een hoge hoed op en ga in dit huis wonen, neem drie dienstboden, een vrouw met een voile, een keukenmeid en een open calèche.
Of, want ik weet het nog niet zeker, ik ga het kubisme introduceren tijdens de bloei van de Haagse School, wordt natuurlijk miskend en onsterfelijk.
- En ik?
- Jij wordt in het eerste geval m'n keukenmeid.
Want die vrouw had ik alleen maar getrouwd om haar geld. En op warme zomernachten sluip ik naar boven, naar je kamertje, en verleid ik je.
Ze begon klaterend te lachen.
- Jij bent romantisch hè?
- In de eerste plaats fantast. Vooral fantast.
- Je vader, ook een fantast?
- Mijn vader? Mijn vader is het bewegende middelpunt van een familieportret, met veel snorren en breedgerande hoeden. Ik houd veel van hem.
- Heb je weleens van een meisje gehouden?
Hij legde zijn hand langzaam maar nadrukkelijk op haar knie, boog zich voorover, en vroeg, terwijl hij vanonder zijn arm naar haar opkeek:
- Mag ik je een beetje zoenen?
Ze knikte, hoewel hij er niet zeker van was of ze dat met een beweging van het hoofd, de ogen, of het gehele lichaam deed. Voordat deze bewustwording, gewoonlijk een verkapte vorm van uitstel, voltooid was, lag hij reeds half over haar heen, doodstil en gespannen, en gleed zijn tong heet en zuigend over de hare. Hij trachtte weg te glijden in de diepte. De diepte van haar warmte. En nergens aan te denken.
Toen zij eindelijk haar mond terugtrok duwde ze hem zacht van zich af, trok met een spartelende beweging haar truitje over het hoofd, en sloot haar ogen. Traag met zijn lippen een tepel beroerend begroef hij zich in haar borsten. Terwijl ze met zacht kammende vingers zijn nekhaar beroerde liet hij zijn handen zwerven over haar lichaam.