| |
| |
| |
‘De tuin der lusten’
0790 A.
(Achterkant zijluiken)
Moet dit een wereldbeeld verbeelden?
Het aardoppervlak is plat & grof; het dobbert
Huiselijk in een trouwring van water, - en die
Is gevat in een overzichtelijke edelsteen, goed
Voor een doorzichtig uitspansel, een koepel,
0800[regelnummer]
Welks troebel evenbeeld als een hangende,
Halve bel, groezelig & wel, een bovenmaats
Scrotum, de onderwereld verzorgt.
En waarvoor nou helemaal?
0805[regelnummer]
Boven de triviale aarde klonten de wolken
Plebeïsch tezamen; ze zitten aaneengeklit
Het spaarzame licht, het ongeproduceerde,
Niet weerkaatste schijnsel, nog dwars ook.
Zonder de medewerking van de geijkte
0810[regelnummer]
Commissionairs hangt het licht wat rond,
Boven de orbis terrarum, die de arbiter uithangt
Tussen het luttele licht en zijn spekkige
0815[regelnummer]
Met wel wat weinig, eigenlijk,
Om in te brengen. De vegetatie breekt
De scheidsrechterlijke discus zo'n beetje
Uit, onzelfstandig, buiten staat ten opzichte
Van zijn standplaats een schijn van vrijheid
| |
| |
0820[regelnummer]
Op te brengen. De flora bezit alhier
Een broeierige mentaliteit; kiest vormen,
Standen boven haar stand. En de eikel,
De pruim, de geprofeteerde banaan, de maïskolf,
Het veelsoortig zaad, de peren, de blozen-
0825[regelnummer]
De appeltjes, de rozeknop, de tweelingnoten,
De perzik met honing als sap, de steel en de bol, -
Zij lenen hun vormen en hun betekenis
Conspiratief uit, waarvan dan het broeierig park
Profiteert van zijn aanzien.
Er schijnt van de grijze heer,
Links in de wolken, een imperatief
Uit te stralen: scheur open dit beeld,
Trek het met gedecideerde vingers uiteen,
0835[regelnummer]
Defloreer het, breng zijn uiterste
Mogelijkheid aan het licht.
Open dit beeld, en dan niet horizontaal,
Langs de waterlijn, maar van boven
Naar onder, naar de diepte, zo duister
0840[regelnummer]
Als wat. Langs de lijn die vaak,
In het allertederst aperitieve donshaar
Gestoken, over het midden van de fraaiste
Naar de handzame jungle van schaamhaar,
0845[regelnummer]
Een lijn, licht & glinsterend als 't spoor van 'n slak,
Of het staniol lint zoals een kruipende druppel
Sperma wel legt, in wierookgeur geslingerd
Uit zijn eigenlijke baan, en dat nu
| |
| |
| |
B.
(Linkerpaneel)
Van zéér hoge adel, licht & delicaat
Als de verheven wijze waarop het witte,
Bedwelmend ruikende kroonblad van jasmijn
Geliëerd is aan het groene, ingetogen
0860[regelnummer]
Kelkblad - een hommel is genoeg, om met
Een onbehouwen douw van zijn botte kont
Deze verbintenis teniet te doen, een der partijen
Radeloos, maar tot het uiterste o
Zo integer, omlaag te doen dwarrelen -
0865[regelnummer]
Deze druk dus, waarmee de schone vrouw
Met de stevige vingers knielt op het gras.
Het modeste gras raakt nauwelijks nog merkbaar
Onder de indruk, het was op alles bedacht,
Het heeft zich idealistisch terug-
0870[regelnummer]
Getrokken, is als water in de bodem
Gedrongen, tot het niet meer was,
Is dan een kleur voor de grond,
Een hoopvolle, rustig afwachtende tint,
Die de overslanke knieën zo min
0875[regelnummer]
Als maar kan te na komt. Toch, het bloost nog,
Het gras, het groen, waar zij zit,
Verdiept zich, - zij zit, de hand reikend
In overgave, maar wijs & vriendelijk
Bij de pols genomen door de persoon-
0880[regelnummer]
Lijkheid, die - millennia voor zijn tijd
Lijkt hij geboren - nota bene gekleed is
In een pontificaal gedrapeerd gewaad,
Dat in kleur het bevende midden - bevend
Als de top van een fontein of anders het punt
| |
| |
0885[regelnummer]
Waar zich een kolibri bevindt die stilstaat
In de lucht, wanneer hij stilstaat,
Het midden als een pupil, - houdt
Tussen het opgewonden, strakgespannen
Rood van een eikel of kreeft, en ander-
0890[regelnummer]
Zijds het zijige blank van haar lichaam.
Mooi glad is dat! Die huid van haar
Verhoudt zich tot die van andere, hier af-
Wezige vrouwen als het vel van een gezonde tomaat
Tot dat van geplukte kippen, - is vreemd,
0895[regelnummer]
Als een roomblanke tomaat, een albino;
Die is wereldvreemd als een effen giraffe,
Vreemder dan een lichtzilvergrijs exemplaar.
En zo glad, zo vloeiend gestroomlijnd
Haar lijnen en vormen, al zijn
0900[regelnummer]
Dan haar vingers misschien wat aan de
Stevige kant, een tikkeltje te lang, -
Ach, zoals de sneeuwval de grove,
Ongemanierde lineatuur buiten stileert,
Is er iets over haar vormen gegleden,
0905[regelnummer]
Heeft een werking haar huid geëffend,
De weg voor een straling die - van binnen uit
Te komen schijnt, daarvoor
Geen poriën van node heeft.
Haar borsten zijn klein, als de bloemen
0910[regelnummer]
Die men sneeuwbal noemt, haar tepels
Staan zo ver als maar enigszins kan
Van elkaar, of tepels, - meer dan schuchtere
Concessies aan de hebberige eis dat
Zij er zijn, zijn zij evenmin als
0915[regelnummer]
De vingerafdruk van haar navel
Of de minieme floers in haar schoot.
Iemand die midden op de dag maneschijn
Op zich weet te richten, zou niet meer
Moeite moeten doen om niet verwaand
| |
| |
0920[regelnummer]
Te worden, zo bescheiden te kijken als zij,
Die haar blik kuis richt op haar eigen
Lichaam, - en van haar, met die ogen
Zo ver van elkaar, de meticuleuze glimlach
Waaruit haar lippen bestaan, die zo goed is,
0925[regelnummer]
Dat zij 't zonder mysterieuze allures
Kan stellen, zou men geloven
Dat zij bescheiden is van zichzelf,
Van huis uit. Alleen - haar haren
Kabbelen kittig van hoog op haar smetteloos
0930[regelnummer]
Voorhoofd omlaag via haar aan 't oog
Onthouden rug, dat gouden haar, dat rijpe tarwe
En de ademtocht der zomerse dagen,
Die die doet bewegen, tegelijk is.
- Haar handen zijn wel wat groot,
0935[regelnummer]
Haar vingers wat stevig & lang.
Maar ze zijn leeg en vrijwel onbeschreven,
De handreiking aan de kostbaar geklede
Meneer met de hoge manier laat dat zien,
Zowel wat de palm, als wat de rug
0940[regelnummer]
Betreft. De zijne zijn anders, verweerder,
Veelbetekenender, wel vreemd, maar niet
Aan deze wereld. Hoe moet overigens
Zijn lijf wel zijn? Men weet 't niet,
Dat zou teveel kunnen zijn. Men moet
Zijn gezicht is ook anders; zijn ogen
Zijn als het ware bevriend met de nacht,
Hij kijkt zo verstandig, verder dan
Het gras groeit, verder dan er dieren,
0950[regelnummer]
Lucht of planeten bestaan.
Maar zijn gezicht is weinig etherisch;
Hij is een man, zoals er eigenlijk
Geen één gevonden wordt tussen avond & morgen,
In heel de dag. Hij is sterk,
| |
| |
0955[regelnummer]
Heeft weerstand als klei, hij weet
Wat hij wil, en wat men willen kan, -
Vandaar dat hij waarschuwt, de weg
Naar de uiterste vrede aangeeft.
Wat een paar! Zo, terwijl de energieke
0960[regelnummer]
Krachtige man de uiterst verfijnde
Vrouw in een aureool van haren
Zachtmoedig maar beslist bij de pols houdt,
Zou het de sterren kunnen zien verwelken,
De hemel kunnen zien rimpelen en schil-
0965[regelnummer]
Feren als een verouderd voorhoofd,
Het licht zich zien wijzigen in vuur
Of brakende vlammen, of in het niets.
Maar - zij zijn niet alleen.
Alles eerder dan dat. Sprakeloos
0970[regelnummer]
Van bewondering, van verbazing, van
Nagenoeg mystieke vervoering zit de tweede
Man, het manspersoon, naakt tot op
Zijn nuchterste contouren, ernaast,
En doet zijn oog en zijn wenkbrauw
0975[regelnummer]
Tegoed aan het mild verblindende paar.
Hij vlijt, als een vlinder,
Die een jasmijnbloem kust, maar minder
Vrijmoedig, zijn hand op zijn boven-
0980[regelnummer]
Been, slaat niet, zoals het hem
Te moede moet zijn, van louter verbazing
Er hard mee, leunt op zijn andere
Arm, en zijn diepste verlangen
Is niet gesitueerd in zijn kruis,
0985[regelnummer]
Op die bloemige plek is 't rustig,
Maar het gaat uit naar de tweeëenheid,
Die hij waarneemt, en in begrijpelijk streven
Er een drieëenheid van te maken,
Geeft het manspersoon, zo'n mens toch,
| |
| |
0990[regelnummer]
De dichtstbijzijnde van het primordiale
Paar stiekem een voetje, raakt hij
De zoom en de teen van de heer, die
Op handen en voeten en zijn gestrenge gelaat
Na in zijn ornamentale, monumentale
Is hij nu deel van het mysterie?
Vormt dat een trio? De tijd zal het leren,
En in de tijd kan zo onmenselijk veel
Gebeuren, evenals in de ruimte.
1000[regelnummer]
Neem nu deze tuin maar, het zo te zien
Volmaakte land, waarin zij met hun drieën
Gesteld zijn. Het groeit er
Van de overvloedige bomen, compact
En overvuld met vruchten, - vruchten...
Een proces dat de naakte man, door
Te collaboreren met dimensies, die hij
Verzuimde in de bespiegeling te betrekken,
Wreed moet teleurstellen. Hij zelf
1010[regelnummer]
Komt niet op het idee om ook naar achter
Aansluiting te zoeken, met de hand
Die hem steunt, die te leggen op één
Van de maïskolven, - maïskolven...
Slingerplanten woekeren zich als gedachten,
1015[regelnummer]
Als verlangens rond de blanke,
Idyllische boom, die is opgebouwd uit
Kolven, konische vormen, verstoren
Zijn beeld, de reptielen! De mooiste,
En de onwaarschijnlijkste, meest exotische
1020[regelnummer]
Vogels en viervoeters zijn innig aan 't spelen
In en rond het water, dat zijn voeten verschoont,
Of wat je water noemt, bij dit vocht
Is de dagelijkse vloeistof ruwe aardolie.
De namen liggen hier onwennig, vaak vals
| |
| |
1025[regelnummer]
Op hun baas. De lenige, supergymnastische kat
Met een rug als een sabel en 'n staart
Als 'n sikkel, een buik als een halve
Maan, draagt in zijn kleine kaken
In een kruipdier, een hagedis als een zwarte
1030[regelnummer]
Banaan, al klem een dood dier mee.
Kikkers springen uitzinnig & blij,
Maar niet lang. Gevederde binken
Met tanden in hun snavels - dat
Is dubbelop! Eerder verwacht men
1035[regelnummer]
Tanden in een vagina! - wachten hen op.
En achter de ruggen van het toeval-
Lige drietal devalueert het panorama,
Raakt in ieder geval steeds uitgesproken-
Er gekleurd. Zwemmen eenden en woerden
1040[regelnummer]
Nog trouw & vredig in de plas, het bestiarium
Kent wat verder nauwelijks beperkingen.
De dieren zitten in hun pels als in
Hun naam, en in hun naam als in de namen
Van hun voornaamste ledematen, het water
1045[regelnummer]
Vloeit onophoudelijk, trekt gretig
& Gulzig de overvloedige poriën in
Die de aarde voor het vocht bereid houdt,
Het vloeit slechts openlijk naar één
Van de vier richtingen, en op het eiland-
1050[regelnummer]
Je, met edelstenen als sproeten,
Centraal in het water, staat tussen zon & maan,
Het rode, rijkelijk geornamenteerde
Monument gestreng geërigeerd. Het bemoeit zich
Met alle windstreken tegelijk, zij het
1055[regelnummer]
Op een manier die getuigt
Van majesteit. Het is vruchtbaar
Op meervoudige manier, zijn delen
Staan tot het geheel in een incestueuze
Verhouding, de grote basisbol weerkaatst
| |
| |
1060[regelnummer]
Zichzelf iets te vaak, de stelen en stengels
Maken deel uit van, vormen
Stelen en stengels, en het opgeblazen
Rood, of nee, - de kleur is bedaard,
1065[regelnummer]
Het monument biedt huisvesting
Aan vogels, en reikt met zijn top
Tot de blauwe bergen, tot de uiterste
Toekomst. Het overbrugt dit hele land,
Dat zo volmaakt lijkt. De witte olifant
1070[regelnummer]
Wandelt er in vrede met een aap op de rug,
Hij is dronken van verstild geluk,
De bomen staan als mijlpalen of als tekens
In het gras. Het lichte coloriet...
De lichtzilvergrijze giraffe concretiseert
1075[regelnummer]
Zich, - op het effen beest moet men nog
Even wachten. Maar concretiseren...
De vogels gaan in kudden op sjouw, penetreren
Het eerste het beste dat zich daartoe
Leent, stompen af als een zwijn,
1080[regelnummer]
En dat jaagt het onbekende,
Dat met een elegant tartende balletpas
Er tussenuit draait en hem muissnel smeert,
Op, het varken wil het doden,
Verbrijzelen, zoals de grote katten
1085[regelnummer]
Lobbesachtig bezig zijn met de gebroken hals
In dit paradijselijke land zijn beren thuis,
Paarden, stieren, reeën, de meest onbestaan-
Bare bedenksels van de fauna, eenhoorns zelfs,
1090[regelnummer]
En al hun namen verdwijnen om zo te zeggen,
Gaan op in het ferme licht, dat hier
Dienst klopt. Maar voor het protagonistische
Drietal is er weinig perspectief.
De verte baadt in het ijdelste blauw,
| |
| |
1095[regelnummer]
Ja, zelfs dat komt zichzelf wat overdreven,
Wat schreeuwerig voor, en maakt plaats
Voor een bijna kleurloos zijn, dat eeuwig
Onveranderd blijven kan. Uit de rots-
Formatie, die als een doedelzak
1100[regelnummer]
Het contact met de lucht en de hemel
Verzorgt, uit het tafelgebergte,
Dat met norse, sensuele realiteitsgraad
Zijn duim in de weke onderbuik van de hemel
Douwt, dwarrelen honderden eensluidende
1105[regelnummer]
Vogels de hoogte, slaan als rook, als damp
De vergetelheid in, in een verijlende,
In het ozon, het neon, het argon
Verdwijnende, onvolmaakte spiraal.
Waarschijnlijk had zij toch
| |
| |
| |
C.
(Middenpaneel)
Eén ding: ween niet. Zeker,
't Is alles eerder dan uitgesloten,
Dat ooit, in het verleden, op 't hoogtepunt
Van een magnifieke keten van iets
1120[regelnummer]
Als bergen, even ijl in het perspectief
Van echte, heuse massieven, zoals bijvoorbeeld
Het lome dat droomt boven een zoom,
Vergeven van hangsnorren en de onuitstaanbaar
Verwaten snuiten van llama's, als de lucht is,
1125[regelnummer]
De verdunde atmosfeer boven die rotsen,
In onverbiddelijke vergelijking tot
De bergen der werkelijkheid zelf, dat daar
De sterfscène is gesitueerd van de verheven
Vogel, de volmaakte condor.
1130[regelnummer]
Laten we aannemen, dat dit dier, met veren
Van aeternale, enige sneeuw, getroffen
Is, gespiesd op de stralen van 't onder-
Gaan van de eeuwige zon en de maan
In opkomst; zijn krampen, zijn hoge
1135[regelnummer]
Stuiptrekkingen en het geprolongeerde
Kapseizen van zijn stervende, kreperende vleugels,
Dat moet niets minder dan verbijsterend
Geweest zijn. Ween daarom niet,
Ween nooit om het licht dat als electriciteit
1140[regelnummer]
Zijn vlerken doorzeefde, in een kleurengamma gevat
Van bloed en warm kloppend goud,
Via japanse kers en violet tot luchtblauw toe,
De pasteltinten van anemoon en witte,
Frisse fresia, huil niet om de spastische
| |
| |
1145[regelnummer]
Schokken van zijn vleugels, zijn lijf
Want tegenwoordig weten ze dat in
Zijn dood hij opgevlogen is, in de paarlemoeren
(Wat is dat eigenlijk?) majesteit
1150[regelnummer]
Van zijn vlucht, zijn wieken gespreid zijn
Tot in het oneindige, opengedaan
Als een bloem, een mastodontische chrysant,
Een eruptie van kleur- en vormogenblikken.
Geruisloos als melk schoten de kroon-
1155[regelnummer]
Bladeren dooreen, tastten erotisch trefzeker
Vingers naar de sterren, die, als begeester-
Ende champignons uitgehangen in de magistrale
Grot, de voorhof van de nacht en zijn water,
Goedkoop zijn, verdrongen de uiterste punten
1160[regelnummer]
Van de sociale ster van dat alle kanten op
Sproeien van hem het plutocratische licht
Van zijn menigte stoel. Dit universele
Ontvouwen verzamelde al het limpide schijnsel,
Alle schaduw, al het vicieuze, brullende rood
1165[regelnummer]
Dat het heelal maar opbrengen kan,
Op zijn instabiele flanken & vlakken;
Denk maar eens aan een lawine, die uiteen
Spet, en flitsendsnel gelikt wordt
Door kwispelende slangetongetjes van licht,
1170[regelnummer]
Dat kreunt als koorts of broeit als de wang
Van een kind, dan wel koel glimt
Als de porceleinen schouder van de unieke,
U thans bekende vrouw. Zo is de infame
Dood van de vogel verlopen, huil niet,
1175[regelnummer]
Tot er niet langer gezwegen is over
De neerslag: op elk punt, waarheen de stralen-
De tentakels zijn afgebogen en tenslotte
Gestopt, waar de emanaties van zijn sterven
Tot rust zijn gekomen, neergestreken
| |
| |
1180[regelnummer]
Als een vlucht lijsters of spreeuwen,
De droge tong van de aarde geraakt
Hebben als eerste, zoele droppels van
Een langverbeide bui, als bloed van maagd
Of draak de grond doordrongen hebben, zijn,
1185[regelnummer]
Zo heeft men ontdekt, gestalten ontsproten,
Die enige selectieve voorkeur vertonen
Voor enerzijds reuzen en aan de andere
Zo heb je dan een tuin, bevolkt met figuren,
1190[regelnummer]
Het onmogelijk nog ongedaan te maken gevolg
Van de deficiënte vatbaarheid voor het,
Hier dus eeuwig, leven van de schitterende,
Samenvattende grootvogel. Zijn afsterven levert
Die tuin zijn waarde, zijn zin, - en gros en
1195[regelnummer]
En détail, alsmede met het oog op
De betrekkingen, die er tussen beide
Leveringsstelsels bestaan.
Niet zonder borg, niet zonder
1200[regelnummer]
Toezichthoudende raad van commissarissen.
Aan het eind van de stampvolle tuin,
Overbevolkt met mensen en dieren, verdacht
Dicht bij de kroezige bomen, die, met
1205[regelnummer]
De densiteitsgraad van een matras
Deze wereld gescheiden houden van de ijl
Uitgeademde, blauwige verten, van waar die
Hybridisch het labiele midden bewaren
Tussen het land en de rijpe luwte
1210[regelnummer]
Van lucht & hemel, houdt een handvol
Buikige burchten zich op en de wacht,
Bewaken, hoogoprijzende instanties, de aard
Van wat zich rondom hen, mitsgaders
Op de voorgrond, het immanente gezichtsveld,
| |
| |
1215[regelnummer]
Voordoet en afspeelt, niet dreigend
Trouwens, somber noch goedmoedig, -
De vijf burchten zijn, bij mekaar genomen,
In een tweetal kleuren gedacht en ten uit-
1220[regelnummer]
Voer gebracht: de kleur van de koude,
De ijzige, ijselijke kou, de kilte der waan-
Zin, het stalen verstek van 't gevoel,
De edelmetalen negatie, de tint van de onzin,
In zeker opzicht eveneens van de tijd,
1225[regelnummer]
Het oneindig heelal, de eeuwige ruimte,
Waar het leven weinig meer te betekenen
Heeft dan een blos, dan koorts of eczeem;
En anderzijds, de kleur van de dag,
De bevestiging van de warmte, de tijd ook,
1230[regelnummer]
Maar dan in de zin van polsslag en ritmisch-
E harteklop, de verf van als alles
Kerngezond en in een opperbest humeur,
Teleologisch loopt & draait, perfect fungeert,
Van de nauwst verwante planeten tot
1235[regelnummer]
De verse adem waar het hart op drijft,
De kleur van liefde en het leven, -
De kleuren van de maan en de zon,
1240[regelnummer]
Maar de opbouw der burchten, de toezicht
Houdende caissons, is hun zwak; niet alleen
Bekent die hun kleuren, bevestigt
Hij tautologisch, haast menselijk hun afkomst
En taak, ook bevat & onthult hij
1245[regelnummer]
Desgevraagd het geheim van hun relatie
Met de figuren die het land, het water,
En zelfs de lucht nog, bevolken, principieel
Bewriemelen als deftige insecten.
En wat zij zo al waarborgen mogen,
| |
| |
1250[regelnummer]
Wie of wat garandeert van de andere kant
Hun gezag? Niets meer, niet minder
Dan lotsverbondenheid, het zitten & varen
In eenzelfde schuitje: de twijfel heeft
Zijn intree al gedaan in 't landschap.
De imposante bouwsels, vijf in getale,
Als vingers, als tenen, of heilige wonden,
Zijn ten naaste verwant aan het doen & niet
Kunnen van de bevolking, door hetzelfde
1260[regelnummer]
Bloed gevoed en bedrogen, door identieke
Dementie bedreigd. Wijdbeens staan vier van hen
Boven ieder een arm van het watercomplex,
Dat uitgaat van waar, centraal als een navel,
De vijfde, gewichtigste burcht drijft.
1265[regelnummer]
Al overheerst in zijn structuur coloristisch
Het eigenlijk ijzingwekkende blauw, en formeel
De zéér verre bol, de inheemsen
Boezemt hij even weinig ontzag in als zelfs
De roodste, gemoedelijkste van
1270[regelnummer]
Zijn adjudanten. Men is met hem vertrouwd,
Men speelt op en in en met de twee
Elementaire vormen, elementair, fundamenteel
Als de twijfel, te weten de bol en de staaf,
Die daarin toegang heeft, een ring vindt;
1275[regelnummer]
Preluderen die beiden niet op kolossale
Unificering van al wat bestaat,
Kolossaal genoeg, maar niet - de condor
Is helaas verscheiden - tot die graad ingrijpend
Dat het bestaan en het niet bestaan,
1280[regelnummer]
Alsmede de tegenstelling daartussen vervloeit,
Zij in elkaar opgaan, verdwijnen,
Plaats maken voor het derde zijn,
Waarvoor geen oog bestaat, want
Bestaan is in deze een flater.
| |
| |
1285[regelnummer]
De prelude, tenslotte, vergenoegt zich
Met een banaal, alledaags ineenwerken.
Groot zijn de burchten, en voor
De buitenstaander is de kans niet klein
1290[regelnummer]
Dat de maag zal stokken als de brok
In een keel, het hart een sprong tot het heft-
Igste bonzen neemt, het darmstelsel
Voor eventjes stolt als een kunstwerk.
Hij observeert de grote stekels,
1295[regelnummer]
Rhinoceroshorens zijn daarbij als de penis
Van een westerling, de indrukwekkende,
Brutaalrijpe bolvruchten, hij snikt bij het zien
Van de zwarte, nauwkeurige vogels, die hij
Precies als sperma uit een van de buizen
1300[regelnummer]
Of staven ziet spuiten, onnut & transcendent
Ziet verdwijnen tot boven de hemel, wat de rimpel
Staaft, die, wel met vijven tegelijk,
(Als broeders of als boeven?) verschijnt
In zijn voorhoofd alsof er een klauw
1305[regelnummer]
Overheen reet, bij het waarnemen van
Het slag mensen dat zweeft en vliegt
Als een wolk alsof het niks is, maar
De moeite om met de bijbehorende consequentie
Continu te veranderen niet opbrengen kan.
Wat dringt, onderzoekt hij zichzelf,
Al dezen hals over kop het ei in, wat doet
Hen, hetzij alleen, met de omzichtigheid die
De eters van een normale perzik kenmerkt,
1315[regelnummer]
Hetzij in gemeenschap met anderen, zodat zij
Verlepte ring bloemblaadjes lijken bij
Een vlezig, overdadig hart, zo vol overgave
Snoepen van de grote, absolute aardbei?
| |
| |
Er zijn, zo stelt hij met realiteitszin
Vast, slechts bijzonder weinig connecties
Met de buitenwacht, waar hij woont.
Het blijft bij een incidentele blik van verstand-
1325[regelnummer]
Houding, van uitdaging of gebrek aan zelf-
Vertrouwen, van argwaan ook, voorbij
De uiterste draag- of reikwijdte van
Een gedachte in deze tuin en van deze
Mensenmenigte, tot in het land waar iedere
1330[regelnummer]
Trap in de escalatie van de onvrijheid
Dat is buitengesloten uit deze tuin,
Die mogelijkheid is uit dit paradijs
Verbannen, hier kan niet dan een enkele
1335[regelnummer]
Vorm van vrijheid, van onvrijheid dus,
Het leven is hier beperkt,
Gereduceerd tot een hanteerbaar
1340[regelnummer]
Minimum, - terwijl de overstelpende
Quantiteit mensen, kleuren, vormen en actie-
Ve dan wel passieve relaties juist doet,
Zou doen vermoeden dat het hier vermeerderd
Is. Zo lijken de lijven van hen,
1345[regelnummer]
Die het zoeken in deze tuin, niet,
Als weleer het onimiteerbaar, al te
Blanke lichaam van de primordiale vrouw,
Gestileerd & verbeterd; hun vormen,
Zozeer het meervoud, het veelvoud van die
1350[regelnummer]
Van haar tijdstip, lijken meer afgeleid uit
Het concrete, gededuceerd, lijken een schijn-
Oplossing te hebben gevonden voor een primaire
Discrepantie, ten koste van de realiteit.
Zo is hun kleur, in vergelijking
| |
| |
1355[regelnummer]
Met het onaards blanke, smetteloze,
Ongerepte van voorheen, gebruind, in straling
Achteruitgegaan, - effen bewerkt hij
Een eenheid van zijn domein, van aard
Mystiek, en strekkend van top tot teen
1360[regelnummer]
En terug. Hun activiteiten, allemaal,
Zijn eigenlijk één, - eindelijk, is men
Geneigd te verzuchten - zij zijn ook één
Met die activiteit & die met hen; samen
Gaan zij op in deze vorm van natuurschoon;
1365[regelnummer]
Zij zijn in een verbintenis begrepen
Met deze dieren, met de huidige planten, -
Zij hebben, goed bekeken, zelfs deel
Aan het mooie weer, dat hier heerst.
Ongeproduceerd, zo lijkt 't: er is hier
1370[regelnummer]
Zon noch maan of ander hemellichaam, anders
Dan incognito - denk even terug aan de kleuren,
De beweeglijke schaar, de hoorn en anderzijds
De rijpe, gedurig ronde bol - en toch
Omstraalt het hier uiterst weldadig
1375[regelnummer]
De baldadigheden van & om de bevolking.
Is die gelukkig? Is het van binnen
Net zo'n mooi weer als in de lichaamsholten
Van deze heesters, sterk & aantrekkelijk
Als soldaten, en hun gaafrond gedraaide,
1380[regelnummer]
Ivoorharde, knalrode pronkvruchten?
Men weet enkel dat een glimlach hier
Erg zeldzaam is, even zeldzaam als
Een late vlinder in de vroege winter.
De twijfel trekt wellicht van persoon
1385[regelnummer]
Tot persoon, met lootjes colporterend
Voor het rijk van de waan, - daarbij
Malicieus glimlachend, dat wel.
Onweerstaanbaar is hier, zoals
| |
| |
1390[regelnummer]
Stervenden naar het heet getrokken worden
Door het esmerauden landschap na de dood,
Het parfum, de ban van het opgaan,
Het verdwijnen, verzinken, het verruilen
Van het enkeling zijn in een kleine,
1395[regelnummer]
Voor het merendeel tweevoudige, plaats-
Vervangende collectiviteit; zij willen
In elkaar verzinken, tijdelijk & incompleet
Als een duik in een, in de vijver, volkomen
Incognito prest het hen om in overdrachtelijke
1400[regelnummer]
Eensgezindheid met de avifauna de daartoe
Bestemde locaties uit te pikken, schoon
Te laten pikken met een rappe sneb.
Maar de mogelijkheden, mogelijkheid
Die het te hoop lopende, heethoofdige bloed
1405[regelnummer]
Volop geboden wordt, of worden, om rood
Van kop een weg, een thuis te zoeken,
Een thuis als een hotel, te vinden in
De handzaam nachtelijke hitte, het privé-
Duister, waar het verstand, het vermogen
1410[regelnummer]
Om onderscheid te maken tussen enkelvoud
En meervoud, het exemplarisch individuele
En het algemene, de connectie en de col-
Lectiviteit, als appelschimmels op hol
Slaat, of slaan, - die is, of zijn
Misschien zijn het de beesten wel,
De zelfs door het als een ijsbloem sterven
Niet te bevredigen glibbervis, die zwemmen
1420[regelnummer]
Wil of wou, zijn kanaal zelf trekken
In het ongemeten nachtbad van zijn natuur-
Lijke omgeving, maar op het droge niet
Aan veelzeggendheid inboet, tot zijn recht
En aan zijn trekken komt; de gladde vogels anders,
| |
| |
1425[regelnummer]
Onuitputtelijke mormels, die een mens nog
Zouden doen zweven en vliegen; de oesters
En mosselen, die, uit hun bescheiden sleur
Getrokken, met schulp & al, zoals men
Het weekdier met zijn obscene, dubbelzinnige
1430[regelnummer]
Ruches uit de harde, koolzwarte schaal,
Schelp of schil kan rukken, (het lit-
Teken lijkt op de aars van een Duitse herder)
Waardoor de mensen hier een eenvoudige
Meervoudigheid van mogelijkheden wordt
1435[regelnummer]
Gesuggereerd, hun ogen voor meerzinnigheid
Afgesloten raken, zoals een berg de tunnels
Tussen zijn tenen afknijpt voordat men hen
En van het éne, privé-nachtelijke, gaan ze
1440[regelnummer]
Over op de menigvuldigheid der nachten,
Die daardoor devalueren zoals naar we zagen
Hun lijf gereduceerd is. Of, in de nacht
Kan het even opflakkeren van licht of hoop,
Dus waarom niet voor een wakker moment
1445[regelnummer]
In deze tuin, waar hoop iets overbodigs
Lijkt, waar men vliegt & zweeft tussen
Het affirmatieve gevoel van in het paradijs,
Een utopie te verkeren, en anderzijds
De naakte, kille twijfel, die het leven
1450[regelnummer]
Confiskeert, - wordt de nacht misschien,
Met zijn eigenaardige voorkeur voor
Het private, individuele, in zijn adjectieve
Kanten, gecorrigeerd met het opsplitsen,
Uiteenspatten, een zwarte bloem, pluk maar
1455[regelnummer]
Terloops een viooltje, tot nachten,
De schamele, maar naakte, schaamteloze
Zij plaatsen, zonder als bergbeklimmers
| |
| |
1460[regelnummer]
Veel geworsteld of gestegen te hebben, te zijn,
De vlag van het leven, een bloementak,
In de kanalen, de aars van de zwijgende nacht,
De onbezielde, uitzichtloze aars van de dood,
Die wulps samentrekt & grijnst, tandeloos
1465[regelnummer]
Spierbeweginkjes uitvoert, - is dat uniek,
Een onverbeterlijke trouvaille?
Is het raadzaam om lijnen te krommen,
Terug te hengelen, dat er cirkels ontstaan,
Om zo het zaad, dat op een gesprankel,
1470[regelnummer]
Een mousserend fonteintje de frisse lucht in
Ging, met of zonder perspectieven, retour
En als wrongel tot zich te nemen, voor het bestaan
Van het individu, niet het voortbestaan
Van het collectief, en zeker
1475[regelnummer]
Niet dat van het universum?
Hoe is het, wanneer het nachtelijke
De vingers ostentatief vroom ineen vormt,
De ronde vouwen als golven of wolken
Over elkaar schuiven, zonder zich om
1480[regelnummer]
De zon of een schip te bekreunen?
Welke waardigheid kent de natuur
Wanneer zij, zonder een schijn van discriminatie
Al die mogelijkheden tot het uiterste in-
Spant & uitput, - die tot veelzijdigheid,
1485[regelnummer]
Onzinnigheid, onzijdigheid net zo zeer
Als het purperen fungeren, het teleologisch
Gesmeerd gaan; maar de kansen tot
Veelzinnigheid laat ze schieten?
Als het ook heftig gaat, de pijn van het
1490[regelnummer]
Scheuren van een soort banden slim genoten
Wordt met volle teugen, ja, aangebracht
Uit liefde voor de geprefabriceerde
Affirmatie, die pijn als geen ander
| |
| |
Het lijkt, beste mensen, op vrede, het heeft
Er alles van dat als olie een bepaald geluk
Dat nog zo beroerd niet is, al is
Het wel behelpen ermee, zich als een iele
1500[regelnummer]
Film over elk gebeuren schuift.
Maar die film vertoont oogjes, plekken,
Waar zich de twijfel concentreert, éven
Voordat hij als een maniak rabiaat
1505[regelnummer]
In 't rond zweept en bezemt, zich meester
Maakt van eigenlijk alles, te beginnen
Met de contouren, het overpreutse, te zeer
Precieuze lijnenspel dat het individuele
Scheidt van zijn achtergrond, het primme
1510[regelnummer]
Staan van de voeten, aan het goudgroene gras,
Waarop men restanten van een zonnebrand
Kan menen waar te nemen, gevlijd als een biddend
Gevouwen huichelaarshand, gestrekt aan de ander,
Zoals een paar aan een wang, wanneer gebarentaal
1515[regelnummer]
Van slapen spreekt, - en dan, de twijfel
Vliegt lui, en zelfs als het ware
Bijna paradijselijk, erop uit, en nestelt
Willekeurig in welke beweging, vooral
In de centrale cavalcade, in 't centrum
1520[regelnummer]
Als het kruis, waar in het blauwe,
Ambivalent ogende water dames staan,
Tot aan hun kruis gedrenkt in hun element,
Liquide dubbelzinnigheid.
Zij zijn in gesprek met elkaar, een enkele
1525[regelnummer]
Kijkt naar buiten, of dat wordt gezien;
Kraaien hebben onder meer plaats genomen
Op hun gouden, vlassige kruin, de
Zwarte vogels. De dames vormen 'n groepje,
Zij zijn solidair, en wie kan ontkennen,
| |
| |
1530[regelnummer]
Dat zij maar al te vaak autocratisch zijn,
Net als dit landschap in zijn totaal
Genomen? Men kan dat niet ontkennen,
Men kan er alleen omheen blijven draaien,
Zoals roofdieren 's nachts cirkels,
1535[regelnummer]
Als kringetjes rook, als gedachten,
Affecties verdwijnend, leggen om het dapper
Flakkeren van een houthakkersvuurtje.
En dat is dan ook precies wat er gebeurt:
Concentrisch met het vaginale water
1540[regelnummer]
Carrousselt de mannelijke wereld op een keur
Van rijdieren, die geen van alle, zeker een
Der uiterst linkse niet, met een stijve nek
Waarop een kop als louter organische, tijdelijke
Verdikking, het oog verblijdt, doekjes winden
1545[regelnummer]
Om de ruiterlijke bedoelingen van hun berijders,
Noch aan de solemne, solitaire ondertoon
Daarvan geheel & al verspild zijn.
De mannen rijden op katers, hengsten,
Kamelen, op zwijnen, stieren, beren
1550[regelnummer]
En hopen, allen van dezelfde proporties,
Bij de gratie van de verborgen nomenclatuur
En het bovensysteem waar die in thuis hoort,
Ooit of te immer het vrouwelijke naderbij
Te komen. Maar in hun gedraai, hun gesnoef
1555[regelnummer]
Met een ei, het ei - ook het boompje
Verwisselen van het algemene en het bijzondere,
Het vluchtige van een en veel, is
Een natuurlijke dochter der twijfel -
Hun incidenteel het rijk bevleesde gat
1560[regelnummer]
Toekeren aan één der montere vogels, dat gesol
Met niet klein te krijgen blauwe vis, het geluier
In vruchtenschil van ongewoon formaat,
Het herbergt en voedt, het bestaat uit
De twijfel. Men zou eigenlijk willen
| |
| |
1565[regelnummer]
Knielen, de horlepijp dansen, veranderen
Willen, en alles doet men dan ook,
Behalve het laatste, onder ons gezegd
En gezwegen het enige dat kansen bevat.
Te weinig kijkt men naar de fabel-
1570[regelnummer]
Wezens is het water van de geboorte,
Van de navel. - Maar nee...
De overmacht van de twijfel is ook
Maar schijn, er is een geïmproviseerd equilibre,
1575[regelnummer]
Dat geen oppermachtig monopolie
Tolereert, van het aards geluk noch van
De ontwrichtende twijfel daaraan. Dat evenwicht..
Men denke aan een bevend midden
- Bevend als het hoogtepunt van een fontein,
1580[regelnummer]
Of anders het punt waarheen de blik
Der grote, linke vogels, meer dan manshoog
Opgericht, gedirigeerd is, als hij gericht is,
Die blik van kraaloogjes zo groot als vuisten,
Tussen myopie en helderziendheid
1585[regelnummer]
Gehouden; het midden als een pupil,
Een navel, het kruis - het evenwicht bestaat
In weerwil van de drijvende pretoogjes
Der twijfel bij de gratie van een eigen oog.
Het is het evenwicht der kleuren, mediërend
1590[regelnummer]
Tussen het triviale bruin, zwart en groen,
Van de maffe wereld van het primaire
Zijn, de wang van een desperado,
En het bovenwerkelijk diafane, abstract etherisch
Schijnende dat men beminnen kon op het lijf
1595[regelnummer]
Van de eerste, unieke, autocratische vrouw
Met perzikbloesem. 't Is een schrijnend
Evenwicht, dat evenwicht, misschien,
Maar dan alleen voor de buitenstaander;
Voor hen die benijdenswaardig erin op-
| |
| |
1600[regelnummer]
Genomen hun dagen opnemen niet meer dan
Een weg te cijferen inconveniëntie.
Er is geen zon of maan die waakt,
Deze tuin is democratisch, en er zijn
1605[regelnummer]
Geen handelswegen met de buitenwacht:
Hier is het leven zichzelf net genoeg,
En het primair onvermogen ooit over-
Vloed te scheppen, over te lopen van extase,
Buiten zijn oevers te treden, is onwil.
1610[regelnummer]
Men heeft dat hier niet nodig, kan hier
Daar makkelijk buiten: kijk naar het paar,
Dat, nou ja, iets boven de door ratten gekwelde,
Van twijfels vergeven situatie, in 'n omgeving,
Links, a-centrisch en toch centraal als het hart,
1615[regelnummer]
Plantaardig & uiterst kwetsbaar, duurzaam
Als een speekselblaasje, een geaderde, momentaire
Kosmos heeft gevonden, het embryonale oog vormt
Van het geluk, aan 't eind van een kreeften-
Staart, de schorpioenstaart waar
1620[regelnummer]
Het vegetatieve zijn is uitgebot in leven.
Drink kalm, verstild hun licht,
Het juiste schijnen, waarin een gebaar
Kus wordt op de meisjeslip van dood
En universum, snik met mij mee, als men
1625[regelnummer]
U bidden mag, en trek de druivenwijsheid
Van de tijd, de nacht, de ondergang
Maar even uit aan een snoer, als het steeltje
1630[regelnummer]
Nee, alsjeblieft, nee, laat het hier
Maar zo blijven, in deze tuin van meervoud,
Al is het dan zo, dat wat die pluralis
Inhoudt, majesteit, bescheidenheid of massa,
Geen sterveling, vervloekeling, die 't weet.
| |
| |
1635[regelnummer]
Nee, beleefd mag men wensen, dat het,
In de antagonistische kleuren rood & blauw,
Dat tragisch duo, zo vriendelijk zal wezen
Zijn grootmoedige houding ten aanzien van
Onze twijfeltuin te handhaven. Och, laat
1640[regelnummer]
't Eigenlijk toch nooit maar avond
Alleen daarvoor kan angst bestaan,
Dat is de kolossale mogelijkheid, dat uit
1645[regelnummer]
De verzamelde kruin der eigenlijke, onzichtbare
Boom, in retrogradische beweging opeens
Als een grote zucht zich duizenden
Eensluidende vogels verheffen, als een
Milliardenzwerm milde trekvogels, met namen,
1650[regelnummer]
Betekenis en al, omhoog dwarrelen, smakelijk
Als rook, donkere appetijtelijke damp
Het verleden in slaan, in een gaandeweg
Oplossende, onvolmaakte spiraal.
Dan is het uit, voor altijd,
1655[regelnummer]
En de blinde provocateurs, die vóór
De derde geboorte (teruggerekend) hun mandaat
Ontvangen hebben, hebben dan hun zin.
Dan heeft het niets zijn plaats weer terug,
Dan is zelfs de taal er niet langer
1660[regelnummer]
Om het onvolmaakte te betreuren, te
Koesteren, - of te bekritiseren
| |
| |
| |
D.
‘Rechterpaneel’
Maar anders: álle consequenties
Trekken, dat is nou ook weer niet nodig;
1670[regelnummer]
Dat is een volgend, giftig sterven, van
Waaruit het anders sneeuwt & zonder gloren
Van wat voor hoop dan ook. Dat zwarte
Sneeuwen hangt in onbewegelijke suspensie
Met de schijn van sneeuw in de immobiele,
1675[regelnummer]
Onbewegelijke realiteit die eeuwig is,
Van de uitgegraven, opgedolven, geslepen
En dan ook niet weinig schitterende schijn,
De suggestie, het rijk van de waan,
Waarin geen zon is om nimmer onder
1680[regelnummer]
Te gaan, maar dat zelf die rol speelt,
Of speelt, - niet anders kan of is.
Verbreek de autocratische gedachte
Maar niet, herstel de bindingen met de voor-
Lopige wereld, de tuin van het leven dat zich
1685[regelnummer]
Weet te behelpen, naar buiten & elders
Nooit, want de sancties op zo'n haalbaar
Paradijs zouden wel eens gruwelijk
Wie zegt dat in een definitieve
1690[regelnummer]
Wereld, waar de herinnering aan de tijd
En het verwezen geluk dat die bracht
Gesmoord is als een boreling onder
Een vuile dweil, de vulkaan van etter
Zich niet open heeft gedaan, die onder
| |
| |
1695[regelnummer]
Het korstje onder onze voeten sluimert, -
Onze eigen stappers, op welker precieuze
Stand wij ooit zo prat gegaan zijn
Het zal een nacht zijn, zal de nacht zijn,
1700[regelnummer]
Het zal nacht zijn, met afgekapte, ordinair,
Hysterisch bloedende voeten, onthalsde
Nacht, welks hals bloed kotst als vergeven
Sperma, dat naar de rode wolken reizen
Wil, rode wolken, die met oxblood stompe,
1705[regelnummer]
Ontklauwde berenpoten het smeuïg lijf
Van het nooit & nergens omhelzen.
Nacht, maar zonder dageraad met zekere
Vingers als waaier kent geen nacht
Zichzelf en zijn eigen portee, evenmin
1710[regelnummer]
Als een kuiken in het ei al weet
Dat het sterven kan, zoals deze nacht
Niet eindigt. Voor hem heeft de tijd
Zich weggecijferd, al heeft hij wel
Ervoor gezorgd zijn meest infame, gedepraveerde
1715[regelnummer]
Afspiegelingen tussen de papieren
Van deze lichteloosheid te smokkelen.
Een lichteloosheid in lichterlaaie
- Daar begint het al - van binnenuit,
Dat komt ervan, als je autocratisch
1720[regelnummer]
Wil zijn, en het toch niet kunt laten
Consequenties te gaan trekken.
De nacht, de neger, put zich uit
In vormen, donker zoals hij, majestueus
& Hatelijk als reuzenkaters, met hier
1725[regelnummer]
Een smeulende bek en daar ontvleesd
Als waanzinnig schijnen deze formaties
Met hun voorpoten te wieken, wieken van vuur
En licht, terwijl het zengend schuim
| |
| |
1730[regelnummer]
Hen als verboden rook, als moreel slechte,
Zwavelgele adem vensters en poorten
Uit kwabt. En in de stank van hun teenzwart,
Verbijsterd van reverentie, ziet men mensen,
Wat doet het er helemaal toe, want niets
1735[regelnummer]
Van de werkelijke landschappen is mooier
Dan het coloriet van de verdoemenis,
Het sublieme verderf, dat grenst aan,
In een liberale soixante-neuf ligt,
De zweterige smaak van ranzig spek wordt
1740[regelnummer]
Tot de geur vermaakt van orchideeën,
Met het niet, waarvoor geen woord bestaat
En mensen, de schijn van mensen,
De laatste echo in de flaporen van
1745[regelnummer]
Het zijn die deze bittere wezens ooit
Op gang hebben kunnen brengen, strompelt
Naakt & miserabel als pasgeboren hamstertjes,
Maar toch reeds begiftigd met het vermogen om
Te vluchten, om hijgend, radeloos piepend
1750[regelnummer]
En snerpend als vertrapt door een levenloos
Principe, de nacht door te jakkeren,
Te ontvellen zoals zij ontkleed zijn
En geschaafd in een nieuw aanvangsstadium
Van nieuw vluchten, waar hun geschaafd-zijn
1755[regelnummer]
Niet telt, te zijn, te zijn en te zijn.
De wereld van de consequenties is
Geen wereld meer, deze wereld van de relaties
En banden in bevroren staat is zijn eigen
Tegendeel, gevild en ontworteld
1760[regelnummer]
Door burgers van verscheiden komaf.
Elk onderscheid van lot of rol
Vervalt, het kwelt te kwellen, het verschaft
Een wreed genot & zwoel gepijnigd
Te worden, een genot, genoteerd als etmalen
| |
| |
1765[regelnummer]
In een cel. Maar hier zit men niet in
De cel, een gevangenis, hier vormt
De gevangenis het hart in de tralies
Men is hier geen speelbal van
1770[regelnummer]
Het lot, maar heeft het lot in god-
Vergeten verwatenheid gepoogd tot spel
Te degraderen, en zo is het tenslotte
Vervallen, opgedoekt, weggesmeten als een schoen,
Waar even later zuchtend, transpirerend
1775[regelnummer]
Toch weer een strakgespannen voet in zinken
Kan, zonder dat er ook maar iets veranderd
Is. Dat is hier definitief van de baan,
Niet verandert ooit nog, als eenmaal
De mens niet meer op de mandolien speelt,
1780[regelnummer]
Smek, smek, maar zelf, geil & wel, parelend helder
Als de druppel secretie op het geslacht
Van een rat die aanstalten maakt tot een pittig
Nummertje paren, opgespannen is in
Een, de grote mandolien, waar hij in zit
1785[regelnummer]
Als een haar in een oor, en de slang,
De lange, mythische wurm, heeft het over-
Genomen. Heeft zich armen aangemeten,
Kruisigt op de hals van een luit
Een onnozele hals, die gekruisigd heeft
1790[regelnummer]
De enige hoop van lieden van zijn slag.
En in de maan van deze teringstille waanzin, -
Die maan is wit als U het weten wil,
Vuil & wit, en prinselijk wit, een tand,
Heerlijk wit als spek een rat toe
1795[regelnummer]
Schijnt, wit als een knook, of als
Het nou moet, wit als de kies van
Een lijk, als een paardeschedel; maar
Het op hol geslagen paard van de nacht
Is ontvleesd want er is geen hol
| |
| |
1800[regelnummer]
Of heul voor hem, - zelf is hij hol -
Daar wordt herberg gehouden, en daarin
Trekt men geen gans de kop uit om
Eens smakelijk te lachen, maar die maan
Is in een afgetrokken gans gevaren,
1805[regelnummer]
Wiens kop weg is, zodat er herberg
Gehouden wordt in een zak, waaraan stil-
Letjes uitdruipend en verslagen een hals
Van een gans, waarlangs elders boerinnen
Op & neer en op & neer wrijven als 't erom
1810[regelnummer]
Gaat het paradijs op tafel te brengen
In plaats van de tafel in 't paradijs.
De tafel is omgekiept, ligt gekapseisd
Tegen de grond, lijkt op de muur van een cel,
En de slimme ratten, de afgekapte handen,
1815[regelnummer]
Het mes dat ergens in wil, zich in een hand-
Palm dringt, niet om daar, net daar,
Een gewone handpalm, het heil aan te boren,
Maar zoals je een fluit in je reet
Kunt krijgen, zoals de pijl in je aars
1820[regelnummer]
Wortel kan schieten, zal schieten,
Geschoten heeft, schiet, schoot, - maar nooit
Uit de aars schiet anders, in
Dit onstoffelijke overschot, onder deze
1825[regelnummer]
Bloeddoorlopen hemel, tussen het uitschot
Van het onstoffelijke, een vlucht vogels,
Zoals vogels anders als zwart zaad
Het hazenpad kiezen. Zaad uit een anus,
Voor altijd, en dat alleen omdat iemand
1830[regelnummer]
Het niet heeft kunnen laten, nooit
Zal kunnen laten om om de consequenties
De consequenties te trekken, die
Hier zijn getrokken. De nacht heeft hon-
Derdduizend bekken, vreet gulzig met
| |
| |
1835[regelnummer]
Zijn snavel het enige, wat er hier
Nog te verslinden over is; de individualiteit,
En schijt in enen door die weer uit, niet in
De nacht, of wel in de nacht, in de gier-
Put, mademoiselle, waar nog geld bij kan
1840[regelnummer]
Gekakt of braaksel als slagroom aan
Kan worden toegevoegd. Het maakt hier
Niets uit. Niets verandert, die kans
Is voorgoed verkeken, hoor je zo'n
Informatie eens aan, en je gaat schaatsen
1845[regelnummer]
Op de nachtvlakte, trekt met elke slag
Een scheermes door je eigen zachte onderbuikje.
Deze nacht vreet als twee gluiperige honden de hoorn
Des overvloeds van het darmstelsel schijn-
Heilig... niet uit, niet op, op zoek
1850[regelnummer]
Naar het hart als een inquisiteur, maar
Zonder uitzicht, het hart, de maan
Van deze nacht is een doodskop, in on-
Voortgebracht maanlicht. Hier wordt
Geprocreëerd, maar hoe, hier zet elke
1855[regelnummer]
Beweging zich, nu eens consequent,
Voort in zichzelf! En de wellust slaat
Een mens om het hart, legt zijn magere
Armen vastbesloten als dorre takken om
De donzigste borsten, borsten die
1860[regelnummer]
Hun zonnig karakter aan de wilgen hangen
En buik worden, tepels als zwerende navels
Laten zien. Om te grijnzen, zoiets,
Om triktrakborden van op het hoofd van de ander
Kapot te slaan als vertoornd stenen tafelen
1865[regelnummer]
Op rotsen van graniet. De nacht is van
Grafiet, als het moet, alles kan,
Ook als een oog tussen twee molenstenen
Tot brij gemalen worden, brij als van een
Verbrijzelde bromvlieg, alles ís, alles...
| |
| |
1870[regelnummer]
Dat is een waarheid in uw oor,
Niet als een tong, of als een behaagziek
Krullend opgestopte eikel, maar als een pijl,
Met weerhaken, niet de penis als een pijl,
Maar de pijl in de rol van de penis,
1875[regelnummer]
Niet de man die de poorten tot zijn dame
Opent met zijn hoogsteigen sleuteltje,
Nee, de man die slap als een vaatdoek
In het oog van een sleutel hangend
Zich laat ophengelen door de nacht,
1880[regelnummer]
Die zijn hengel geplant heeft in 't oog
Van het verdwenen paard, het oog dat verdween,
En een gat is gebleven, waar elders de maan
Een krankzinnig groot blind paardeoog lijkt,
Zoals een pasgeboren vrucht, die als dampend
1885[regelnummer]
Brood dat vers met het geweer uit de oven
Gehaald wordt met bloed en slijm bedekt uit
Een schede, de schede blubbert, op een groot,
Dood oog lijkt en slechts te wachten
Op bromvliegen. Die zijn hier in overwel-
1890[regelnummer]
Digenden mate aanwezig: het zijn mensen,
Mensen geweest, maar de kans op verandering
Hebben zij onbenut laten passeren en zo zijn
De verblinde woestijnrovers, waarvan men niet weet
Of ze ooit nog terugdenken aan de gemiste
1895[regelnummer]
Ezelkaravaan, lamme vliegen geworden.
Deze nacht van de consequenties zeurt
En dreint als de orgelpunten van een doedelzak,
Maar dan een doedelzak tot welk een echte
En zijn functie, of zijn kennissen aan
1900[regelnummer]
Het menszijn en de functies daarvan, staat
Als een doedelzak op een vaantje tot
Een echte, onwerkelijke, rode, met ganze-
Nek en verslapte armslangen als de beste.
Nee, roep deze nacht, met deze maan
| |
| |
1905[regelnummer]
Die min of meer pikant hier zo'n beetje de navel
Uithangt, de kraamkliniek verzorgt, en geen
Maan is ook, nu maar niet op, ook niet
Als je de vlammen uit de buik slaan
Van weetgierigheid. Je zou dan door je buur-
1910[regelnummer]
Man erop geattendeerd kunnen worden dat
De nacht muziek speelt, waarbij men de kluts
Kwijt raakt, vertelt alle verhalen door
Mekaar, en gooit verteller, vertellen,
Verhaal dooreen. 't Is een zinloze, waanzin-
1915[regelnummer]
Nige nacht, tot in de uithoeken, die
Evenmin bestaan of althans te controleren
Zijn als de eierstok achter grotten & spelonken
Van het universum, waanzinnig tot & met
De grote, kolossale champignon die hitsig
1920[regelnummer]
In zijn centrum prijkt, tot in die uithoek
Doorkropen met slierten, dunne, haast wel één-
Dimensionale rijen, als mieren in de buik-
Plooien van een vet, zwart lijk, mensen,
Proper & miserabel als pasgeboren hamsters,
1925[regelnummer]
Maar toch reeds vergiftigd door een obsessie
Om te vluchten, te vluchten & radeloos
Steeds dieper te verdrinken, in de eindeloze
Nacht van onbegonnen consequenties, zoals
De blik van een waanzinnige kalm als rustig
1930[regelnummer]
Bronwater over deze onontgonnen
Wereld glijdt, glijdt, verdomme, verdomme,
Glijdt & afzakt zonder ook maar
De geringste hoop van welk allooi
Men maar verzinnen kan, tergend langzaam,
1935[regelnummer]
Zeker permanent, zinkt als stikken,
Horizontaal als verticaal wegzinkt over
Dit onpersoonlijk bovenpersoonlijke moeras,
Dat zich geen einde permitteren kan.
Roep het niet op, want men zou
| |
| |
1940[regelnummer]
Eens kunnen verzuimen bijtijds aan zoiets
Als het niets te denken, waarin deze nacht
Vergaat, waarbij hij wegvalt als een smerig
Bagatel, en in de nacht kunnen opgaan,
Krankzinnig kunnen worden als
Nijmegen, 29.IV - 28.VIII.'67.
|
|