Raam. Jaargang 1966(1966)– [tijdschrift] Raam– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] P.H.H. Hawinkels Het is een droom voor Adèle L. Het is een droom, en niemand weet Wanneer hij is begonnen. Toen de nacht viel, stroomden wij Het binnenland in en lieten het strand, Wang aan wang met water, waarvóór Wij heel de dag ons hadden staan vergapen Aan de glans en het licht van hoop & vrijheid In de verte, voor wat het was, en vloekten. Geheel conform dan verder de beproevingen Waar pioniers, die in de nacht nog verder trekken Omdat ze zich achter wanen op het tijdschema - Iets ‘zinloos’ toch al, waar slechts één Van de tijdstippen die de reis begrenzen Bij benadering kan worden aangegeven -, Door worden geplaagd volgens het prospectus Worstelden wij zwijgend en zwetend, en, Dit voor de liefhebbers van stafrijm, ook zwoegend, Dieper de jungle in; en in die inspanning Prikte niet enkel ons eigen zweet rond onze Baardstoppels, nee, ook de baardstoppels van de nacht Deden het hunne als welke gelegenheid Een perverse kus met het etmaal te wisselen Zich voordeed, en dat was vaak, vaker dan Wij de zwermen muskieten konden verslaan. [pagina 38] [p. 38] Dat is een droom, en niemand weet Wanneer hij is begonnen, - bij de on- dergang, daarstraks, van zon & avond, Of voor, lang voor de dageraad van het Bewustzijn. Maar in die droom een droom, Zo nieuw als schone lakens, die Met zijn onwerkelijkheid dát aspect Van nummer een niet dieper maakt, maar opheft. In de vaagheid van de nacht zweeft Intiem & bleek een tweede onbepaaldheid, En wie zich zonder benen ernaartoe beweegt, De ogen spitst om beter te gaan zien, Herinnert zich de keren dat 'n innerlijke reden dit Zijn ogen aandeed: pijn om een herinnering. Maar contouren heeft dit wit, als dat van ogen, Niet meer nodig om verstaan Te zijn: het is een bloem, die hier Stil & zeker in zijn eigen geuren drijft. Het is jasmijn, en mèt Dat dit zo is, vervliegt de naam En blijft het witte, frisse, stevige; en die Eigenschappen nemen nu, speels misschien, Misschien doelmatig, steeds nieuwe posities in En aan: de nacht wordt zo, en wit; de huid blijkt Dan jasmijnig. Het is een droom, die bloem, Die niets meer bindt aan de oorsprong in de taal. Hij zweeft. Hij wordt gekust, tweemaal. Wat is hij zout. Zo zout Is anders enkel een gestolde traan. Vorige Volgende