Raam. Jaargang 1964-1965

[p. 15]

Jan Elemans
Landbouwschap

Les très riches Heures du Duc de Berry

Mijn broers
zijn landbouwers
en veetelers, fokken
met een witte koe
en een rode stier
elk kalf bont,
halen met een hand zaad,
een hand stront
een hele zak graan
uit de grond.
In een blauwe overall
rijden ze heel de dag
op een rode trekker
lekker buiten rond.
In mei maken
ze de wereld met
hun bongerd wit
en geel met koolzaad.
In juni, in de
mooiste tijd
van het hele jaar
trekken ze reukoffers
op uit vers hooi
tot in de horizon,
devoot. Dat vinden
de goden mooi,

[p. 16]

 

schenken nòg meer

 

regen en zon.

 

In november slaat

 

de slachter het zwijn,

 

de hersens verhuizen

 

uit de warme kop

 

naar de warme pan.

 

De dichter

 

lijdt eronder,

 

zijn broers

 

eten ervan,

 

tot diep in de avond.

 

Dan volgen ze rap

 

op hun sokken

 

de vrouw

 

over de zoldertrap.

 

In de nachtposttrein

 

sorteren beambten

 

de blauwe brieven

 

van het landbouwschap.