| |
| |
| |
[Nummer 11]
Ben Wolken
Lof der wiskunde
Axioma
Soms herinneren wij ons met spijt
dat wij er niet altijd zijn geweest.
het is de noodzaak van het begin
die ons ongoddelijk houdt.
Als het vaststaat dat wij geboren zijn,
waarom zouden we dan nog denken,
is alles wat velen denken, -
liggen de grenzen niet vast?
Maar de geboorte krijgt pas zin
door het denken erachteraan.
alleen voor het goddelijke
is nooit een zin te bedenken.
| |
Algebra
Ons denken is sneeuw over heel het land,
en zie: alle vogels zijn kraaien geworden.
zo kunnen wij ze vangen, zwart op wit, en
zie: in onze handen ligt een regenboog.
| |
| |
| |
Negatief
Stel dat je terugreist naar de straten
en de kamers van wijlen je jeugd:
terug in de boeken en de kleren
die toen de maat van het leven hadden;
Stel dat bloemen achteruit leven
als in een teruggedraaide film:
kroonbladen ontschrompelen, ontbruinen,
en vouwen zich weer samen in de knop;
Stel dat wijn zijn alcohol teruggeeft
aan de gewezen suikers en zuren,
uit droesempoeder schillen herschept
en terugvloeit in de druif,
| |
Nulpunt
Het nulpunt is eerder een spiegel
waarachter alles hetzelfde is,
en door te denken zonder te dromen
kan je je hand erdoorheen steken.
| |
| |
| |
Twee evenwijdige lijnen
Dezen zijn diplomatieke rust,
twee humanen in wit jachtveld.
kennend en verachtend de aardbol.
Maar wie goed luistert hoort hen hijgen
op weg naar hun vluchtend einde:
ze blijven hun eigen oever.
Elk van hun punten bevriest
| |
| |
| |
Cirkel
Een wijzerplaat zonder uren.
hij komt wel rond zonder onze
Met een lach als een geeuw
Hij, wie mijn middellijn gegeven is,
zal nooit mijn omtrek kennen;
hij die mijn omtrek weet,
vindt nooit mijn middellijn.
| |
| |
| |
Stelling van Pythagoras
vat hij hun machten samen.
heeft Pythagoras betrokken.
De jonge slavin, met oorbellen
van dubbele kersen, stond
lang lachend op de binnenplaats,
hij voelde haar blikken niet.
Ze heeft nu een schuchtere slaaf
in het kamertje daar getrokken,
de deur blijft wrekend open,
gekir stuitert over de stenen.
Pythagoras kijkt verveeld
in de richting van het geluid.
naast de deur een hypotenusa.
| |
| |
| |
Getallen
Getallen, niet afzonderlijk bedacht
maar aanstonds in de dingen geteeld:
getallen, overal, in danspassen,
vioolsnaren, molekulen, chromosomen.
Overal is hun koel kijken,
de ondertoon van hun donker gezang.
maar onder-al en nog ernstiger
Wie hen proeft, proeft de legende
van de jaarringen in de boomstronk,
van de aardlagen onder de akker.
en hij weet dat hij nooit zal weten.
Wie zich aan hen laat meten
wordt in een vergelijking begrepen
die nuttig vernedert, telbaar
is zijn lengte, zijn kracht, zijn sperma.
Getallen, onze onmacht in beeld.
getallen, door ons uit de dingen verlost
en alle teleskopen vooruit.
getallen, brandmerk en blozend jawoord.
| |
| |
| |
Gelijkzijdige driehoek
Mijn zijden houden elkaar bij de hand:
en elk houdt de anderen uit elkaar.
Elk van mijn hoeken beademt
een even lieflijke zijde.
het eigenlijke met-drieën zijn is:
nooit los willen laten, nooit samenvallen.
| |
| |
| |
| |
Rechthoek
Een landschap zonder horizon
geknipt uit Columbus' zeilen,
breuk uit de aarde, voor het onderwijs
platgeslagen hartwand - godsbewijs?
Kaart van één zo goed als welke
van de verenigde staten van ons
buik- en borstrond begeren,
enig geschikt vlak om aan te wonen.
| |
Regelmatige zeshoek
Elk van mijn zijden is zijn straal.
geen die de cirkel zo bekent als ik.
al zijn er die hem naderkomen,
Elk van mijn zijden is zijn straal.
onder de stappen van de passer
herhaal ik mij aan alle kanten.
zons honing wordt in mij kristal.
| |
| |
| |
Hyperbool en asymptoot
Streel, kogel, zo de borst
van de vriend die vijand heet.
Daal, donker, zo over de geest
die de ogen niet dicht wil doen.
| |
Parabool en koördinaten
Zuur is de aarde, zout de zee,
bitter de regenwolk boven de twee,
die niet wil en wijkt langs de maan,
wit en ongeloofwaardig mooi.
| |
Oneindig
De meetbaarheden worden ver de wereld uit gedacht,
maar knikken ons nog toe met spektrale glimlach.
hun taal is helder al bestaat ze nauwelijks.
de grenzen worden onophoudelijk verlegd.
De zes bewerkingen bijten als zuren
in het stalen raadselpantser der dingen.
taal zonder grootspraak van explosies,
maar ook zonder zweet, zonder bakteriën.
En zo belust op weetbaarheden is deze
rusteloze maar wisse kunst,
dat ze ook onberispelijk bewijst:
Dan raakt ze de hartslag het felst,
als ze de wand van zwarte mist
die wijkt maar nooit vervliegt,
vlak voor onze gestrekte handen brengt.
Ze spreekt nooit van een god,
maar raakt met eerbied aan de oneindigheid,
waar ieder ander - ook ik -
|
|