Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2009
(2009)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |||||
Een dubbelblad herenigd?
| |||||
[pagina 40]
| |||||
vast te stellen, ondanks het feit dat er aan de linkerkant - gezien op de rectozijde - een gedeelte is weggesneden, waardoor er zelfs enig tekstverlies heeft plaatsgevonden. Aan de vorm te zien is het fragment in latere tijden gebruikt als scharnier in een boekband, tussen een der platten en het boekblok: aan de linkeronderzijde zit een smal strookje van ongeveer 22 mm lang, waardoor die zijde uitkomt op een hoogte van 111 mm. De rechterzijde van het fragment is slechts 87 mm hoog. Omdat zowel aan de boven- als aan de onderzijde de marge zichtbaar is, kan er vastgesteld worden dat er aan de boven- en onderzijde geen tekst verloren is gegaan en dat het hier gaat om een handschrift met 19 regels per bladzijde. De rechtermarge en de bovenmarge lijken onbesnoeid, dus we mogen aannemen dat het fragment niet veel hoger geweest is dan de hierboven beschreven afmetingen, dus circa 111 millimeter hoog. Ook de breedte kan worden gereconstrueerd. Aan de rectozijde ter hoogte van de twaalfde en de zestiende regel paste de tekst niet op de regel. Aan de rectozijde (zie afbeelding 3) is bij regel 12 (boek 11, cap. 57 r. 83) de ‘t’ van waert vanwege ruimtegebrek boven het woord geschreven en bij regel 16 (boek 11, cap. 57 r. 87) is het complete woord saen boven het laatste woord van de regel geschreven. Met een rood invoegingsteken is aangegeven bij welk woord respectievelijk bij welke regel de ingevoegde tekst gelezen moet worden. Aan de rechterkant - nog steeds gezien op het recto - is het folium dus niet of amper breder geweest. In de buitenmarge van het fragment zijn gaatjes voor het trekken van de horizontale lijnen zichtbaar en in de rechterbovenhoek is eveneens een gaatje zichtbaar. Ook het feit dat deze gaatjes nog aanwezig zijn pleit voor de conclusie dat het folium aan de rechterzijde niet breder geweest is. Er zijn geen sporen (meer) van liniëring. Aan de gaatjes te zien is er below topline geschreven. De afstand tussen de regels is ongeveer 4,5 mm (85: 19 = 4,47 mm). Afgaande op de ontbrekende letters aan het begin van de regels op het recto en aan het einde van de regels op de versozijde zal de breedte van het folium waarschijnlijk iets meer dan 80 millimeter geweest zijn.Ga naar voetnoot5 | |||||
SchriftWat het schrift betreft, kunnen we constateren dat het om een littera textualis gaat. Het lijkt - ook gelet op het formaat - een blad uit een informeel boekje te zijn, vermoedelijk uitsluitend voor eigen gebruik bedoeld. Het schrift maakt in zijn geheel een brede, platte indruk. Het meest opvallende is een bijzondere vorm van de ‘ronde r’, die driemaal voorkomt, namelijk aan de rectozijde in regel 7 in het woord bruud en in regel 9 in brenghse en aan de versozijde in regel 16 in draghen (zie afbeeldingen 3 en 4). Aan de schacht van de letter zit linksonder een gesloten lus, waardoor de letter relatief veel plaats inneemt. Naar de ductus te oordelen maakte de kopiist deze letter met een lusje. De letter ‘a’ is in twee verdiepingen geschreven, waarbij de bovenste boog op de onderste rust. De letter ‘t’ is bovenaan plat en de ‘w’ is ten opzichte van de | |||||
[pagina 41]
| |||||
andere letters bovengemiddeld hoog. Aan het woordeinde heeft de ‘e’ een lange tong. De letter ‘i’ wordt meestal gemarkeerd door een streepje erboven. De hoofdletter ‘N’ heeft een tamelijk oude vorm. Dit zijn voor Middelnederlandse handschriften aanknopingspunten voor een tamelijk vroege datering. Aan het einde van de regel heeft de kopiist af en toe een haal aan de laatste letter aangebracht.Ga naar voetnoot6 Vermoedelijk dateert het fragment uit het tweede kwart van de veertiende eeuw, uit de periode rond of na de voltooiing van Der leken spiegel.Ga naar voetnoot7 | |||||
Mise-en-pageIk keer nog even terug naar het formaat en de lay-out van het fragment. Hoewel het theoretisch mogelijk is dat het hier om de buitenste kolom gaat van een handschrift met meer kolommen per foliumzijde, is het vanwege de meest voorkomende verhouding hoogte-breedte in Middelnederlandse codices waarschijnlijker dat dit een fragment is van een handschrift met slechts één kolom per foliumzijde. Omdat het hier gaat om een klein boekje met één kolom per foliumzijde, raadpleegde ik het proef-schrift van Hans Kienhorst over eenkolomsboekjes met berijmde Middelnederlandse teksten, waarin ik in deel 11 op pagina 255 met betrekking tot het verschijnsel van eenkolomsboeken waardevolle informatie aantrof.Ga naar voetnoot8 In een tabel wordt een overzicht gegeven van de maten en andere technische gegevens van de door hem onderzochte handschrift(fragment)en. Het hier besproken Haagse fragment van Der leken spiegel telt per foliumzijde 19 regels. Volgens de tabel van Kienhorst zijn er meer codices met een vergelijkbaar regelaantal; zij stammen alle uit de veertiende eeuw. De codices in het onderzoek van Kienhorst hebben naar alle waarschijnlijkheid slechts uit één of enkele katernen bestaan. Dat betekent dat deze codices dus slechts een gedeelte van een langere tekst bevatten, of een kortere tekst die zich voor dit soort uitvoering leende. In het geval van Der leken spiegel is het inderdaad niet waarschijnlijk dat de complete tekst in een eenkolomsboekje met 19 regels per foliumzijde is gekopieerd: de tekst van de proloog en van boek i tot en met iv beslaat ruim 22.000 regels. Met 38 regels aan voor- en achterzijde van een folium zou dat betekenen dat een boekje met de complete tekst van Der leken spiegel 580 folia zou hebben, wat een onhanteerbaar boek had opgeleverd. Het is waarschijnlijker dat de kopiist slechts een deeltje van Der leken spiegel heeft afgeschreven, met name vier of zes capita aan het eind van boek ii (cap. 55-58 of cap. 55-60).Ga naar voetnoot9 Deze capita vormen een organisch geheel: ze behandelen het sterven en de tenhemelopneming van MariaGa naar voetnoot10 en, indien de | |||||
[pagina 42]
| |||||
capita 59 en 60 ook in het boekje opgenomen geweest zijn, de emoties van Maria bij het sterven van haar zoon en het belang dat zij en haar zoon Johannes, de (half) broer van Jezus, voor elkaar, voor Christus en voor God hebben (gehad). Men kan zich voorstellen dat iemand voor zichzelf of ter stichting van de leek of ter opvoeding van de jeugd een boekje in de volkstaal wilde samenstellen over het leven van Maria, de moeder van Jezus. De genoemde capita tellen samen 524 respectievelijk 746 regels, wat betekent dat er met 19 regels per foliumzijde en een kopje van enkele regels per caput in totaal 14 respecievelijk 20 folia of 7 respectievelijk 10 bifolia nodig zijn geweest om deze tekst op te schrijven. Dat het bij het Haagse fragment daadwerkelijk om een excerpt van Der leken spiegel gaat en niet om een oudere tekst (die door Jan van Boendale werd geïncorporeerd),Ga naar voetnoot11 wordt gestaafd door de aanwezigheid van een met rood geschreven hoofdstuktitel op de versozijde van het Haagse fragment. Deze titel komt ook in andere exemplaren van Der leken spiegel voor. De kopiist heeft naar alle waarschijnlijkheid bij het afschrijven een exemplaar van (een deel van) Der leken spiegel als voorbeeld gebruikt. Nadere bestudering van de tabel op pagina 255 van deel 11 van Kienhorsts boek laat zien dat er één fragment bekend is dat ook 19 regels telt en ongeveer dezelfde afmetingen en kenmerken heeft als het door mij onderzochte fragment. Ook hier gaat het om een fragment van Der leken spiegel, dat onder de aanduiding n14 besproken wordt en als signatuur Brussel, kb, hs. iv 895 heeft.Ga naar voetnoot12 Dit fragment bevat een gedeelte uit boek 11, cap. 58, Hoe dapostolen droeghen marien tengraue ende wat wonderen daerghescieden ende hoese cristus haelde metten lichame, met name vs. 88-125.Ga naar voetnoot13 Ook hier gaat het om tweemaal 19 regels. Dit maakt een en ander wel heel interessant: een rekensom leert dat er tussen het Haagse en het Brusselse fragment precies 4 × 19 regels (namelijk boek ii, cap. 58 vs. 12-30; 31 -49; 50-68 en 69-87) ontbreken. Dat is qua regelaantal dus precies de hoeveelheid tekst die op een bifolium past. Kienhorst dateert het Brusselse fragment eveneens in het tweede kwart van de veertiende eeuw.Ga naar voetnoot14 Als we bij Kienhorst afbeelding 25 van het Brusselse fragment bekijken (of hierachter afbeelding 2 en 5), valt onmiddellijk op dat de hand van dit fragment dezelfde is als die van het Haagse fragment (afbeelding 3 en 4): we treffen hetzelfde brede aspect aan, dezelfde ‘ronde r’, met het lusje naar links (draghe en draeght in cap. 58 r. 109 en r. 116), dezelfde platte ‘t’, dezelfde hoge ‘w’. Dit fragment is ongetwijfeld geschreven door dezelfde kopiist als 's-Gravenhage, kb, hs. 72 a 28, nr. 56DGa naar voetnoot15 en beide stukken zijn vermoedelijk afkomstig uit een en dezelfde codex.Ga naar voetnoot16 Het is niet uitgesloten dat beide fragmenten ooit samen een dubbelblad gevormd | |||||
[pagina 43]
| |||||
Afb. 1 Op deze wijze heeft het dubbelblad waarschijnlijk in het katern gezeten.
hebben in een eenkolomsboekje met teksten over Maria, overgenomen uit Der leken spiegel van Boendale. Omdat er 4 × 19 regels ontbreken, kunnen we er in dat geval van uitgaan dat binnen dit dubbelblad nog een dubbelblad heeft gezeten, dat het middelste blad van een katern geweest is. Misschien komt ook dit dubbelblad ooit nog boven water, want als het tweede blad van het katern gebruikt is ter versteviging van een boekband, dan is het waarschijnlijk dat het binnenste blad van datzelfde katern en wellicht zelfs het hele handschrift hetzelfde lot heeft ondergaan.Ga naar voetnoot17 Nu vastgesteld is dat beide fragmenten vanuit de kern van het katern geredeneerd samen het tweede dubbelblad gevormd kunnen hebben,Ga naar voetnoot18 dient zich met grote waarschijnlijkheid de opbouw van het boekje aan, waaruit dit bifolium afkomstig is. Als we ervan uitgaan dat het boekje inderdaad met caput 55 van boek 11 begon - hetgeen op basis van de inhoud voor de hand ligt - dan heeft het boekje waarschijnlijk bestaan uit twee respectievelijk drie katernen, met de volgende opbouw: iii + iv of iii + iv + iii. Het eerste katern heeft dan cap. 55 - cap. 56, r. 103 bevat,Ga naar voetnoot19 het tweede katern cap. 56, r. 104 - cap. 58, r. 202 en een eventueel derde katern cap. 59 - cap. 60, r. 115.Ga naar voetnoot20 Op grond van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het zeer waarschijnlijk is dat we twee helften van een bifolium na eeuwenlange scheiding weer hebben kunnen verenigen. | |||||
[pagina 44]
| |||||
Afb. 2 Op deze pagina en de pagina hiernaast is de buitenzijde van het bifolium te zien, zoals de bladen waarschijnlijk oorspronkelijk aan elkaar hebben gezeten. Hier is de versozijde van Brussel, kb, hs. iv 895 afgebeeld.
| |||||
[pagina 45]
| |||||
Afb. 3 De rectozijde van 's-Gravenhage, kb, 72 a 28, nr. 56d.
| |||||
[pagina 46]
| |||||
Afb. 4 Op deze afbeelding en de afbeelding op de tegenoverliggende pagina is de binnenzijde van het bifolium te zien, zoals de bladen vermoedelijk oorspronkelijk aan elkaar hebben gezeten. Hier de versozijde van 's-Gravenhage, kb, 72 a 28, nr. 56d.
| |||||
[pagina 47]
| |||||
Afb. 5 Hier de rectozijde van Brussel, kb, iv 895. Op het Brusselse fragment zijn aan de linkerzijde sporen van letters van het tegenoverliggende folium zichtbaar. Ter hoogte van r. 12 en 13 zijn aan de linkerzijde twee krullen zichtbaar. Deze zouden afkomstig kunnen zijn van de laatste letters van de versozijde van het Haagse fragment (werden en bare). Binnen in dit dubbelblad heeft dan nog een dubbelblad gezeten, het middelste blad van het katern.
| |||||
[pagina 48]
| |||||
ExcerptDe bestudering van dit fragment heeft nog een ander inzicht opgeleverd. Zoals reeds opgemerkt gaat het hier om een excerpt uit Der leken spiegel. Dit handschrift dateert hoogstwaarschijnlijk uit het tweede kwart van de veertiende eeuw, het tijdvak waarin onder andere ook de codices 's-Gravenhage, kb, hs. 75 e 62 en 's-Gravenhage, kb, hs. 76 d 41 gesitueerd worden. Jan van Boendale voltooide (volgens het slot van boek iv in 's-Gravenhage, kb, hs. ka 23 en Brussel, kb, hs. 15658) Der leken spiegel in 1330. Over het algemeen wordt aangenomen dat Boendale enige tijd na 1350 overleden is, hetgeen wil zeggen dat het handschrift waaruit beide fragmenten afkomstig zijn nog tijdens het leven van Boendale tot stand gekomen moet zijn. Dit vormt een aanwijzing dat er reeds tijdens het leven van Boendale excerpten van Der leken spiegel gemaakt werden. Dit suggereert dat het werk reeds in Boendales tijd een zekere bekendheid en populariteit genoten moet hebben. Wie het excerpt maakte, is niet bekend. De kopiist van het handschrift waaruit de twee fragmenten afkomstig zijn, kan een handschrift met dit excerpt als voorbeeld gebruikt hebben, maar het is ook denkbaar dat de kopiist zelf ervoor gekozen heeft om uit een exemplaar van Der leken spiegel juist dit excerpt in een klein boekje vast te leggen. Gelet op de eenvoudige vormgeving van het handschrift en het niveau van het schrift is die mogelijkheid zelfs waarschijnlijk: een boekje voor en door een liefhebber en/of een gebruiker. De vondst en de bestudering van dit handschriftfragment leveren in dit geval een belangrijke bijdrage aan het onderzoek naar de overlevering van Der leken spiegel van Boendale, omdat het fragment ons meer informatie geeft over receptie en gebruik van Der leken spiegel, zelfs al tijdens het leven van Jan van Boendale.
De tekst van het fragment is hieronder afgedrukt:Ga naar voetnoot21 | |||||
's-Gravenhage, kb, hs. 72 a 28 nr. 56d
| |||||
[pagina 49]
| |||||
10[regelnummer]
[E]nde sal haer spannen crone
[In] sinen ouersten trone
[D]us voeren si te hemele waert
[Da]postolen stoeden al veruaert
[V]an dat si hadden ghesien
15[regelnummer]
[G]ode dancten si van dien
[Dr]ie maechde quamen daer saen
[Di]e den lichame souden dwaen
[So]e grote claerheit quam daer om[trint]
[Da]t si [des lic]hamen en [saghen twint]
verso: Voer dat hi al voldwaghen [was]
Ende oec ghedect sijt seker d[as]
Hier en binnen [...] soe waest d[ach]
Nu hoert wi[e]s men voert da[er plach]
5[regelnummer]
Hoe dapostolen droeghen maGa naar voetnoot22
rien ten graue ende wat won[deren]
daer ghescieden ende hoese [cristus]
haelde metten lichame.
D Oen die maeghde tam[elijc]
10[regelnummer]
Begaedt hadden dat sale[ghe lijc]
Alse thant te doene ter e[rden]
Nament dapostolen met we[rden]
Ende leident thant op die b[are]
Tote[n] petre sprac jan daer [nare]
15[regelnummer]
Peter voer dit lijc seldi
Dese palme draghen wa[nt ghi]
Sijds [bat] werdech dan yem[an]
Die ic hier nu ghesien ca[n]
[Want onse her]e als ghi wel w[et]
| |||||
SummaryIn the Koninklijke Bibliotheek (Royal Library) of The Hague, a hitherto unknown fragment of Der leken spiegel by Jan van Boendale was found and identified. Its signature is 's-Gravenhage, kb, ms. 72 a 28, nr. 56d. It most probably is part of a manuscript containing an excerpt of Book ii, i.e. chapter 57, vs. 72 - chapter 58, vs. ii. The codex must have been a small one: about 111 x 83 mm, written in one column with 19 verses on a page. The fragment is part of the same codex as Brussels, kb, ms. iv 895, which contains Book ii, chapter 58, vs. 88-125. It is very probable that the fragments are conjugal halves of a bifolium in a small codex. This codex may have contained chapters 55-60 of book ii of Der leken spiegel, the story about the end of the life of The Virgin Mary. | |||||
[pagina 50]
| |||||
The fact that the fragment was written during the lifetime of Boendale indicates that Der leken spiegel was already well known and probably rather popular soon after it was written, because excerpts were already made shortly after Boendale finished his book.
Adres van de auteur: Ganzenveld 9 7827 sb Emmen Nederland e.gordeau@wxs.nl | |||||
Bibliografie
|
|