Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |||||||||
Wijze van uitgevenDe editie is gebaseerd op het facsimile dat in 1929 door het Insel-Verlag te Leipzig is uitgegeven.Ga naar voetnoot1 De uitgave is diplomatisch, met dien verstande dat de verzen, die in het handschrift door punten van elkaar gescheiden zijn, onder elkaar zijn geplaatst, de afkortingen opgelost zijn en gecursiveerd, de schrijfwijze van i, j, u en v aan het huidige gebruik is aangepast en de verschillende schrijfwijzen van s en en r niet zijn weergegeven. Wat de bovengeschreven diacritische tekens betreft, hebben we geopteerd voor een aanpassing aan de geplogenheden van een Duitse filologische traditie: u met een ringetje erboven wordt uo, een o met een u erboven wordt ou, een u met een e erboven wordt üe, een o met een e erboven wordt een ligatuur van o en e (oe), de u met een i erboven wordt iu als het een lange, en ü als het een korte palatale u betreft. Klaarblijkelijke fouten zijn gehandhaafd en verbeterd in het apparaat. Om de lezer een beter inzicht te geven in de vorm van de liederen, zijn de onvolledige teksten van de refreinen tussen vierkante haakjes aangevuld. Wat de versindeling van Lied II betreft, volgen we de overtuigende formele interpretatie van N.H.J. van den Boogaard: de eerste vier verzen van elke strofe volgens het handschrift zijn in deze editie te lezen als twee lange verzen met cesuur.Ga naar voetnoot2 Het éénstrofige en refreinloze Lied VIa zou volgens Boerma deel uitmaken van Lied IX, waarmee het formeel overeenstemt;Ga naar voetnoot3 in ieder geval hoort het niet bij het voorafgaande lied, hoewel de kleur van de lombarde suggereert dat het erbij aansluit. We hebben echter verkozen deze strofe op haar huidige plaats te handhaven. De scheiding en de aaneenschrijving van woorden zijn in de transcriptie overgenomen. Bij twijfel hebben we de schrijfwijze gekozen die in het handschrift gebruikelijk is en, als dat geen oplossing gaf, de huidige schrijfwijze. Het hoofdlettergebruik volgt dat van het handschrift, waarbij de initiaal en alle lombarden in vetjes zijn weer- | |||||||||
[pagina 116]
| |||||||||
gegeven. Bovendien worden ze steeds voorafgegaan door een witregel. De refreinen zijn alle gemarkeerd door een inspringing. De liednummering is toegevoegd. De (foutieve) negentiende-eeuwse strofe telling is niet overgenomen.
De afkortingen zijn als volgt opgelost:
Een voorlopige analyse van de taal der liederen verscheen in: Nine Miedema & Rudolf Suntrup (red.), Literatur- Geschichte - Literaturgeschichte. Beiträge zur mediävistischen Literaturwissenschaft. Festschrift für Volker Honemann zum 60. Geburtstag. Frankfurt-am-Main enz. 2003: Jan Goossens, ‘Zur Sprache der Lieder des brabantischen Herzogs Johan I in der Manessischen Handschrift’, p. 237-247. | |||||||||
AantekeningenDe initiaal en alle lombarden bevatten penwerk in de andere kleur: rode lombarden met blauw penwerk en omgekeerd.
Lied I 1 M: blauwe initiaal, 4 regels hoog, met aan beide kanten rode inhammen, bovendien rood penwerk; von brabant in linkermarge 13 N: blauwe lombarde, 2 regels hoog 25 L: blauwe lombarde, 3 regels hoog 33 bevangen: hs. umbevangen, waarbij um is geëxpungeerd
Lied II Over de versindeling van dit lied, zie de wijze van uitgeven 1 E: rode lombarde, 2 regels hoog; Nota in linkermarge 4 vermoedelijk is dit vers, dat het regelmatige strofenschema doorbreekt, niet oorspronkelijk (cf. Boerma 1896, p. 224) 6 Harba en lori zijn aan elkaar vastgeschreven, maar door de kopiist met een dun verticaal streepje van elkaar gescheiden. 9 D: rode lombarde, 2 regels hoog 16 D: rode lombarde, 2 regels hoog
Lied III 1 U: blauwe lombarde, 2 regels hoog; Nota in linkermarge 8 seht: t rechts boven de h; 9 I: blauwe lombarde, 2 regels hoog 13 van Venus zijn slechts de drie laatste letters leesbaar; onmiddellijk daarvoor is er een bruine vlek 17 I: blauwe lombarde, 3 regels hoog 19 minnestrale: | |||||||||
[pagina 117]
| |||||||||
of minne strale; minne is het laatste woord van de regel 22 tussen nu en alrerst: dun scheidingsstreepje, hoewel er wat ruimte tussen is
Lied IV 1 J: rode lombarde, 4 regels hoog; Nota in rechtermarge 9 IU: rode lombarde, 2 regels hoog; in het handschrift gaat het om een U met bovengeschreven diacritische i; de kopiist heeft nog plaats opengelaten voor een derde strofe
Lied V 1 K: blauwe lombarde, 3 regels hoog; Nota in rechtermarge
Lied VI 1 L: rode lombarde, 3 regels hoog; Nota in rechtermarge; dat ic: t ic in donkerder inkt, misschien nagetrokken? Hetzelfde vinden we, minder duidelijk in V, 5 git si en in VI, 4 tan in undertan; zie ook VII, 1 5 I: rode lombarde, 2 regels hoog 17 M: rode lombarde, 2 regels hoog; Mic misschien te lezen als Mie
Lied VIa Over de plaats van dit lied, zie de wijze van uitgeven 1 E: rode lombarde, 2 regels hoog; Eeines: lees Eines (of Reines?); de kopiist was de s vergeten en heeft een lange s boven de regel toegevoegd 3 gemüete of gemuote
Lied VII 1 M: blauwe lombarde, 2 regels hoog; Nota in linkermarge; troube: er staat mogelijk een ‘einstöckige’ a in zwartere inkt in plaats van o. Is er een moderne filoloog aan het werk geweest? Eigenlijk was hier een u met een superscripte e te verwachten 3 de kopiist heeft de afkorting voor ‘responsorium’ toegevoegd, ter aanduiding van het refreinkarakter van vs. 1-3 4 M: blauwe lombarde, 2 regels hoog 14 M: blauwe lombarde, 2 regels hoog 16 wal (o.i.v. mhd. wol?): lees wale 18 leie nauwelijks leesbaar 19 ouge onzeker, superscripte u onleesbaar 24 H: blauwe lombarde, 3 regels hoog 28 manse: lees mase; boven de a is een zwakke nasaalstreep te zien, maar het is wel evident dat hier de Maas bedoeld was, een rivier waar de Zürichse scribent misschien iets te ver van af woonde om ze te kennen 30 lit: niet helemaal ondenkbaar is een lezing ist
Lied VIII 1 W: rode lombarde, 2 regels hoog; Nota in linkermarge 2 de lezing heide is onzeker: het woord tussen twingen en und begint in ieder geval met h, bestaat uit 4 of 5 letters, en eindigt vermoedelijk op de 12 I: rode lombarde, 3 regels hoog 23 G: rode lombarde, 2 regels hoog
Lied IX 1 F: gewone hoofdletter; 4 lib staat wegens ruimtegebrek op het einde van de volgende regel, en is van de aanhef van de strofe gescheiden door een rood paragraafteken 5 S: rode lombarde, 2 regels hoog; het valt op dat deze lombarde dezelfde kleur heeft als die van Lied VIII 6 tussen juncfrowe en vor doorstreept wol ge tan 10 minneklich: hs. minnekliche, waarbij e is geëxpungeerd | |||||||||
[pagina 118]
| |||||||||
Lied IGa naar margenoot+
Minlich unde guot
hübsch und reiner sinne
ist si und wol gemuot
4[regelnummer]
die ich mit triuwen minne
si ist küniginne
in mines herzen grunt
da si bestet ist inne
8[regelnummer]
nu und ouch zaller stunt
Friuntlich bevangen
hat mich ein roter munt
und zwei liehtiu wangen
12[regelnummer]
da bi ein kele runt
Noch wurde ich gesunt
troste mich diu minnekliche
diu mich hat verwunt
16[regelnummer]
ach genade tugende riche
ich muos sicherliche
sterben in kurzer stunt
mir werde genedekliche
20[regelnummer]
danne iuwer güete kunt
Friuntlich bevangen
[hat mich ein roter munt
und zwei liehtiu wangen
24[regelnummer]
da bi ein kele runt]
Liehtiu ougen klar
minneklich ein lieblich kinne
tuont mich sorgen bar
28[regelnummer]
ach genade küniginne
in sender not ich brinne
nach iuch in aller stunt
helft mir das ich gewinne
32[regelnummer]
trost miner selden funt
Friuntlich bevangen
[hat mich ein roter munt
und zwei liehtiu wangen
36[regelnummer]
da bi ein kele runt]
| |||||||||
[pagina 119]
| |||||||||
Afb. 3 Lyriek van hertog Jan. Heidelberg, Universitätsbibliothek, Cod. Pal. Germ. 848, fol. 18v.
| |||||||||
[pagina 120]
| |||||||||
Lied II
Eins meien morgens fruo was ich uf gestan
in ein schoens boungartegin solde ich spiln gan
da vant ich drie juncfrouwen stan
4[regelnummer]
si waren so wolgetan
diu eine sang für diu ander sang na
Harba lori fa
harba harba lori fa
8[regelnummer]
harba lori fa
Do ich ersach das schone krut in den boungartegin
und ich erhorde das süesse gelut von den megden fin
do verblide das herze min
12[regelnummer]
das ich muoste singen na
Harba lori fa
[harba harba lori fa
harba lori fa]
16[regelnummer]
Do gruoste ich die aller schoensten diu dar under stuont
ich lies min arme alumbe gan do zer selben stunt
ich wolde si küssen an irn munt
Si sprach lat stan lat stan lat stan
20[regelnummer]
Harba lori fa
[harba harba lori fa
harba lori fa]
| |||||||||
Lied III
Ungelich stet uns der muot
mir und dien kleinen walt vogellinen
wan si froeiwent sich der bluot
4[regelnummer]
dies us den esten sehent schinen
dar under si wellent ruowen disen küelen meien
und erniuwen ir gesanc und ir geschreien
Iemer dienen sunder lon das jamerlich
8[regelnummer]
wissent ir wer das hat getan seht das bin ich
Ich wil iemer bliben stete
und enwil ir niht entwenken
lont si mir mit missetete
12[regelnummer]
we wes sol ich dan gedenken
nein / frouwe venus las erbarmen dichGa naar margenoot+
| |||||||||
[pagina 121]
| |||||||||
und bitte die lieben das si troeste mich
Iemer dienen [sunder lon das jamerlich
16[regelnummer]
wissent ir wer das hat getan seht das bin ich]
Ich muos iemer tragen quale
naht und tag und zallen stunden
das tuot mir ir minnestrale
20[regelnummer]
diu erfrischet mine wunden
die stent unverbunden dast alzehart
nu alrerst so jage ich uf der wider vart
Iemer [dienen sunder lon das jamerlich
24[regelnummer]
wissent ir wer das hat getan seht das bin ich]
| |||||||||
Lied IV
Juncfrowe edel guoter diren
wol geraket von maniren
als ir gebit so sol ich viren
4[regelnummer]
für noy dar ich bin inne
Das ich sus muos queln
das tuot mir liebe minne
in kans mir geheln
8[regelnummer]
gwerlich ich entsinne
IUwer eigen wil ich wesen
wist für war in kans genesen
es ensi also das ich in desen
12[regelnummer]
trost muge an ir gwinnen
Das ich sus muos queln
[das tuot mir liebe minne
in kans mir geheln
16[regelnummer]
gwerlich ich entsinne]
| |||||||||
[pagina 122]
| |||||||||
8[regelnummer]
in ir prisun getan
diu enwelle mih troesten ich bin dot sunder wan
| |||||||||
Lied VI
Lieb mich hat u minne
so friundelic bevan
dat ic ouch mit sinne
4[regelnummer]
muos wesen undertan
Ic sac noit so roden munt
noch ouch so minlich ougen
als si hat di mic hat gewunt
8[regelnummer]
al in dat herze dougen
dog leve ic in hougen
und hoffe es lon entfan
geft si mir quale dougen
12[regelnummer]
si mag mis bettern san
Lieb mich hat u minne
[so friundelic bevan
dat ic ouch mit sinne
16[regelnummer]
muos wesen undertan]
Mic es wol als ic mac sin
bi minre sconen frouwen
und ic danne ir clarn scin
20[regelnummer]
end er gelat mac scouwen
got verre si van rouwen
si est so wal gedan
dat ic er bet trouwen
24[regelnummer]
muos zallen diensten stan
Lieb mich hat u minne
[so friundelic bevan
dat ic ouch mit sinne
28[regelnummer]
muos wesen undertan]
| |||||||||
Lied VIa
Eeines wibes güete
sint für truren guot
si gent hoh gemüete
4[regelnummer]
das gar sanfte tuot
| |||||||||
[pagina 123]
| |||||||||
swenne si wellent lachen
us blüenden mündelin rot
truren si kunnen verswachen
8[regelnummer]
und vertriben not /
| |||||||||
Lied VII
Mir stet troube von ir zesineGa naar margenoot+
noch danne lide ich bi ir pine
das tuot rehter minne krahtGa naar margenoot+
4[regelnummer]
Menig creatiure ist plide
diu bis her in sorgen was
dast naturlich gegen dem zide
doch helt mich minne in ein pas
8[regelnummer]
si tuot mir das ich verswine
genade kiusche werde fine
umb iuch pense ich tag und naht
Mir stet [troube von ir zesine
12[regelnummer]
noch danne lide ich bi ir pine
das tuot rehter minne kraht]
Maniger helt von minnen tale
den noch niht twanc der minne bant
16[regelnummer]
ich wolde das mans kande wal
so wurde guote minne niht geschant
es ist clerig leie noch begine
si ouge sich ussen liep zesine
20[regelnummer]
des doch ins herze niht enaht
Mir stet [troube von ir zesine
noch danne lide ich bi ir pine
das tuot rehter minne kraht]
24[regelnummer]
Het ich die kur von allen frowen
son wandelt doch niht das herze min
so sere minne ich eine mit trowen
das ich ir undertan muos sin
28[regelnummer]
entzwischen manse und dem rine
ist kein schoner danne diu mine
si lit vast in miner gedaht
Mir stet [troube von ir zesine
32[regelnummer]
noch danne lide ich bi ir pine
das tuot rehter minne kraht]
| |||||||||
[pagina 124]
| |||||||||
Lyriek van hertog Jan (vervolg). Heidelberg, Universitätsbibliothek, Cod. Pal. Germ. 848, f. 19r.
| |||||||||
[pagina 125]
| |||||||||
Lied VIII
Winter wil uns jarlanc me
twingen heide und ouch den walt
und dar zuo den grüenen kle
4[regelnummer]
machet er gar ungestalt
voglin twinget sin gewalt
das klage ich und da bi me
das diu schone ist mir geve
8[regelnummer]
die ich von herzen minne
Genade ein venus künigin
din eigen diener wil ich sin
hilf das ich trost gewinne
12[regelnummer]
Ir mündel rot ir wengel schin
und ir lip gar wol gestalt
das ich dem muos fremde sin
des wirt ich in sorgen alt
16[regelnummer]
si begat an mir gewalt
und sündet sere sich
das si sus verderbet mich
an herzen und an sinne
20[regelnummer]
Genade [ein venus künigin
din eigen diener wil ich sin
hilf das ich trost gewinne]
Genade minnekliches wip
24[regelnummer]
noch lant mich iuwer hulde han
gedenkent das min sender lip
dienstes iuch ist undertan
des sult ir mich geniessen lan
28[regelnummer]
also das ir troestet mich
genade frowe minneklich
mins herzen küniginne
Genade [ein venus künigin
32[regelnummer]
din eigen diener wil ich sin
hilf das ich trost gewinne] /
| |||||||||
[pagina 126]
| |||||||||
Lied IXFrowe durh got genadeGa naar margenoot+
vil reine selig wib
troestet ir mich ze spade
4[regelnummer]
das nimet mir den lib
Sol ich sus gebunden
juncfrowe vor iu stan
heilet mine wunden
8[regelnummer]
was hab ich getan
bin ich sus verteilet
juncfrowe minneklich
Belibe ich ungeheilet
12[regelnummer]
das verderbet mich
Frowe durh [got genade
vil reine selig wib
troestet ir mich ze spade
16[regelnummer]
das nimet mir den lib]
|
|