Queeste. Tijdschrift over middeleeuwse letterkunde in de Nederlanden. Jaargang 2001
(2001)– [tijdschrift] Queeste– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Mag Melibeus wraak nemen?
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
ken voorkomen en of deze teksten de centrale lering van dit werk onderschrijven of niet.Ga naar voetnoot6 Binnen het bestek van dit artikel kan dit slechts door een beperkt aantal fragmenten te citeren die representatief zijn voor het genre. Maar voordat we ingaan op de vraag of Melibeus wraak mag nemen, schetsen we eerst de context en bespreken we kort de rechtshistorische achtergronden van het thema. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
1 Wraak, verzoening en straf vanuit rechtshistorisch perspectiefMag een slachtoffer zelf wraak nemen, of moet hij een beroep doen op een rechter om de dader te straffen? Deze vraag speelde een belangrijke rol in de evolutie van het recht in de Middeleeuwen. Uitgangspunt is het Germaanse principe van de Selbsthilfe, waarbij bepaald werd dat ieder individu zelf de geleden schade moet vergelden.Ga naar voetnoot7 Een misdrijf is dan een privézaak en geen zaak voor de overheid.Ga naar voetnoot8 Elke edelman die wapens bezit, is gemachtigd wraak te nemen. Dit kan gebeuren als reactie op geweld, maar ook om de eigen eer of die van de familie te redden. De enige manier om deze wraak te voorkomen, is het sluiten van een overeenkomst of een zoen, met de tegenstander.Ga naar voetnoot9 Daarnaast kan men ook een klacht indienen bij een rechter, maar deze magistraat treedt nooit op eigen initiatief op om een misdrijf te vergelden: hij kan slechts handelen na een klacht van het slachtoffer of diens familie.Ga naar voetnoot10 Deze situatie liep uit de hand omdat de ene wraakneming de andere wraak opriep en zo resulteerde in jarenlange vetes, zowel aan de adellijke hoven als in de stad.Ga naar voetnoot11 Bovendien stond de straf voor het misdrijf vaak niet in verhouding tot het gepleegde delict. Vanaf de vroege Middeleeuwen heeft men verschillende maatregelen genomen om de wraak in te perken en de vrede te realiseren. Zo vaardigden Karolingische vorsten algemene verboden uit tegen het nemen van wraak. Daarnaast zorgden de Gods- en landsvredes voor een beperking van het geweld tot bepaalde plaatsen en momenten.Ga naar voetnoot12 Ook in de steden werd geprobeerd de vete in te dammen. Zo verboden de stadsbesturen wapendracht binnen de stadsmuren of bepaalde de overheid dat maar een beperkt aantal verwanten wraak mochten nemen. Daarnaast installeerde men colleges van verzoeners die moesten onderhandelen tussen de twee partijen.Ga naar voetnoot13 Deze onderhandelingen moesten resulteren in een zoen, een plechtig ritueel waarin het slachtoffer de daders officieel vergaf. Hierbij onderwierpen de daders zich, zij bekenden hun schuld en smeekten om genade.Ga naar voetnoot14 Maar het recht om wraak te nemen bleef be- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
waard en bleek moeilijk in te dijken: het bleef dé reactie bij uitstek op geweld.Ga naar voetnoot15 Vanaf de 12de eeuw wordt een misdrijf niet langer als een privézaak beschouwd, maar wordt het een zaak voor de overheid en het algemeen belang. De straf voor een delict kan in dat perspectief dan ook enkel door een rechter worden bepaald. Er komen derhalve ambtenaren die ex officio deze overtredingen gaan vervolgen: zij zijn dus niet langer afhankelijk van de klacht van een individu.Ga naar voetnoot16 Toch gaat de praktijk van de vete in deze periode gewoon door, zodat de twee systemen naast elkaar blijven bestaan. Pas vanaf de 14de eeuw blijken machthebbers in staat het monopolie van het geweld echt naar zich toe te halen en zodoende de wraak aan banden te leggen. De overheid moet zich immers kunnen distantiëren van persoonlijke banden en genoeg legitimiteit bezitten om de vete af te schaffen. Enkel een sterke macht, met voldoende kracht om sancties af te dwingen, is hiertoe in staat gebleken.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Meliboeus. Het boec van troeste ende van radeAlbertanus van Brescia schreef in 1246 zijn Liber consolationis et consilii. In deze tekst worstelt het hoofdpersonnage Melibeus met de vraag of hij wraak moet nemen op zijn vijanden of zich met hen moet verzoenen. Het werk van Albertanus kende een grote verspreiding in middeleeuws Europa en werd in verschillende volkstalen omgezet.Ga naar voetnoot18 In het Middelnederlands kwamen twee vertalingen tot stand. Een eerste, berijmde, vertaling werd rond 1342 in Antwerpen opgesteld onder de titel: Meliboeus. Het boec van troeste ende van rade. Dirc Potter zorgde voor een tweede Middelnederlandse versie van de tekst, zijn Mellibeus kwam na 1415 tot stand. Deze prozatekst is echter geen rechtstreekse vertaling uit het Latijn, maar gebaseerd op de Franse bewerking van Renaut de Louhans.Ga naar voetnoot19 Deze versie is korter en legt duidelijk andere accenten dan het Latijnse origineel en dan de Meliboeus.Ga naar voetnoot20 In dit artikel nemen we de Antwerpse tekst als uitgangspunt. Het motief van wraak en verzoening dat in dit werk zo duidelijk naar voren komt, zullen we vervolgens vergelijken met andere Middelnederlandse moraliserend-didactische teksten uit de 14de en de 15de eeuw.Ga naar voetnoot21 Op die manier gaan we na of de lering die in de Meliboeus wordt verwoord typerend is voor dat ene werk, of dat bepaalde thema's topoi zijn die ook in andere teksten terugkomen. In het ‘boek van troost en raad’ vertelt Albertanus van Brescia het verhaal van Melibeus, een rijke jonge man wiens dochter het slachtoffer wordt van een ernstig misdrijf: als hij na een dagje rijden thuiskomt, treft hij haar zwaar gewond aan. Drie van Melibeus' vijanden hebben haar zodanig toegetakeld dat het niet duidelijk is of zij het | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
wel zal overleven. Melibeus is woedend en wil maar één ding: wraak! Maar dan neemt zijn echtgenote Prudentia het woord. Zij overtuigt haar echtgenoot zijn woede te temperen en zijn vijanden te vergeven.Ga naar voetnoot22 Zij wijst hem ook op de allegorische betekenis van de ellende die hem overkomen is: zijn vijanden, dat zijn de duivel, de wereld en het vlees. Zij klommen met een ladder zijn huis, namelijk zijn lichaam, binnen en verwondden daar zijn dochter die de ziel van Melibeus personifieert.Ga naar voetnoot23 Ook Prudentia zelf is een allegorisch personage: zij staat namelijk symbool voor de rede en de wijsheid die elke mens moet inschakelen om zijn woede te onderdrukken. De lange dialoog tussen beide echtelieden is dus eigenlijk ook de innerlijke dialoog die elk slachtoffer van een misdrijf moet voeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Melibeus' legitimering van de wraakNadat Melibeus zijn dochter zwaar gewond heeft aangetroffen, is hij buiten zinnen van woede. Hij scheurt zijn kleding, roept en weent. Hij voelt zich verplicht de daders zelf te straffen voor hun misdaad. Volgens Melibeus heeft de wraak immers positieve gevolgen en hij verdedigt het nemen van wraak dan ook met verschillende argumenten. In de eerste plaats meent hij dat de beste houding erin bestaat kwaad met kwaad te vergelden. Min en min is plus, en zo zal ook de wraak goede resultaten kunnen opleveren. Door het nemen van wraak worden de misdadigers immers gestraft voor hun delict.Ga naar voetnoot24 En dit heeft twee goede gevolgen. Ten eerste worden gevaarlijke criminelen gedood, waardoor de goede mensen in rust en vrede kunnen leven. Daarnaast zullen misdadigers in spe afgeschrikt worden als ze zien hoe zwaar anderen worden bestraft: Daer bi doet hi grote weldaet
Die ter rechter wraken vaet;
Want hem dander quadien [=misdadigers]
Daer bi te bat castien
Ende donnosele om die sake
Sitten te bat met ghemakeGa naar voetnoot25
Wraaknemen heeft dus een voorbeeldfunctie. Als men de misdadigers immers niet hard aanpakt, zal er alleen maar meer misdaad ontstaan, waar het volk onder zal lijden. Dit eerste argument van Melibeus zouden we nog een rationeel argument kunnen noemen. Hij lijkt hiermee immers te suggereren dat hij door wraak te nemen de medemens een dienst bewijst. Maar ook heel persoonlijke argumenten spelen een rol. Melibeus is uiteraard zeer bezorgd om zijn dochter, maar is daarnaast ook bekommerd om zijn eer en goede | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
naam. Hij wil niet alleen de daders straffen, maar vooral zijn eigen eer en die van zijn familie herstellen door wraak te nemen. Als hij de afhandeling van de zaak aan een rechter over zou laten, dan zouden de misdadigers misschien wel worden bestraft, maar zou de eer van Melibeus' familie nog niet zijn hersteld: Al dade hem die rechter blame
Of have of goet van hem name
Sine soudens niet achten sere
Ende ic souds hebben onnere
Dat ic den rechtere bidden soude
Dat hi mi hier af wreken woudeGa naar voetnoot26
De eer kan enkel gered worden door zelf de wapens op te nemen, vindt Melibeus en hij wordt daarin gesteund door jonge vleiers. Zij vertellen hem bovendien dat hij zal worden uitgelachen als hij niet zelf optreedt.Ga naar voetnoot27 Melibeus blijkt erg gevoelig voor dit argument, hij vreest immers dat een man die de straf aan een rechter overlaat eigenlijk een slappeling is.Ga naar voetnoot28 Melibeus neemt het misdrijf dus heel persoonlijk op. Als pater familias moet hij de eer van zichzelf en zijn gezin herstellen. Zijn woede is bovendien zo groot dat hij onmiddellijk wil reageren. Prudentia spoort hem aan wat afstand te nemen van het gebeuren, zijn kwaadheid te beheersen en goede raad in te winnen. Bovendien moet hij die raad op een wijze, rustige manier beoordelen en zodoende tot een rationeel en gefundeerd oordeel komen. Komt dit gebruik van de rede en de beheersing van de emoties ook terug in andere moraliserend-didactische teksten uit de late Middeleeuwen? Het rustige en beredeneerde oordeel van een wijze is inderdaad een topos dat in verschillende didactische werken wordt becommentarieerd. Veel van dergelijke teksten zijn beïnvloed door de Stoa, en pleiten voor een afstandelijke en vooral redelijke houding ten opzichte van het gebeuren.Ga naar voetnoot29 Wraak nemen is het tegendeel van deze voorgeschreven apathie en wordt niet aangeraden. De instinctieve reactie moet volgens deze teksten dus plaatsmaken voor de filosofische beschouwing.Ga naar voetnoot30 In Dat kaetspel ghemoraliseert komen enkele exempla voor die deze deugd illustreren. Deze Middelnederlandse tekst werd geschreven in Brugge rond 1431 en beschrijft het optreden van een rechter aan de hand van de regels van het kaatsspel, de voorloper van het huidige tennis. Eén hoofdstuk handelt over het bedwingen van de woede, en hier vertelt de auteur hoe Plato zijn kwaadheid onderdrukte. Deze wijsgeer was op een bepaald moment zo boos op zijn dienaar dat hij besloot deze met zweepslagen te bestraffen. Maar toen hij zijn hand optilde om hem te slaan, besefte hij plotseling dat hij wel erg verhit was. Daarom sloeg hij niet, maar bleef hij stilstaan met zijn hand in de lucht. Een vriend trof hem zo aan | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
en vroeg Plato naar de reden van deze verstilde houding, waarop de filosoof antwoordde: ic hadde ghemeent minen knape te slane ende doe ic bevoelde my zelven gram ende daer by blivic mine handen uphoudende tote dat mine gramscepe leden es want een gram man ne behoort gheene punicie te doene want in gramscepe men doet meer dan redene. Ende de gramme mensche ne weet ten nausten niet wat hy doetGa naar voetnoot31 Als men uit woede een ander straft, is men vaak te hard. Een ander mooi voorbeeld dat de auteur van Dat kaetspel citeert, zijn de lotgevallen van Socrates. Op een dag had hij weer eens grote ruzie met zijn echtgenote. Ze sprak hem zeer grof toe en schold hem de huid vol. Maar dit vond ze nog niet genoeg en om haar woorden kracht bij te zetten gooide ze hem een plas vuil water in het gezicht. Hierop zei Socrates: Het is natuerlic ende ic hebt dickent ghesien ghescien dat na groote hitte winden ende donder water pleecht te vallene. Ende aldus eist hier ghevarenGa naar voetnoot32 Hij reageerde dus niet op de wandaad van zijn echtgenote, maar berustte in de zaak. Volgens de auteur van Dat kaetspel toont dit exempel dan ook duidelijk aan dat een goede rechter zijn woede onder controle moet houden. Wraak nemen is een voorbeeld van onbeheerste woede en wordt dus niet aanbevolen in de moraliserend-didactische literatuur. Als wraakneming dan wel ter sprake komt, gebeurt dat vaak in satirische teksten, waarin de omgekeerde wereld wordt beschreven. Een erg mooi en weinig gekend voorbeeld daarvan is het Doctrinale des Tijts. Deze Middelnederlandse tekst werd op het einde van de 15de eeuw in Haarlem gedrukt, en is een vertaling van het Doctrinal du temps present van Pierre Michault uit 1466.Ga naar voetnoot33 In de tekst doet de auteur verslag van zijn bezoek aan de school der valsheid, waar vleiers en nietsnutten worden opgeleid. De leerlingen krijgen er les van leermeesters met veelzeggende namen als Vermetelheid, Begeerte en Verwaandheid. In de lessen van de vaine glorie wordt de leerlingen aangeraden vooral wraak te nemen als hen onrecht wordt aangedaan: Ic kenne mi selven; dat mi yemant onghelijc dede, ic wilt ter stont wreken ende mit dagghen steken of slaen. Min sinnen sijn so. Al soude ic ter stond gehanghen wesen, mijn leet dat moet ghewroken sijnGa naar voetnoot34 Volgens de leraar moeten breynlose leerlingen zich zo gedragen.Ga naar voetnoot35 De boodschap is met andere woorden duidelijk: iemand die wraak neemt is niet redelijk. Hij laat zich leiden door zijn woede en eerzucht. Een dergelijk optreden is verwerpelijk. Zowel Dat kaetspel als het Doctrinale des Tijts verwerpen de wraak, net zoals Prudentia dat in de Meliboeus doet: ongebreidelde woede is tegengesteld aan het beredeneerde oordeel en kan dan ook nooit een rechtvaardige straf opleveren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Prudentia's pleidooi voor verzoeningPrudentia is het niet eens met Melibeus' verdediging van de wraak. Zij doet dan ook erg haar best hem ervan te overtuigen dat hij zijn woede moet temperen en zijn vijanden moet vergeven. Als zij Melibeus radeloos en woedend bij zijn dochter aantreft, stelt zij hem voor raad in te winnen bij zijn familie en vrienden.Ga naar voetnoot36 Melibeus doet dat inderdaad, maar laat zich hierbij opjutten door jongelingen die hem aanmoedigen het ijzer te smeden als het heet is.Ga naar voetnoot37 In de lange dialoog tussen Prudentia en Melibeus die hier op volgt, gebruikt Prudentia twee argumenten om Melibeus te overtuigen. In de eerste plaats spoort ze hem aan de zaak door een rechter te laten beoordelen. Melibeus moet de straf aan een onpersoonlijke instantie overlaten, in plaats van zelf naar de wapens te grijpen. Daarnaast streeft ze ook een morele verandering bij Melibeus zelf na. Hij moet zijn vijanden welwillend vergeven en hun misdrijf kwijtschelden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Het onderscheid tussen een rechter en een slachtoffer in de beheersing van een conflictEen belangrijk argument van Melibeus voor het zelf wreken is zijn wantrouwen ten opzichte van het gerecht; hij vreest dat een misdaad niet bestraft wordt als hij niet zelf ingrijpt. Wraak zorgt ervoor dat de bevolking bevrijd wordt van criminelen, hetgeen iedereen ten goede komt.Ga naar voetnoot38 Prudentia ontkent dit positieve gevolg van de wraak niet, maar wijst Melibeus erop dat hij niet de bevoegdheid heeft zelf op te treden. Misdaden wreken is immers voorbehouden aan de rechter, deze magistraat is verplicht de misdadigers te straffen volgens de gerechtigheid. De rol van een rechter is dan ook tweevoudig, een taak die gesymboliseerd wordt door zijn zwaard. Met dit zwaard moet hij in de eerste plaats de kwaden bestraffen. Maar tegelijkertijd beschermt de rechter daarmee de zwakkeren. Hij zorgt met andere woorden voor het behoud van de goede orde en de vrede.Ga naar voetnoot39 Prudentia besluit: Want die wraken groet ende clene
Horen toe den rechtre allene
Noch u niet noch andren man
Dien tgherechte niet gaet an.
Daer bi here biddic u
Dat ghi ten rechtre gaet nu
Ende laat hem pleghen ter wraken
Na die groetheyt vander sakenGa naar voetnoot40
Enkel een bevoegd persoon kan een juist oordeel vellen en een rechtvaardige straf opleggen. Noch Melibeus, noch een ander mag in plaats van de rechter oordelen. Enkel | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
een onpersoonlijke instantie die niet persoonlijk bij het gebeuren is betrokken, mag de strafmaat bepalen. Prudentia sluit zich met andere woorden aan bij de ‘nieuwe’ twaalfde-eeuwse opvattingen aangaande misdaad en straf. Prudentia wil in dit betoog duidelijk maken dat er een groot verschil bestaat tussen de wraak die een individu neemt en de beheersing van het conflict door een professionele rechter. Zij suggereert dat de rechter een veel beter oordeel kan vellen dan Melibeus, omdat hij niet bij de zaak betrokken is. Albertanus van Brescia, de auteur van het Liber consolationis, was erg begaan met deze problematiek. In een ander moraliserend-didactisch werk, namelijk de De amore et dilectione Dei (1238) beargumenteert hij dit onderscheid veel uitvoeriger. We zullen nu eerst de Latijnse tekst samenvatten en deze vervolgens vergelijken met de Middelnederlandse vertaling ervan, namelijk de Dietsche doctrinale. Het vellen van een oordeel is volgens Albertanus niet het alleenrecht van God op het einde der tijden. Hoewel bepaalde ketters daar misschien anders over denken, meent de auteur dat mensen elkaar wel mogen straffen voor bepaalde delicten. Het verbod tegen het oordelen uit de Bijbel, namelijk het gebod nolite judicari betreft volgens Albertanus enkel de religieuzen, de wereldlijken daarentegen mogen wel vonnissen over de medemens uitspreken.Ga naar voetnoot41 Maar de voorwaarde is dat dit door een rechter gebeurt die een officieel ambt bekleedt, hetgeen Albertanus aanduidt met de term jurisdictio. Deze jurisdictio is van God afkomstig en daarom moeten de mensen een rechter respecteren. Het verschil tussen een rechter en een individu wordt gemarkeerd door zeven kwaliteiten die bij elk oordeel aanwezig moeten zijn. Ten eerste de scientia, hier algemeen gekarakteriseerd als wijsheid en kennis. Vervolgens speelt de al eerder genoemde jurisdictio een belangrijke rol. Ten derde noemt Albertanus de ratiocinatio, want het oordeel moet door de rede geïnspireerd worden. De deliberatio wijst daarnaast op de rust die een rechter moet hebben als hij een zaak oordeelt. Haast en woede zijn immers tegengesteld aan een goed vonnis. Uiteraard moet ook de justitia een rechter inspireren, net zoals de vrees voor God en diens Laatste Oordeel moet meespelen. Het zevende begrip dat Albertanus in deze context vermeldt is de necessitas. Een rechter moet oordelen uit noodzaak, niet uit vrije wil. Hij mag niet oordelen omdat hij daar zelf zin in heeft, maar omdat de noodsituatie zich aan hem voordoet.Ga naar voetnoot42 Het initiatief voor het oordeel ligt dus niet bij de rechter zelf, maar in de buitenwereld. In deze zin interpreteert Albertanus het gebod nolite judicare. Dit gebod zegt dus niet dat men niet mag oordelen, maar dat men niet uit eigen wil een oordeel mag vellen. De houding van het hart mag geen enkele rol spelen: men moet het niet willen, maar er als het ware toe gedwongen worden. Deze zeven eigenschappen markeren het verschil tussen een individu en een rechter. Een professionele rechter kan immers afstand nemen van het delict. Hij is zelf niet betrokken bij een rechtszaak, maar oordeelt ambtshalve, omdat de noodzaak zich voordoet. Albertanus gebruikt hiervoor de begrippen jurisdictio en necessitas. De andere vijf deugden werken die afstand in de hand: de rechter mag niet te snel of uit | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
woede oordelen en moet de zaak rationeel bekijken: maar liefst drie deugden alluderen op het rationele proces dat een rechter moet doormaken, namelijk de scientia, de ratiocinatio en de deliberatio. Albertanus pleit in deze passage voor een specifieke beroepsethiek voor rechters. Hun handelswijze moet moreel hoogstaand zijn opdat zij de ware gerechtigheid kunnen realiseren.Ga naar voetnoot43 Volgens Powell ziet hij de rechter als een soort seculiere priester die een grote morele verantwoordelijkheid draagt.Ga naar voetnoot44 Rond 1345 kwam binnen de Antwerpse school een Middelnederlandse vertaling van de De amore tot stand onder de titel Die Dietsche doctrinale. Deze tekst kende een grote verspreiding en is een bewerking van het Latijnse origineel.Ga naar voetnoot45 De auteur legt eigen accenten, hetgeen duidelijk tot uiting komt in de vertaling van het hoofdstuk over de rechter. In de Dietsche doctrinale wordt dit hoofdstuk namelijk opgesplitst in verschillende korte paragrafen, waarbij een groot deel van de theoretische discussie over het gebod nolite judicari weggelaten wordt.Ga naar voetnoot46 Uiteraard wordt het onderscheid tussen een rechter en een privé-persoon wel van commentaar voorzien, maar dit gebeurt op een iets andere manier dan Albertanus deed. In de eerste plaats benadrukt de auteur veel sterker dan de originele Latijnse tekst dat het ambt van een rechter een grote verantwoordelijkheid met zich meebrengt: als de rechter geen rechtvaardig vonnis velt, zal hij bij het Laatste Oordeel in de kokende hel verdwijnen.Ga naar voetnoot47 Vervolgens somt hij de kwaliteiten van een goede rechter op. Hoewel de auteur vermeldt dat de originele tekst zeven deugden noemt, becommentarieert hij er zelf maar vier, namelijk wijsheit, gherechtecheit, verbeidenlechede en gods vrese. Het commentaar op de verbeidenlechede is bijzonder interessant omdat de Middelnederlandse auteur hier zijn voorbeeld terzijde schuift en een eigen visie geeft op het verschil tussen een professionele ambtenaar en een individu. Hij vertelt dat men in sommige steden rechtspreekt volgens geschreven wetten, elders baseert men zijn vonnis op oude gewoontes. Maar er zijn ook steden waar het oordeel uit het hoofd wordt gevormd, zonder dat het op een rechtsregel is gebaseerd. De auteur vervolgt: Dat een anxtelec dinc es
Dat hem liede onderwinden
Loye ende rechte te vinden
Die in die scrifture sijn blint
Ende van rechte en weten twintGa naar voetnoot48
Degenen die de wetten en de decretalen goed kennen, aarzelen al vaak. Hoe zou een leec man dan een goed oordeel kunnen vellen?Ga naar voetnoot49 Het onderscheid tussen een rechter en een individu wordt door de vertaler dus nog verder doorgevoerd: iemand die de wetten niet kent, mag geen oordeel vellen, maar moet dat overlaten aan een echt pro- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
fessionele kracht.Ga naar voetnoot50 Deze zal met geduld en zonder haast oordelen. De necessitas van het oordeel die door Albertanus zo werd benadrukt, wordt in de Dietsche Doctrinale slechts kort aangestipt op het einde van het betoog: Ghi selt u oec daer toe keren
Dat ghi gheen vonnesse en selt gheuen
Ghi en siter soe toe ghedreuen
Dat ghijt schuldech to doene sijtGa naar voetnoot51
De auteur van de Dietsche Doctrinale volgt het betoog van Albertanus, maar voegt duidelijk eigen accenten toe om het verschil tussen een rechter en een privé-persoon in de verf te zetten. Ook in andere didactische werken, die geen rechtstreekse bewerking zijn van Albertanus, komt dit onderscheid ter sprake.Ga naar voetnoot52 Deze teksten pleiten voor de absolute onpartijdigheid van een rechter. In de eerste plaats mag hij natuurlijk niet persoonlijk bij de zaak betrokken zijn. Hij moet zijn emoties kunnen beheersen. Veel teksten weiden dan ook uit over de negatieve gevolgen van woede, liefde, haat en afgunst op de rechter bij het vellen van een vonnis. Zij benadrukken het gebruik van de rede die de zaak kan abstraheren en zorgt voor een beter oordeel. Een heel interessante Middelnederlandse tekst die een uitspraak doet over deze problematiek is het Boec vander wraken dat rond 1351 binnen de Antwerpse school tot stand kwam en wellicht door Jan van Boendale geschreven werd.Ga naar voetnoot53 Het is een apocalyptische tekst waarin de auteur het einde van de wereld aankondigt. Recente geschiedenis en eigentijdse gebeurtenissen illustreren de wraak die God neemt op aarde. Daarnaast besteedt de auteur ook aandacht aan menselijke conflicten.Ga naar voetnoot54 Op die manier komt de wraak door de rechter eveneens ter sprake. Diens straffen zijn duidelijk beter dan de wraak door een slachtoffer of diens familie. De auteur wijst immers op het grote nadeel van de wraak: een individu straft altijd te streng en te hard: Maer die mensche, dat verstaet,
Wreect dicke met haesten groet
Des hi en heeft ghene noet
Ende oec met groten onbeschede;
Want om een woert datmen sede
Oft om enen plat ghegheven
So neemt men enen mensche dleven
Of slaet hem af hant of beenGa naar voetnoot55
Dit is natuurlijk buiten alle proporties. Een professionele rechter daarentegen zal oordelen volgens evenredigheid: zijn straf staat in verhouding tot het begane delict. Of, | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zoals de auteur het uitdrukt: Oghen om oghen / tant om tant.Ga naar voetnoot56 Een rechter oordeelt de zaak eerlijk, volgens de grootte van het misdrijf. Deze passage verwijst naar een belangrijk gegeven uit de rechtsgeschiedenis, namelijk de talio, een principe dat een evenwicht tussen misdaad en straf voorschrijft, loon naar werken dus. Deze talio werd juist gepropageerd om de dader te beschermen tegen extreme vormen van vergelding.Ga naar voetnoot57 De rechter is in staat een redelijke straf toe te kennen die onpartijdig is en in verhouding staat tot het begane delict. Dat zo'n onpartijdige instantie onontbeerlijk is in de maatschappij, toont Jan van Boendale aan in zijn bekende Leken spieghel. Zonder rechters of heren, beroven de mensen elkaar, moorden, plunderen en verscheuren de ander als wilde beesten: woest en zonder maat. Alleen een rechter kan conflicten beheersen en zo een einde maken aan een spiraal van geweld. Hij staat immers boven de partijen als objectieve dienaar van de Gerechtigheid. Arm en rijk, machtig of niet: de rechter zal hen allen oordelen zonder iemand voor te trekken.Ga naar voetnoot58 Het onderscheid tussen een professionele rechter en een individu wordt dus in de eerste plaats gekenmerkt door zijn onafhankelijke positie. Albertanus van Brescia markeerde dit verschil door zeven kwaliteiten op te sommen die de rechter volgens hem moest bezitten. In Dat scaecspel wordt het verschil tussen een rechter en een gewone man op een andere manier verwoord. Deze tekst is een Middelnederlandse bewerking van het Ludus Scaccorum dat rond 1266 door Jacobus de Cessolis werd geschreven. Vóór 1403 werd de tekst vertaald in Holland of in Vlaanderen. De Middelnederlandse auteur voegt heel wat eigen elementen toe en blijkt vooral beïnvloed te zijn door de leer van Aristoteles.Ga naar voetnoot59 Maar aan de typerende opbouw van de tekst heeft hij niet geraakt: ook in de Middelnederlandse tekst wordt de orde in de maatschappij gesymboliseerd door de schaakstukken op een schaakbord. Elk schaakstuk wordt hierbij van commentaar voorzien. Nadat de koning en de koningin zijn besproken, komen de raadsheren aan bod. In de Middelnederlandse tekst vervullen zij duidelijk de functie van rechter. Hun onpartijdige positie wordt gesymboliseerd door hun attributen. De raadsheer houdt een opengeslagen boek op zijn schoot: hij zal immers oordelen volgens de wet en zijn verdict baseren op de rede. Ook zijn ouderdom wijst erop dat hij een wijze man moet zijn, met veel ervaring. Zijn baard toont aan dat hij machtige heren niet vreest en zijn oordeel niet door angst zal laten beïnvloeden. Zijn hoge hoed staat tenslotte voor de macht en het ambt dat hij verkregen heeft. Vooral dit laatste element garandeert volgens de Middelnederlandse auteur zijn onafhankelijkheid.Ga naar voetnoot60 Ook Albertanus hechtte veel belang aan de jurisdictio als garantie voor het onpartijdige oordeel van een rechter. Het Scaecspel vormde een inspiratiebron voor een bijzonder interessant juridisch traktaat, namelijk het Rechtsboek van Den Briel. Jan Matthijssen, schepenklerk van het stadje Brielle, stelde deze tekst vóór 1417 op, naar eigen zeggen op verzoek van zijn over- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
sten.Ga naar voetnoot61 Het is in de eerste plaats een optekening van het plaatselijke gewoonterecht, maar Jan Matthijssen voegt hier zeer uitgebreid zijn eigen beschouwingen aan toe. Zo somt hij voor elke stedelijke ambtenaar de kwaliteiten op die deze moet bezitten, en illustreert hij die deugden regelmatig met een treffend exempel. Op die manier sluit zijn tekst aan bij de (echte) moraliserend-didactische literatuur. De opdracht van een schepen wordt geëvoceerd aan de hand van diens eed. Bij zijn aanstelling belooft hij alle twisten in de stad op te lossen en zijn oordeel daarbij niet te laten beïnvloeden door haat, liefde, geschenken of beloftes. Jan Matthijssen benadrukt zeer sterk dat zo'n schepen een professionele kracht is. Zo verklaart hij dat een schepen moet kunnen lezen en schrijven en het recht van de stad door en door moet kennen. Daarnaast hecht de auteur veel waarde aan de opleiding van een jongere tot professionele rechter: hij moet namelijk leren op een rustige en redelijke manier te oordelen. Jongeren zijn immers snel verhit, wat roekeloos en veel te gehaast: slechts na een goede opleiding door de oudere schepenen kunnen zij goede stadsbestuurders worden.Ga naar voetnoot62 Een schepen, die het vonnis in de stad velt, onderscheidt zich dus van de gewone burger door zijn kennis en zijn onpartijdige aanpak: voordat hij een vonnis velt moet hij de zaak goed bestuderen, alle omstandigheden in overweging nemen en vooral lang nadenken. Vrees voor God en diens Laatste Oordeel zijn hierbij eveneens erg belangrijk.Ga naar voetnoot63 De moraliserend-didactische literatuur heeft het onderscheid tussen een rechter en een individu van commentaar voorzien, net als Prudentia dat in de Meliboeus deed. De auteurs van dergelijke teksten streefden daarbij een tweevoudig doel na. Zij willen enerzijds het slachtoffer ervan overtuigen af te zien van eigenmachtige wraak en het oordeel aan de professionele rechter over te laten. Anderzijds moet de rechter worden aangespoord de onpartijdigheid ook echt waar te maken en verheven te zijn boven de algemeen menselijke emoties. Hij moet een eerlijk en gebalanceerd oordeel vellen, wars van elke partijdigheid. Alleen op die manier kan de vrede worden hersteld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Melibeus moet verdraagzaam zijn en zijn vijanden vergevenPrudentia wil Melibeus aansporen geen wraak te nemen, maar het conflict op een andere manier op te lossen. Zij wijst hiervoor op de rol van de rechter als conflictbeheerser. Daarnaast moet Melibeus zelf zijn innerlijke houding veranderen. In plaats van zijn woede op zijn vijanden af te reageren, moet hij geduldig en verdraagzaam zijn; Prudentia prijst deze verduldicheit uitvoerig aan. Door wraak te nemen kan hij zich heel wat ellende op de hals halen: men weet immers nooit waar een oorlog eindigt. Verdraagzaamheid is daarentegen een christelijke houding en levert volgens Prudentia alleen maar voordelen op: Want si den menschen sekerlike
in sijn herte maket rike
Beyde van rasten ende van vrede
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Oec wintmen daere mede
Hemelrijc dat es waerGa naar voetnoot64
Een lijdzame houding zorgt voor rust en vrede in het leven van de mens. Maar niet alleen het leven hier en nu wordt er aangenamer op, verdraagzaamheid zorgt er ook voor dat de ziel van de hel wordt gered.Ga naar voetnoot65 Melibeus merkt na dit vrome betoog droogjes op dat een verdraagzame houding heel nobel is, maar dat hij die karaktertrek helaas niet bezit. Hij beweert niet te kunnen slapen als zijn grote woede niet gesmoord wordt in het bloed van de tegenstander. Verdraagzaam en goed zijn is volgens hem voor de dwazen: op die manier ontlopen misdadigers hun straf. Hij roept dan ook nogmaals tot oorlog op.Ga naar voetnoot66 Prudentia weidt vervolgens uitvoerig uit over de rampen die een oorlog kan voortbrengen. Ze vindt het bijzonder dwaas dat Melibeus weigert naar een vreedzame oplossing te zoeken.Ga naar voetnoot67 Hij moet zijn houding veranderen, verdraagzaam en geduldig zijn, anders loopt het slecht met hem af. Zij streeft met andere woorden een morele transformatie bij Melibeus na.Ga naar voetnoot68 Enkel door zijn vijanden welwillend te benaderen, kan hij zich de ware overwinnaar van de strijd noemen. In andere Middelnederlandse moraliserende teksten vormt het geduld en de verdraagzaamheid van een rechter een topos dat regelmatig terugkeert. Dit begrip leunt aan bij de stoïcijnse apathie en schrijft de rechter voor dat hij steeds rustig en geduldig blijft, zelfs al wordt hij onterecht behandeld. Hij moet zijn emoties kunnen beheersen en mag niet uit impuls handelen. Door beschimpingen, leed en haat van zich af te laten glijden, toont hij zich een wijs rechter. Machtige bestuurders uit het verleden werden door een dergelijke houding gekenmerkt. In Dat kaetspel komt deze deugd ter sprake in het hoofdstuk over de paciencien ende ghedoochsamicheden. In de wereld is er veel ellende en degene die als rechter orde in de chaos wil scheppen, wordt daar als eerste mee geconfronteerd. Daarom moet hij verdraagzaam zijn en zich niet te druk maken over de scheldpartijen van zijn tegenstanders. Julius Caesar wordt hier als lichtend voorbeeld aan de lezer voorgehouden. Zoals zoveel mannen op middelbare leeftijd begon hij kaal te worden. Hij had het daar bijzonder moeilijk mee en zocht naar een remedie om de haaruitval tegen te gaan. Op een dag zei een brutale ridder hem het volgende: Het ware betere ende lichtere te makene dat ghy niet calu wesen zout danne het ware te makene dat ghy vrome zout wesen in stryde ende zonder vaer wesen zout in oorloghen van RoomeGa naar voetnoot69 Natuurlijk wist hij dat hij met dit verwijt een gevoelige snaar bij Caesar raakte. Zijn kaalheid was voor hem immers een bron van schaamte en het verwijt dat hij niet dapper genoeg optrad in de strijd, was helemaal uit de lucht gegrepen. Maar Caesar ver- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
droeg dit alles geduldig en ging niet op dit verwijt in. Op die manier toonde hij zijn grootheid.
Naast de verduldicheit speelt ook het motief van de ontfermecheit en de goedertierenheit een hoofdrol in Prudentia's pogingen haar man op andere gedachten te brengen. Zij wil Melibeus aansporen zich met zijn vijanden te verzoenen en hen in een plechtig ritueel genade te schenken.Ga naar voetnoot70 Daarbij moet hij zich welwillend opstellen en medelijden voor zijn tegenstanders betonen. Prudentia citeert Cassiodorus, Seneca en Salomo om Melibeus aan te tonen dat goede koningen, hertogen en prinsen allemaal barmhartig waren. Barmhartig zijn is niet zo zwak als Melibeus denkt, want alleen door een genadevolle houding konden zij hun macht behouden. De zorg voor rust en welvaart in het rijk levert heersers de liefde van het volk op. Maar als een koning wreed en ongenadig is, zal het volk hem willen verstoten en moet hij voor zijn leven vrezen.Ga naar voetnoot71 Een koning is bovendien verplicht om genadevol te handelen. Prudentia illustreert dit aan de hand van de bijenkoning.Ga naar voetnoot72 Alle werkbijen hebben een angel zodat zij hun belagers direct kunnen steken en zich zo kunnen verdedigen. Maar de koning der bijen heeft geen angel. Het is immers zijn taak om verdraagzaam en barmhartig te zijn. Barmhartig oordelen over de vijand levert bovendien lof van God op. Enkel als men zelf vergevingsgezind is, kan men hopen door God vergeven te worden bij het Laatste Oordeel.Ga naar voetnoot73 Het exempel van de bijenkoning wordt ook geciteerd in Dat Kaetspel ghemoraliseert om aan te tonen dat een rechter niet te wreed mag zijn. De auteur van deze tekst meent immers dat de genade deel uitmaakt van de natuur van een rechter, hetgeen de bijenkoning zeer goed illustreert. Aan dit exempel laat hij een ander verhaal vooraf gaan, namelijk de lotgevallen van Phisistratus. Deze hertog had een mooie dochter die aanbeden werd door een jongeling. Hij was zo dol op haar, dat hij haar steeds probeerde te kussen als hij haar op straat tegenkwam. De moeder van het meisje vraagt Phisistratus deze bruut te onthoofden, maar de hertog antwoordt: of wy doen sterven of quaet doen den ghuenen die ons liefhebben ende minnen wat zullen wy dan doen den ghuenen die ons leet hebben ghedaen?Ga naar voetnoot74 Men mag niet straffen om te straffen, maar moet bereid zijn anderen te vergeven. Een rechter moet dus barmhartig zijn, maar al te zacht zijn is ook niet goed. Een al te genadige houding kan er immers voor zorgen dat de Gerechtigheid verdwijnt en geen enkele misdadiger wordt gestraft. De auteur van het Kaetspel verwijst hier naar de Oudtestamentische Elia die zijn zonen niet bestrafte voor hun misdrijf en daar zelf de gevolgen van moest dragen.Ga naar voetnoot75 Anderzijds, zo beklemtoont de auteur, als men te wreed is, zal men ook wreedheid van anderen ondervinden, want: het ghevalt selden dat een wr- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
eet man goeder doot sterft.Ga naar voetnoot76 De rechter moet een balans vinden tussen twee tegengestelde begrippen: strengheid en mildheid. Hij moet streng zijn, maar niet zo streng dat het onmenselijk wordt. Daarnaast moet hij genadevol zijn, zonder daardoor het recht te breken en een misdadiger onterecht vrij te spreken.Ga naar voetnoot77 Ook de Middelnederlandse bewerker van het Scaecspel behandelt het wankele evenwicht tussen strengheid en genade als hij spreekt over de gerechtigheid van een koning. Nadat hij heeft benadrukt dat een koning misdadigers streng moet straffen en niet té mild mag zijn, vraagt hij zich het volgende af: Sal een coninc aldus scerpliken dat recht voeren, hoe zal hi dan met Gode ontfarmhertich mogen weesen?Ga naar voetnoot78 De oplossing die de auteur voor dit dilemma aandraagt, is verrassend. Hij stelt immers dat een koning de misdadigers hard moet aanpakken, maar daar zelf geen plezier aan mag beleven. Meer nog, hij moet zijn medelijden met hen tonen in zijn gelaatsuitdrukking: mit teyken des rouwen van buten.Ga naar voetnoot79 Een rechter zal - net als God - niet de kwade mens haten, maar de kwaadheid die in de mens aanwezig is. Hij zal de kwaadheid berechten, maar medelijden hebben met de misdadiger.Ga naar voetnoot80 Barmhartigheid is met andere woorden een goede eigenschap waarmee de mens de wil van God vervult. Deze deugd moet bij het vellen van een oordeel betrokken worden om ervoor te zorgen dat dit oordeel niet te hard uitvalt. In het geval van Melibeus pleit Prudentia ervoor dat hij verdraagzaam zal zijn en niet over zal gaan tot wraak, hetgeen immers een straf is die alle proporties te boven gaat. Door zich met zijn vijanden te verzoenen, vermijdt Melibeus dat hij hen te zwaar straft en daardoor een spiraal van geweld in gang zet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
5 De eer van Melibeus en de verzoening met zijn vijandenNa de aanval op zijn dochter is Melibeus woedend en schreeuwt hij instinctief om wraak. Hij beschouwt een misdrijf immers nog steeds als een privé-zaak en meent dat hij door hard terug te slaan, de daders het beste straft. Prudentia is het daar niet mee eens. Zij wil dat haar echtgenoot zijn vijanden genade schenkt en hen hun misdrijf vergeeft. De straf moet hij aan een onpartijdige rechter overlaten die een eerlijk oordeel zal vellen. Maar Melibeus geeft zich niet zo gemakkelijk gewonnen. Zijn eergevoel verplicht hem zelf wraak te nemen. Als hij het vonnis aan een rechter overlaat, zal dit negatieve gevolgen hebben voor zijn eigen goede naam: | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Ende ic souds hebben onnere
Dat ic den rechtere bidden soude
Dat hi mi hier af wreken woudeGa naar voetnoot81
Melibeus is duidelijk bang dat hij door niet te wreken als een slappeling zal worden beschouwd. Zijn vijanden zullen dan helemaal geen respect meer voor hem hebben en ook anderen zullen met hem spotten en hem als een dwaas betitelen.Ga naar voetnoot82 Dat Prudentia hem wil overtuigen zijn vijanden genade te schenken, valt dus niet in goede aarde. Melibeus verwijt haar zelfs het volgende: Wildi dat ict [=de wraak] varen late
Sone mindi mijn ere no bateGa naar voetnoot83
Melibeus is dus niet van plan van de wraak af te zien en beklemtoont nogmaals dat hij zelf de misdadigers wil straffen voor hun daden. Alleen op die manier kan hij zijn eer herstellen en zal hij door de anderen hoog worden geacht. Prudentia is echter een heel andere mening toegedaan. Eer is volgens haar helemaal niet verbonden met het nemen van wraak, maar vloeit voort uit een barmhartige houding. Sterker nog, door woedend wraak te nemen, zal Melibeus juist heel belachelijk overkomen. Zij biedt Melibeus een kans om zonder bloedvergieten de zaak tot een goed einde te brengen, maar hij stort zich liever in een uitzichtloze oorlog: dat is toch al te dwaas!Ga naar voetnoot84 Alleen door zijn vijanden te vergeven en zich met hen te verzoenen kan Melibeus eer verwerven.Ga naar voetnoot85 Pas nadat Prudentia Melibeus uitgebreid heeft aangetoond dat hij door af te zien van wraak eer kan verwerven, is hij bereid zich met zijn vijanden te verzoenen. Het eerste argument van Prudentia, namelijk dat hij de zaak aan een rechter moet overlaten, komt niet meer ter sprake.Ga naar voetnoot86 Melibeus kiest voor een persoonlijke confrontatie met zijn tegenstanders. Prudentia fungeert als mediator die tussen Melibeus en zijn vijanden onderhandelt.Ga naar voetnoot87 Deze verzoening verloopt in twee fasen. Eerst gaat Prudentia met de aanvallers spreken. Ze wijst hen op de negatieve gevolgen van de strijd en al het goede dat de vrede brengt. De misdadigers vrezen echter dat Melibeus hen te schande zal maken en zijn macht zal misbruiken. Prudentia verzekert hen echter dat Melibeus hen zal vergeven als ze nederig hun spijt betuigen en hem zullen eren.Ga naar voetnoot88 De vijanden verschijnen dus deemoedig voor Melibeus, zij knielen voor hem, wenen en smeken om vergeving: ze hebben duidelijk berouw. Melibeus belooft dat hij hen zal vergeven en vraagt hen acht dagen later terug te keren. Maar als Prudentia hem daarna vraagt hoe hij het conflict zal beslechten, zegt Melibeus dat hij van plan is de mis- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
dadigers van al hun goederen te beroven en hen voor eeuwig te verbannen.Ga naar voetnoot89 Hier kan zijn echtgenote het natuurlijk niet mee eens zijn. Zij wijst hem op de negatieve gevolgen van een dergelijke straf: Ende waert dat hi dat dade
Dat hi daer na emmermere
Leven soude sonder ere
Want hi soude voert meer na dan
Gheheten sijn een ghierech man.
Ende dat waer een scandelijc name
Voer alle die werelt onbequameGa naar voetnoot90
Melibeus zal zijn goede naam verliezen en als een hebzuchtig heerschap worden beschouwd.Ga naar voetnoot91 Geld en rijkdom wegen niet op tegen het belang van een goede naam. Het is beter je eer te behouden en schatten te verliezen dan andersom te werk te gaan.Ga naar voetnoot92 Prudentia wijst vooral op het feit dat de vijanden van Melibeus zich voor hem hebben vernederd, daarmee hebben ze hem grote eer bewezen: Si hebben u sonder waen
Harde grote ere ghedaen
Mettien dat si met allen
Tuwer wille sijn ghevallenGa naar voetnoot93
Melibeus staat op het punt deze grote eer om te zetten in grote schande. Zijn vijanden hebben zich bijzonder kwetsbaar opgesteld: ze liggen wenend aan zijn voeten. Door hen geen helpende hand te reiken, maar hen streng te straffen, handelt Melibeus onrechtvaardig, hetgeen ten koste zal gaan van zijn goede naam.Ga naar voetnoot94 Dit laatste argument overtuigt Melibeus tenslotte en niet Prudentia's betoog voor zijn zielenheil of zijn lot bij het Laatste Oordeel. Melibeus wil niet in de eerste plaats barmhartig zijn, maar hij streeft een goede naam na. De eer is het doel, in plaats van de wraak als middel te gebruiken om dit doel te bereiken, zal hij nu eer verwerven door genadig te zijn. Als zijn vijanden hem voor een tweede maal voor de voeten vallen en hem om genade smeken, vraagt hij hen op te staan en geeft hij hen de vredeskus. De verzoening van Melibeus en zijn vijanden is geen alleenstaand geval: historisch en antropologisch onderzoek toont aan dat een dergelijke manier van conflictbeheersing in de Middeleeuwen veelvuldig voorkwam. Liever dan wraak te nemen of het oordeel aan een rechter over te laten, werd het conflict door een compromis geregeld. Tijdens een verzoeningsritueel betoonden beide partijen elkaar de nodige eer. Door zichzelf te vernederen, proberen Melibeus' vijanden te voorkomen dat ze worden verbannen of van hun goederen worden beroofd. Dit gebruik, dat in de historische literatuur met deditio wordt aangeduid, erkende de overwinning van de tegenstander en bood hem de gelegenheid op zijn beurt de eer van zijn vijanden te her- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
stellen. Op deze manier werden eerbetuigingen wederzijds uitgewisseld en dat leverde voor beide partijen voordeel op. De overwonnene moest zich dan wel wenend en smekend voor de voeten van zijn tegenstander werpen, maar kon na het onderwerpingsritueel weer met een schone lei beginnen. Maar ook de ‘winnaar’ had voordeel van een dergelijke uitkomst. De deditio bood hem immers de gelegenheid zich als een genadige heer te betonen. Door schande voor zichzelf en voor de tegenstander te voorkomen, kon een langdurige vrede worden gerealiseerd. Melibeus wil de ‘spelregels’ van een dergelijk verzoeningsritueel verbreken door zijn vijanden geen eer te betonen, maar hen te bestraffen. Prudentia wijst hem er terecht op dat hij zo zijn goede naam zal verliezen. Alleen door wederzijds de logica van het ritueel te volgen, kan immers langdurig vrede worden gesloten.Ga naar voetnoot95 Eer en diens tegengestelde schande blijven belangrijke drijfveren van het menselijk handelen, ook nadat het christelijke schuldbesef zijn intrede deed.Ga naar voetnoot96 Prudentia koppelt dit motief aan dat van de verzoening en weet Melibeus daardoor te overtuigen dat hij zijn vijanden dient te vergeven. In andere moraliserend-didactische teksten komt deze expliciete koppeling tussen eer, schande en verzoening niet voor. Verzoeningsrituelen krijgen minder aandacht, omdat de auteurs van dergelijke teksten vooral willen pleiten voor de inschakeling van een onpersoonlijke rechter. Het motief van de genade en het rechtvaardig behandelen van een onderworpen vijand, komt echter wel ter sprake. In het Boec van Sidrac, een Middelnederlandse vertaling van het Franse Livre de Sidrac uit het begin van de 14de eeuw, stelt koning Boctus verschillende vragen aan de wijze Sidrac. Vraag 58 luidt: Sal een mensche hebben ontfermenesse van sinen viant? De wijze antwoordt hierop als volgt. Men zal vergeving krijgen, zelfs als men een kind heeft gedood, op voorwaarde dat men berouw toont en zich zal beteren. De misdadiger moet wel zelf om vergeving smeken. Als deze voorwaarden vervuld zijn, mag men hem genade schenken. God zal bij het Laatste Oordeel immers ook de zondaren vergeven als zij waarlijk berouw tonen.Ga naar voetnoot97 In Dat scaecspel komt de verzoening met de vijand ter sprake bij de uiteenzetting over de ridder. Deze moet zijn vijand kunnen vergeven als de strijd gestreden is. Als zijn tegenstander erkent dat hij overwonnen is en smeekt om genade, is het wel bijzonder wreed om dan nog bloed te laten vloeien.Ga naar voetnoot98 Deze voorbeelden tonen aan dat een vergevingsritueel moet worden ingezet door een onderwerping en een smeekbede van de vijand. Deze moet berouw tonen en het voornemen hebben zich te beteren. Wederkerig eerbetoon is dan ook heel belangrijk: als de vijand zijn schuld bekende en om vergeving smeekt, mag je hem die niet weigeren. Ook de vijanden van Melibeus vielen hun tegenstander wenend voor de voeten. Zij bewezen hem daarmee de nodige eer. Prudentia spoort Melibeus dan ook aan barmhartig op te treden en zijn vijanden te vergeven. Zijn genadevolle reactie op hun | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
smeekbede zorgt ervoor dat Melibeus', naam een positieve weerklank krijgt. Hij profileert zich daarmee als een goede heer, die de vrede nastreeft in plaats van het geweld. | |||||||||||||||||||||||||||||||||
BesluitMag Melibeus wraak nemen? In de Meliboeus. Het boec van troeste ende van rade staat deze vraag centraal. Zelf meent Melibeus dat dit de enige manier is om een conflict op te lossen. Door hard terug te slaan, kan hij zijn vijanden schrik aanjagen en misdadigers in spe op andere gedachten brengen. Op die manier worden zijn macht en zijn eer vergroot en kan hij rust en vrede brengen. Zijn echtgenote Prudentia laat zich echter niet overtuigen door zijn vurig betoog. Door snel en vol woede wraak te nemen, zal Melibeus het conflict alleen maar aanwakkeren in plaats van oplossen. Hij zal zijn tegenstanders immers te zwaar straffen en op die manier tegenwraak oproepen. Zij pleit er dan ook voor dat Melibeus de zaak over zou laten aan een onpartijdige rechter. In plaats van woedend naar de wapens te grijpen, moet Melibeus geduldig zijn en bereid zijn tot vergeving. Haar man wil daar echter niet van horen. Hij wil de schande die hem werd aangedaan zelf wreken en zo zijn eer herstellen. Prudentia wijst hem er echter op dat hij zijn goede naam juist kan vergroten door zijn vijanden in een verzoeningsritueel genade te schenken. Dit laatste argument overtuigt Melibeus en op het einde van het werk verzoent hij zich dan ook met zijn tegenstanders en geeft hen de vredeskus. Het motief van de conflictbeheersing, van de wraak en de rechtspraak komt ook ter sprake in andere Middelnederlandse moraliserend-didactische teksten. In deze werken wordt de specifieke positie van een rechter van commentaar voorzien. Hij is een onpartijdige instantie die op een rustige, beredeneerde manier zijn oordeel vormt. Daarbij zal hij zich niet door woede laten leiden, maar evenmin zal hij al te goed zijn: hij moet immers zorgen dat de misdadiger een straf krijgt die in proportie staat tot het leed dat hij heeft veroorzaakt. Rust, verdraagzaamheid en rechtvaardigheid zijn eigenschappen die deze rechter sieren. Verzoeningsrituelen komen niet zo vaak ter sprake. Toch beklemtonen verscheidene teksten dat men een tegenstander genade moet schenken als hij om vergeving smeekt. Verschillende motieven die in de Meliboeus aan bod komen, worden dus ook in andere moraliserend-didactische werken verbonden met eerlijke rechtspraak en conflictbeheersing. Deze topistiek wordt telkens met andere voorbeelden en in een andere context toegelicht, maar de boodschap is dezelfde: enkel een beredeneerd oordeel dat niet door woede wordt geïnspireerd, kan rechtvaardig zijn. De Meliboeus maakt met andere woorden gebruik van topoi die ook in andere teksten voorkomen. Daarnaast is dit werk ook schatplichtig aan de historische context van verzoening, wraak en rechtspraak. In de tekst vinden we immers een concreet voorbeeld terug van de manier waarop een conflict wordt beheerst. Prudentia's betoog voor de inschakeling van een rechter past in de evolutie die sinds de 12de eeuw in het recht voorkwam: namelijk de opvatting dat de straf voor een misdaad enkel door een professionele rechter kon worden geveld. Melibeus heeft het daar echter bij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
zonder moeilijk mee. Een uitspraak door een rechter is voor hem eigenlijk te onpersoonlijk. Daarom zorgt Prudentia uiteindelijk voor een andere oplossing en ensceneert ze een verzoeningsritueel waarin Melibeus zijn vijanden vergeeft. Studies over de historische praktijk van conflictbeheersing tonen aan dat de persoonlijke aanpak door het slachtoffer nog heel lang de boventoon bleef voeren. Hoewel de overheid ervoor ijverde dat conflicten door professionele rechters zouden worden beslecht en dat deze ambtenaren ex officio zouden optreden tegen misdrijven, blijft de praktijk van wraak en verzoening tot het einde van de Middeleeuwen in voege. In geen enkele andere Middelnederlandse moraliserend-didactische tekst wordt de problematiek van wraak, verzoening en vergeving zo uitgebreid besproken als in de Meliboeus. Het is dan ook een bron die meer aandacht verdient, niet alleen van medioneerlandici, maar ook van historici! | |||||||||||||||||||||||||||||||||
SummaryThough the settlement of disputes in the middle ages has been receiving significant scholarly attention lately, little work has been done on medieval moralizing literature from a perspective focusing on revenge and justice. This article explores the use of these motifs in Middle-Dutch moralizing texts, with a focus on the Meliboeus. Dat boec van troeste ende van rade. Translated from the original Liber consolationis of Albertanus of Brescia, this allegory provides an opportune case to study the nature of conflict resolution. Melibeus, the main character, seeks to avenge a brutal attack on his daughter, and justifies himself by arguing that through vengeance a crime is truly punished and future criminals are deterred from similar acts. Melibeus' wife, Prudentia, does not agree; she is convinced that only an impartial judge should be allowed to condemn the perpetrator of a crime. Especially victims should not take revenge, as their punishment will likely be hasty and without due consideration, and their penalties will be too severe. She councils Melibeus to be patient and willing to forgive his opponents, for if he does not, he will lose his good name. Since Melibeus is particularly keen on restoring his honour, he finally agrees, and the work ends with a solemn ceremony of reconciliation. This article demonstrates that the topics discussed in the Meliboeus can be linked with other moralizing texts as well as with the historical context of conflict resolution.
Adres van de auteur:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|